ECLI:NL:RBROT:2017:10394

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 december 2017
Publicatiedatum
2 februari 2018
Zaaknummer
C/10/512875 / HA ZA 16-1033
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzegging van kredietfaciliteit door bank en zorgplicht

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 6 december 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen ING Bank N.V. en een gedaagde, die een kredietovereenkomst had afgesloten met de bank. De gedaagde had in 2005 en 2007 kredietovereenkomsten afgesloten, maar kwam in de problemen met het voldoen aan de voorwaarden van deze overeenkomsten. ING heeft de kredietfaciliteit opgezegd omdat de gedaagde de kredietlimiet had overschreden en zijn bedrijfsactiviteiten had beëindigd zonder de kredietfaciliteiten af te lossen. De gedaagde voerde verweer en stelde dat ING onzorgvuldig had gehandeld door brieven naar een onjuist adres te sturen en dat de opzegging van de kredietrelatie niet gerechtvaardigd was. De rechtbank oordeelde dat ING gerechtigd was om de kredietfaciliteiten op te zeggen op basis van de contractuele bepalingen en dat er geen schending van de zorgplicht had plaatsgevonden. De rechtbank heeft de vorderingen van ING toegewezen, inclusief de hoofdsom, rente en buitengerechtelijke incassokosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team haven en handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/512875 / HA ZA 16-1033
Vonnis van 6 december 2017
in de zaak van
de naamloze vennootschap
ING BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. M.S. van Knippenberg te Enschede.
Partijen zullen hierna ING en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 4 oktober 2016, met producties en beslagstukken;
  • de conclusie van antwoord van 18 januari 2017, met producties;
  • de oproepingsbrief van de rechtbank van 19 april 2017;
  • het proces-verbaal van comparitie gehouden op 22 mei 2017;
  • de comparitie aantekeningen van mr. Smits;
  • de notitie ter comparitie van mr. Van Knippenberg;
  • de akte uitlating van [gedaagde] van 7 juni 2017;
  • de antwoordakte van ING van 5 juli 2017.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van de in zoverre niet weersproken inhoud van de producties, staat tussen partijen het volgende vast.
2.2.
ING is in 2005 met (de eenmanszaak van) [gedaagde] een kredietovereenkomst aangegaan geregistreerd onder rekeningnummer [rekeningnummer] (hierna: de 2005 overeenkomst). In 2007 is ING (althans haar rechtsvoorgangster Postbank N.V.) met [gedaagde] een kredietovereenkomst aangegaan geregistreerd onder rekeningnummer [rekeningnummer] (hierna: de 2007 overeenkomst; samen met de 2005 overeenkomst ook: de kredietovereenkomsten). In de kredietovereenkomsten is onder andere het volgende opgenomen.
[2005 overeenkomst]
[…]
Kredietlimiet 18.000,00 EUR
Rekeningnummer [rekeningnummer]
Debetrente 3,00% per jaar boven de ING-Basisrente, zoals door ons in de landelijke dagbladen gepubliceerd (thans 2,75%).
[…]
Overschrijdingsprovisie Overschrijding van de kredietlimiet zonder onze toestemming is niet toegestaan. Mocht u door omstandigheden toch de kredietlimiet overschrijden, dan betaalt u overschrijdingsprovisie.
Deze provisie wordt per dag berekend en bedraagt 0,75 % per maand over het bedrag van de overschrijding.
[…]
[2007 overeenkomst]
[…]
Kredietlimiet (nieuw): EUR 10.000,00
Rekeningnummer: [rekeningnummer] .
Looptijd: Onbepaalde tijd, door de Kredietnemer en Kredietgever dagelijks opzegbaar.
Limietverlaging: De Kredietlimiet kan periodiek worden herzien op basis van de bij de
Kredietgever beschikbare gegevens.
Debetrente: 4,4% per jaar boven de Postbank Basisrente (thans 4,95%) met een
minimum van 6,0% per jaar.
Kredietprovisie: Bedraagt 0% (wijzigingen worden voorbehouden).
Overschrijdingsprovisie: Overschrijding van de Kredietlimiet is niet toegestaan. Indien de Kredietlimiet wordt overschreden betaalt de Kredietnemer 0,75% per
maand over het gemiddelde bedrag waarmee de Kredietlimiet wordt
overschreden.
[…]
2.3.
In artikel 6 van het bij de 2005 overeenkomst behorende clausuleblad is het volgende opgenomen.
Het saldo van het krediet in rekening-courant en het gehele bedrag van het middellang krediet of het nog niet afgeloste gedeelte daarvan, is met de verschuldigde en lopende rente en de nog verschuldigde provisies en boeten terstond en opeens opeisbaar zonder dat enige ingebrekestelling in welke vorm dan ook is vereist:
[…]
6.c Indien de kredietnemer enigerlei verplichting jegens de bank uit hoofde van deze overeenkomst of enige andere met de bank gesloten overeenkomst al of niet in verband daarmee niet, niet tijdig of niet volledig is nagekomen of indien een door de bank aan een onderneming, behorende tot het concern waarvan geldnemer deel uitmaakt, verstrekte financiering wordt opgeëist;
6. d In geval van beëindiging of aanmerkelijke wijziging van de bedrijfs- of beroepsactiviteiten of van enigerlei fusie met, of overname van de kredietnemer door een derde, of van enigerlei splitsing, of van het besluit van de kredietnemer daartoe;
[…]
2.4.
In het ter comparitie overgelegde artikel 11.1 van de Algemene Bepalingen van Kredietverlening (hierna: de ABK) is het volgende opgenomen:
De kredietfaciliteit eindigt automatisch en alle bedragen die uit hoofde van de Overeenkomst zijn verschuldigd, zijn terstond en ineens opeisbaar zonder dat enige ingebrekestelling is vereist, indien één van de volgende gebeurtenissen zich voordoet.
a. de Kredietnemer komt een aflossings- rente- of andere verplichting uit hoofde van de Overeenkomst, of enige andere met de Bank gesloten overeenkomst niet, niet tijdig of niet behoorlijk na;
[…]
f. de Kredietnemer beëindigt zijn bedrijfs- of beroepsactiviteiten of wijzigt zijn bedrijfs- of beroepsactiviteiten aanmerkelijk of de Kredietnemer verhuurt alle of een belangrijk deel van zijn activa of de Kredietnemer fuseert of besluit te fuseren dan wel splitst of besluit te splitsen of de Kredietnemer wordt overgenomen door een derde;
[…]
2.5.
Blijkens brieven van ING aan [gedaagde] van 4 oktober 2013 en 21 november 2013 heeft ING een adreswijziging ontvangen en verwerkt ten aanzien van de onderneming van [gedaagde] . Op de brieven staat het adres [adres en woonplaats] vermeld.
2.6.
In twee brieven gedateerd 5 mei 2014 en 3 juni 2014 wijst ING op een kredietoverschrijding van een van de zakelijke rekeningen van [gedaagde] . Op de brieven staat het adres [adres en woonplaats] vermeld.
2.7.
ING heeft [gedaagde] per brief van 1 juli 2014, onder andere het volgende laten weten.
[…]
Op 02/06/2014 heeft u van ons een brief gekregen over de overschrijding op uw Zakelijke
Rekening. Wij hebben u gevraagd deze overschrijding aan te vullen. Helaas blijkt dat u nog
steeds een overschrijding heeft. Wij hebben uw dossier daarom overgedragen aan Vesting
Finance Fiditon. Hieronder leest u welke gevolgen dit heeft
Wat betekent dit voor uw Zakelijke Rekening?
Uw Zakelijke Rekening wordt geblokkeerd voor uitgaand betalingsverkeer. U kunt nog wel
geld overmaken naar deze rekening, meer niet meer opnemen.
[…]
2.8.
ING heeft [gedaagde] per brief van 20 maart 2014, onder andere het volgende laten weten.
[…]
‘Onderwerp
Uw Werkkapitaalkrediet van € 10.000,00 op Zakelijke Rekening [rekeningnummer]
Uw Werkkapitaalkrediet van € 18.000,00 op Zakelijke Rekening [rekeningnummer]
Geachte relatie,
U heeft een Werkkapitaalkrediet bij de ING met rekeningnummer [rekeningnummer] en
rekeningnummer [rekeningnummer] . Bij de periodieke beoordeling van het krediet is
gebleken uw bedrijf niet meer staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel (KvK).
Wij hebben u hierover gebeld op 11 maart 2014 en 12 maart 2014. Helaas is het niet gelukt om u te bereiken.
Wat moet u doen?
Om een zakelijk krediet te kunnen behouden, moet een bedrijf staan ingeschreven bij de KvK
Wilt u ons zo snel mogelijk, maar uiterlijk 2 april 2014 bellen op telefoonnummer
020-22 88822 om te laten weten of bovenstaande juist is?
Belangrijk om te weten
Wij maken u erop attent dat wij op basis van de kredietvoorwaarden het werkkapitaalkrediet
mogen opzeggen als uw bedrijf niet meer staat ingeschreven bij de KvK.
[…]’
2.9.
Vesting Finance Fidition (hierna: Fidition) heeft namens ING [gedaagde] een brief gedateerd 29 juli 2014 gestuurd, waarin onder ander het volgende is opgenomen.
‘[…]
Geachte heer [gedaagde] ,
Hiermee delen wij u mede dat de ING uw (digitale) kredietdossier voor verdere afwikkeling aan ons
bedrijf heeft overgedragen. Overdracht vond plaats op grond van de volgende gebeurtenis(sen):
• Uw betaalrekening onder nummer [rekeningnummer] en rekening
[rekeningnummer] vertoonde sedert geruime tijd een niet toegestane overschrijding
van de verleende kredietlimiet. Ondanks meerdere verzoeken van de ING heeft er geen
tijdige aanzuivering plaatsgevonden. Momenteel vertonen zowel rekening
[rekeningnummer] als rekening [rekeningnummer] wederom een niet toegestane
overschrijding van de kredietlimiet
• Uit een recent uittreksel uit het handelsregister s gebleken dat u de bedrijfsactiviteiten van
[gedaagde] per 1 januari 2014 heeft beëindigd, zonder dat daarbij algehele aflossing van
de door de ING verleende kredietfaciliteit heeft plaatsgevonden.
• Voorts is door de ING geconstateerd dat er geen of nauwelijks omzet over uw zakelijke
rekening [rekeningnummer] bij de ING plaatsvindt.
Overeenkomstig de Algemene Bepalingen van Kredietverlening, In het bijzonder artikel 11.1, is
hiermee de kredietverlening automatisch geëindigd en ineens opeisbaar zonder dat daarvoor enige
ingebrekestelling is vereist. Om die redenen zijn wij namens de ING genoodzaakt om de aan u
verleende kredietfaciliteit bij dezen en met onmiddellijke ingang op te zeggen.
[…]
Wij verzoeken -en voor zover nodig sommeren- u de opeisbare vordering, per heden groot
€ 28.435,93 voor 9 september 2014, dat wil zeggen exclusief de tot de datum van aflossing vervallen
renten, provisies en kosten, te voldoen op rekening [rekeningnummer] ten name van [gedaagde]
.
Indien er uiterlijk op 9 september 2014 geen algehele aflossing dan wel een concreet
betalingsvoorstel onderbouwd met financiële gegevens en bijbehorende bewijsstukken is ontvangen,
behouden wij ons alle rechten voor om zonder verdere aankondiging nadere (rechts-) maatregelen te
nemen. Alle hieruit voortvloeiende kosten komen In dat geval geheel voor uw rekening.
[…]’
2.10.
Bij brieven van 17 december 2014 en 29 januari 2015, heeft Fiditon aan [gedaagde] verzocht om gespecificeerde (financiële) gegevens aan te leveren ten behoeve van (de beoordeling van een voorstel voor) een betalingsregeling.
2.11.
Bij brieven van 24 augustus 2015 en 21 september 2015 heeft Fiditon [gedaagde] laten weten dat ING niet akkoord gaat met een door [gedaagde] gedaan voorstel van betaling van € 6.000 door [gedaagde] aan ING tegen finale kwijting. De brieven bevatten onder andere de volgende passages.
[brief van 24 augustus 2015]
‘[…] Gezien het feit dat uw voorstel ter finale kwijting onvoldoende met financiële gegevens/bewijsstukken werd onderbouwd, het accepteren van een voorstel ter finale kwijting ons inziens geen structurele oplossing voor u is, het aangeboden bedrag niet in verhouding staat met het openstaande saldo en er overwaarde op uw onroerend goed aanwezig is, hebben wij uw voorstel ter finale kwijting niet in behandeling kunnen nemen.
Zodoende hebben wij u meerdere malen verzocht om ons een concreet onderbouwd maandelijks
betalingsvoorstel te doen toekomen. Tot op heden hebben wij geen concreet maandelijks
aflossingsvoorstel, onderbouwd met financiële gegevens, van u mogen ontvangen. U blijft bij uw
voorstel ter finale kwijting ad € 6.000,-, welke niet met financiële gegevens onderbouwd wordt.
Zodoende hebben wij u op 7 juli 2015 een schrijven doen toekomen met de vraag of u bereid bent om
bij ons op kantoor in Amsterdam te komen voor een persoonlijk onderhoud om te bezien of wij
gezamenlijk tot een oplossing kunnen komen. Daarnaast hebben wij u gevraagd of er actuele cijfers
(jaarcijfers en aangifte inkomstenbelasting) gereed zijn. Hierop heeft u ons medegedeeld dat u de
afwikkeling van deze zaak op dit moment schriftelijk wenst af te handelen, Gelet op uw
werkzaamheden zou persoonlijk onderhoud op ons kantoor geen optie zijn. Op de vraag of er actuele cijfers gereed zijn, heeft u geen antwoord gegeven.
[…]’
[brief van 21 september 2015]
‘[…] Wij hebben u aangegeven dat onze opdrachtgever geen genoegen meer kan nemen met de huidige situatie. Uw kredietfaciliteit is al op 29 juli 2014 opgezegd en opgeëist en tot op heden hebben wij geen concreet onderbouwd maandelijks betalingsvoorstel ontvangen en worden er geen structurele aflossingen gedaan. Doordat er al geruime tijd geen structurele aflossingen worden gedaan loopt devordering alleen maar op.
Zoals aangegeven zijn wij thans genoodzaakt verdere rechtsmaatregelen te nemen. U kunt dit nog
voorkomen door het totale verschuldigde bedrag ad. € 31.190,97, dat wil zeggen exclusief de tot de
datum van aflossing vervallen renten, provisies en kosten, uiterlijk 28 september 2015 te voldoen
op rekening [rekeningnummer] ten name van [gedaagde] .
[…]’
2.12.
Bij brief van 3 november 2015 schrijft Fidition aan [gedaagde] onder meer:
‘[…]
In navolging op ons schrijven d.d. 21 september 2015 berichten wij u als volgt. Naar aanleiding van uw e-mail d.d. 28 september 2015 hebben wij op 30 oktober 2015, 2 november 2015 en 3 november 2015 getracht u telefonisch te bereiken om de inhoud van uw e-mail te bespreken met het doel om alsnog tot een oplossing te komen. Helaas is het ons niet gelukt u te bereiken. Derhalve verzoeken wij u binnen vijf werkdagen telefonisch contact met ons op te nemen
[…].
2.13.
Bij brief van 5 juli 2016 schrijft Fidition aan [gedaagde] onder meer:
‘[…]
Ondanks dat wij van mening zijn dat het kredietdossier terecht van de ING Bank aan Vesting Finance
Fiditon is overgedragen en dat de ING Bank nimmer stukken heeft ontvangen ter beoordeling van een
eventuele juridische omzetting zijn wij wel bereid om u nog eenmaal een voorstel te doen om uit deze
impasse te geraken. Om uit de impasse te raken zijn wij bereid de ING Bank te verzoeken de
juridische omzetting alsnog te beoordelen mits u, binnen 14 dagen na heden, de volgende stukken
alsnog aanlevert.
[…]’
2.14.
Bij brief van 12 augustus 2016 schrijft Fiditon aan [gedaagde] onder meer:
‘[…] Om toch uit deze impasse te geraken en enkel en alleen om deze reden, hebben wij u verzocht stukken aan te leveren en de overstand aan te zuiveren, waarna wij uw verzoek nogmaals zouden kunnen voorleggen aan de ING Bank.
In uw schrijven stelt u hier geen gebruik van te willen maken en vast te willen houden aan uw
verzoek van 22 februari 2016 zijnde algehele kwijting. Zoals u zult begrijpen kan de ING Bank hier niet mee akkoord gaan. Uitgangspunt hierbij is dat u met de ING Bank een leningsovereenkomst bent aangegaan en gelden heeft ontvangen welke u uiteindelijk terug zult moeten betalen. Wij herhalen hierbij uitdrukkelijk nogmaals het door ons gedane voorstel, onder voorbehoud van alle rechten en weren.
U kunt ons uiterlijk 29 augustus 2016 alsnog de onderstaande stukken toe sturen en een bedrag van € 5.367,75 (uitgaande van een totale kredietlimiet van € 28.000,00) voldoen op uw rekening
[rekeningnummer] ten name van [gedaagde]
[…]
Indien de gestelde termijn niet haalbaar voor u is zal u voor het einde van deze termijn gemotiveerd dienen aan te geven waarom deze termijn niet haalbaar is alsmede dient u een termijn te stellen welke wel haalbaar is.
[…]’

3.Het geschil

3.1.
ING vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] ‘te veroordelen om aan ING te voldoen een bedrag van € 33.568,88, te vermeerderen met de contractuele rente over dit bedrag vanaf 15 september 2016, althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, en voorts een bedrag van € 1.110,88 aan buitengerechtelijke incassokosten, een en ander met veroordeling van gedaagde in de kosten van dit geding, de kosten van beslag daaronder begrepen.’
3.2.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen met veroordeling van ING in de kosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
ING grondt haar vorderingen op nakoming van de kredietovereenkomsten. Zij heeft aangevoerd dat zij medio 2014 heeft geconstateerd dat de (bij de kredietovereenkomsten behorende) rekeningen sinds geruime tijd een niet toegestane overschrijding van het kredietlimiet vertoonden en dat voorts geen of nauwelijks omzet over de rekening met nummer [rekeningnummer] plaatsvond. Daarnaast bleek [gedaagde] sinds 1 januari 2014 zijn bedrijfsactiviteiten te hebben beëindigd, zonder dat daarbij algehele aflossing van de kredietfaciliteiten had plaatsgevonden. Op grond van die constateringen heeft Fiditon namens ING bij de brief van 29 juli 2014 de kredietfaciliteiten opgezegd en de kredietlimiet teruggebracht tot nihil.
4.2.
[gedaagde] voert (samengevat) het volgende aan.
4.2.1.
ING heeft onzorgvuldig gehandeld door brieven ten aanzien van de kredietoverschrijding te verzenden naar een onjuist correspondentieadres, waarvan bekend is dat [gedaagde] daar geen correspondentie meer op kan ontvangen.
4.2.2.
De beëindiging van het krediet door ING en het niet verwerken door ING van de omzetting van de eenmanszaak van [gedaagde] in een vennootschap onder firma zijn de voornaamste redenen dat er geen omzet meer via de rekening kon lopen. Daarmee heeft ING deze omstandigheid zelf veroorzaakt en dient deze niet voor rekening of risico van [gedaagde] te komen. Evenmin kan het de opzegging van de kredietrelatie rechtvaardigen.
4.2.3.
ING heeft met de opzegging van de kredietrelatie met [gedaagde] gekozen voor een te zwaar middel. Ten tijde van de opzegging namens ING was er slechts sprake van een geringe overschrijding, terwijl uit de correspondentie met ING en Fiditon blijkt dat [gedaagde] oplossingsgericht is, openheid van zaken betracht en zich volledig inzet. ING had eerst kunnen kiezen voor het vorderen van een - in de kredietovereenkomsten opgenomen - overschrijdingsprovisie van 0,75% per maand over het bedrag van de overschrijding.
4.2.4.
In het licht van die feiten en omstandigheden had ING de kredietrelatie niet op mogen zeggen. De opzegging door ING kan niet in stand blijven en zij dient het krediet van [gedaagde] voort te zetten, in ieder geval gedurende een redelijke termijn.
4.3.
Indien enig bedrag aan ING wordt toegewezen, dan beroept [gedaagde] zich op opschorting ten behoeve van verrekening van de door hem geleden schade ten gevolge van het onzorgvuldig handelen van ING. [gedaagde] wordt nu gedwongen in een zeer kort tijdsbestek het volledige krediet te voldoen. Tevens worden naast de kredietbedragen rente en kosten gevorderd, welke niet verschuldigd zouden zijn geweest, als ING deze drastische maatregel achterwege had gelaten.
4.4.
De rechtbank overweegt als volgt.
4.4.1.
[gedaagde] heeft gesteld dat beëindiging van het krediet door ING en het niet verwerken door ING van de omzetting van Kooijmans eenmanszaak in een vennootschap onder firma de voornaamste redenen zijn dat er geen omzet meer via de rekening kon lopen. De rechtbank stelt vast dat in de brief van 29 juli 2014 (zie 2.9) wordt gesteld dat er ‘geen of nauwelijks omzet over uw zakelijke rekening [ [rekeningnummer] ] plaatsvindt’. Bij diezelfde brief wordt het krediet opgezegd. Die opzegging kan daarmee niet hebben bijgedragen aan het niet plaatsvinden van omzet waaraan gerefereerd wordt. Voorts oordeelt de rechtbank dat - wat er ook zij van de melding door [gedaagde] aan ING dat hij zijn eenmanszaak had omgezet - zonder nadere toelichting, welke ontbreekt, niet valt in te zien waarom de omzetting er toe zou moeten leiden dat er geen omzet meer via de rekening kon lopen. Ter comparitie heeft ING - onbetwist - verklaard dat de rekening na de omzetting nog gewoon gebruikt kon worden.
4.4.2.
ING heeft ter comparitie aangevoerd dat artikel 6 van het clausuleblad bij de 2005 overeenkomst ING de mogelijkheid geeft de kredietfaciliteit op te zeggen (onder andere) indien de kredietlimiet wordt overschreden. [gedaagde] heeft dat niet betwist. [gedaagde] heeft evenmin betwist dat de ABK van toepassing zijn op de 2007 overeenkomst. Wel voert hij bij zijn akte van 7 juni 2017 aan dat het beroep van ING op bepaling 11.1 van de ABK onvoldoende is geconcretiseerd, omdat niet duidelijk is op welke van de 17 subbepalingen daarvan ING heeft gedoeld. De rechtbank gaat daar niet in mee. Anders dan [gedaagde] stelt, heeft (Fiditon namens) ING in de brief van 29 juli 2014 verwezen naar de specifieke gebeurtenissen die haar aanleiding hebben gegeven tot de opzegging.
Het bovenstaande betekent dat ING - naar de letter van de kredietovereenkomsten - gerechtigd was de kredietfaciliteiten op te zeggen.
4.4.3.
[gedaagde] heeft zich voorts verweerd met een beroep op de verschuldigde zorgplicht van ING jegens [gedaagde] en gesteld dat de beëindiging van de kredietrelatie naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was. [gedaagde] heeft in dit verband aangevoerd dat de opzegging niet in stand kan blijven omdat ING onzorgvuldig heeft gehandeld, op de wijze zoals hiervoor onder 4.2.1 tot en met 4.2.3 aangegeven.
De rechtbank overweegt dat de - met de in rechtsverhouding tussen partijen geldende redelijkheid en billijkheid samenhangende - zorgplicht van de bank met zich brengt dat indien het uitoefenen van de bevoegdheid van ING om de kredietovereenkomsten op te zeggen in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, ING niet gerechtigd zou zijn de kredietovereenkomst op te zeggen.
4.4.4.
De rechtbank oordeelt dat ING haar zorgplicht niet heeft geschonden.
ING heeft - onbetwist - gesteld dat [gedaagde] medio 2014 sinds geruime tijd op beide rekeningen de kredietlimiet had overschreden, en dat nadat [gedaagde] de rekeningen na de brief van 1 juli 2014 weer had aangezuiverd, hij na vier dagen de limieten weer overschreed. In die situatie mocht ING de kredietfaciliteiten in beginsel opzeggen, ook zonder eerst toepassing te hebben gegeven aan de bevoegdheid overschrijdingsprovisie te innen. Het niet ontvangen door [gedaagde] van de brieven van 5 mei 2014 en 3 juni 2014, wat daar ook van zij, maakt dit niet anders. [gedaagde] was met de brieven van 20 maart 2014 en 1 juli 2014 voldoende gewaarschuwd dat ING overwoog maatregelen te nemen naar aanleiding van het niet langer ingeschreven staan van het bedrijf van [gedaagde] bij de Kamer van Koophandel en de overschrijding van het krediet. De naar aanleiding daarvan door [gedaagde] naar eigen zeggen ondernomen acties zijn onvoldoende om te oordelen dat ING de aangekondigde opzegging niet door mocht zetten. Het had op de weg van [gedaagde] gelegen om - zeker - na de brief van 1 juli 2014 de tekorten aan te vullen en aangevuld te houden, dan wel met (Fidition namens) ING een nadere afspraak te maken. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] in de periode 1 juli 2014 tot de opzegging per 29 juli 2014 daartoe pogingen heeft ondernomen. Evenmin heeft [gedaagde] vóór 29 juli 2014 aan ING doorgegeven dat hij zijn eenmanszaak zou omzetten of had omgezet in een vennootschap onder firma. Een enkele onsuccesvolle poging - wat daar ook van zij - een medewerker van ING daarover telefonisch te spreken is in dat verband niet voldoende.
Bij de beoordeling van het handelen van ING heeft de rechtbank voorts meegewogen dat ING vanaf de opzegging gedurende lange tijd [gedaagde] de mogelijkheid heeft gegeven om tot een betalingsregeling te komen. ING heeft met dat doel, getuige de brieven aangehaald in 2.10 tot en met 2.14, waarvan de inhoud door [gedaagde] niet is betwist, meerdere keren gevraagd om financiële gegevens ten behoeve van een betalingsregeling en overleg. [gedaagde] heeft die gegevens niet (volledig) aangeleverd omdat, zo blijkt ook uit zijn verklaring ter comparitie, hij het niet eens was met de opzegging en geen afbetalingsregeling wilde. In dat licht kan [gedaagde] ING niet verwijten dat hij het uitstaande bedrag in een keer moet betalen.
4.4.5.
Ter comparitie heeft [gedaagde] eveneens een beroep gedaan op de in de artikel 2 van de ABK opgenomen zorgplicht. De rechtbank oordeelt dat op basis van hetgeen hiervoor in 4.4.4 is overwogen ook een beroep op schending van die, contractuele, zorgplicht niet opgaat.
4.4.6.
Het bovenstaande in aanmerking nemend is er geen grond om de door [gedaagde] gestelde schade, wat daar ook van zij, toe te rekenen aan ING, zodat er voor verrekening met een aan ING verschuldigd bedrag geen plaats is.
4.5.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de gevorderde hoofdsom van € 33.568,88, nu de hoogte daarvan niet wordt betwist door [gedaagde] , moet worden toegewezen. Daarnaast heeft ING vergoeding van de contractuele rente over dat bedrag, vanaf 15 september 2016, gevorderd. Nu [gedaagde] ook op dit punt geen verweer heeft gevoerd, kan de contractuele rente in beginsel worden toegewezen. ING heeft de hoogte van de contractuele rente echter niet gespecificeerd, noch kan deze uit de overgelegde stukken worden afgeleid, omdat de betreffende bepalingen in de 2005 overeenkomst en de 2007 overeenkomst niet met elkaar overeenkomen en de hoofdsom niet is uitgesplitst naar overeenkomst.
De betreffende bepaling in de 2005 overeenkomst luidt (zie 2.2)
‘Debetrente 3,00 % per jaar boven de ING-Basisrente, zoals door ons in de landelijke dagbladen gepubliceerd (thans 2,75%).’
De betreffende bepaling in de 2007 overeenkomst luidt (zie 2.2)
‘Debetrente: 4,4% per jaar boven de Postbank Basisrente (thans 4,95%) met een minimum van 6,0% per jaar.’
Hieruit volgt dat de verschuldigde rente over de hoofdsom tenminste 3,00% per jaar bedraagt. Dit is dan ook het rentepercentage dat de rechtbank toe zal kennen.
4.6.
ING vordert vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten en heeft verscheidene incassobrieven overgelegd. [gedaagde] betwist de noodzaak van het sturen van incassobrieven, maar betwist niet dat deze gestuurd zijn. Daarmee is vast komen te staan dat er buitengerechtelijke incassowerkzaamheden verricht zijn. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
4.7.
ING vordert [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. [gedaagde] heeft de hoogte van de kosten niet betwist. Deze vordering is gelet op het bepaalde in art. 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden begroot op € 250,14 voor verschotten en € 579,00 voor salaris advocaat (1 rekest x € 579).
4.8.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van ING worden begroot op:
- dagvaarding € 96,02
- griffierecht € 1.929,00
- salaris advocaat €
1.158,00(2 punt × tarief € 579)
Totaal € 3.183,02

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan ING te betalen een bedrag van € 33.568,88 (drieëndertigduizend vijfhonderdachtenzestig euro en achtentachtig eurocent), vermeerderd met een contractuele rente van 3,00 procent per jaar over het bedrag van € 33.568,88 met ingang van 15 september 2016 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan ING te betalen een bedrag van € 1.110,88 ter zake van buitengerechtelijke incassokosten,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan ING te betalen een bedrag van € 829,14 ter zake van beslagkosten,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van ING tot op heden begroot op € 3.183,02,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Volker en in het openbaar uitgesproken op 6 december 2017.
2221/1729