Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
uitspraak van de meervoudige kamer van 20 december 2017 in de zaak tussen
[eiser] , te [plaats] , eiser,
Procesverloop
Overwegingen
€ 1.204,50 bruto van eiser teruggevorderd en aan eiser een boete opgelegd ter hoogte van
€ 130,-, wegens schending van de inlichtingenverplichting. Eiser heeft tegen deze besluiten van 1 augustus 2013 geen bezwaar gemaakt.
15 september 2014, maar de eerste betaling van het loon is pas voldaan op 4 november 2014. Eiser heeft de loonstroken tevens later ontvangen. Eiser had zodoende geen inzicht in wat er was betaald en op welke periode die betaling zag. Eiser stelt daarom dat hij verweerder zo volledig als mogelijk heeft geïnformeerd met behulp van de informatie die hem op dat moment ter beschikking stond. Van verwijtbaar handelen is daarom geen sprake, aldus eiser.
€ 3.709,60 heeft teruggevorderd. Daarnaast is niet in geschil dat eiser de inlichtingen- verplichting, bedoeld in artikel 25 van de WW, heeft geschonden. Partijen zijn verdeeld over het antwoord op de vraag of, en zo ja, in welke mate dit aan eiser kan worden verweten en daarmee samenhangend over het antwoord op de vraag of verweerder terecht een (passende) boete heeft opgelegd.
24 november 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:3754. Hieruit volgt dat de hoogte van de boete in dit geval dient te worden vastgesteld met toepassing van het recht zoals dat per 1 januari 2017 geldt, waarbij de nadruk meer wordt gelegd op de omstandigheden van het geval.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit, voor zover dat ziet op de opgelegde boete;
- herroept het primaire besluit II;
- stelt de boete vast op € 1.391,10 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel van het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder aan eiser het betaalde griffierecht van € 46,- vergoedt.