5.1.1.Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak van genoemde feiten bepleit, omdat niet kan worden bewezen dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de in de woning aangetroffen goederen zoals ten laste gelegd noch de beschikkingsmacht had over deze goederen. Ook kan telkens niet worden bewezen dat er sprake is van ‘tezamen en in vereniging’ (medeplegen).
De verdachte heeft verklaard (kort samengevat):
- dat hij vanaf 2011 staat ingeschreven op het adres [adres verdachte] ;
- dat hij op [pleegdatum] de officiële huurder was van [adres verdachte] maar dat hij niets wist van
de aanwezigheid van de in woning aangetroffen goederen;
- dat hij de goederen niet kent, dat de goederen niet zijn eigendom zijn en dat hij op 10 mei
2016 niet in de woning is geweest;
- dat hij vanaf 1 mei 2016 de woning voor enkele maanden had onderverhuurd aan
[naam] / [naam] voor € 250,-- per week;
- dat de ‘onderhuurovereenkomst’ mondeling met [naam] / [naam] is gemaakt;
- dat hij de twee enige sleutels van de woning aan [naam] / [naam] heeft gegeven;
- dat hij vanaf 1 tot en met [pleegdatum] niet meer in de woning is geweest;
- dat zijn meubels en persoonlijke spullen (waaronder zijn paspoort) nog in de woning
aanwezig waren;
- dat [naam] / [naam] een lange, donkere Surinaams/Antilliaanse man is van 35/ [kalibermaat 1] jaar;
- dat hij [naam] / [naam] alleen kent uit de buurt, dat hij zijn achternaam niet weet en dat hij niet
weet waar hij woont;
- dat hij met [naam] / [naam] had afgesproken om wekelijks de huur op te komen halen waarbij hij de woning mocht controleren, omdat hij er rekening mee hield dat er mogelijk door [naam] een hennepkwekerij zou worden opgebouwd;
- dat [naam] niet dezelfde persoon is als de [naam] die in het dossier wordt genoemd en dat de [naam] die zijn woning heeft gehuurd ten tijde van de aanhouding niet in woning [adres medeverdachte] aanwezig was.
5.1.3.Beoordeling
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft de rechtbank de navolgende feiten en omstandigheden vastgesteld.
In woning [adres verdachte] zijn op [pleegdatum] de onder 6 en 7 ten laste gelegde goederen aangetroffen alsmede een deel van het geld zoals onder 5 ten laste is gelegd. De verdovende middelen (feit 6) zijn aangetroffen in het washok. De wapens en de munitie (feit 7) zijn aangetroffen in de keuken en het geld (feit 5) is aangetroffen in de slaapkamer en het washok. Dit zijn plaatsen in een woning die bestemd zijn voor normaal en alledaags gebruik. Daarnaast heeft de verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij vanaf 2011 staat ingeschreven op het adres [adres verdachte] en dat hij op [pleegdatum] de officiële huurder was van [adres verdachte] .
Gelet op de vorenstaande feiten en omstandigheden mag van de verdachte een verklaring worden verlangd voor de aanwezigheid van deze goederen in zijn woning.
De verdachte bevindt zich sinds 11 mei 2016 in voorarrest en heeft zich steeds beroepen op het hem toekomende zwijgrecht. Eerst op de terechtzitting van 14 februari 2017 heeft hij een verklaring afgelegd over de situatie van [adres verdachte] op [pleegdatum] en (het ontbreken van) zijn wetenschap met betrekking tot de in deze woning aangetroffen goederen. Het afleggen van een verklaring in een zo laat stadium, hetgeen overigens verdachtes recht is, kan betekenen dat bepaalde feiten en omstandigheden niet meer kunnen worden geverifieerd. Dat risico komt in dat geval geheel en al voor rekening van de verdediging.
De rechtbank is van oordeel dat hetgeen de verdachte heeft verklaard over de (onder)verhuur van zijn woning, zoals hiervoor onder 5.1.1. is weergegeven, vaag, schimmig en onlogisch is en op geen enkele wijze wordt ondersteund of onderbouwd door schriftelijke stukken noch door enige getuigenverklaring(en). Dit maakt dat de verklaring van de verdachte niet verifieerbaar is. De rechtbank acht bovendien niet geloofwaardig dat de verdachte strikt persoonlijke goederen zoals zijn paspoort geruime tijd in de woning heeft achtergelaten bij een huurder van wie hij geen concrete gegevens heeft en die hij zegt niet te vertrouwen omdat deze misschien een hennepkwekerij zou willen beginnen. Daar komt nog bij dat verdachtes verklaring tenminste gedeeltelijk wordt weerlegd door het feit dat op één van de in [adres verdachte] aangetroffen wapens DNA-materiaal van de verdachte is aangetroffen.
De rechtbank acht de verklaring van de verdachte dan ook onaannemelijk en ongeloofwaardig. Niet uitgesloten is dat deze verklaring is afgestemd op de inhoud van het dossier. Een aanwijzing hiervoor is het feit dat de verdachte heeft verklaard dat de ‘ [naam] ’ die zijn woning zou hebben gehuurd een andere [naam] is dan de persoon met dezelfde naam die in relatie tot de activiteiten in en rond de woning [adres medeverdachte] door medeverdachten wordt genoemd, terwijl de raadsman van de verdachte in zijn pleidooi heeft gesteld dat het om dezelfde persoon zou gaan. De rechtbank legt de verklaring van de verdachte dan ook terzijde. Nu de verdachte op [pleegdatum] de huurder was van de woning en niet aannemelijk is geworden dat een ander de gebruiker van de woning was en hij evenmin een andere redelijke verklaring heeft gegeven voor de aanwezigheid van de aangetroffen goederen in [adres verdachte] , kan de rechtbank uit alle feiten en omstandigheden niet anders afleiden dan dat de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van de in [adres verdachte] aangetroffen goederen.
De verdachte had dan ook wetenschap van en opzet op de aanwezigheid van verdovende middelen in de woning (feit 6) en wetenschap van en opzet op het voorhanden hebben van wapens en munitie (feit 7) in de woning. Bovendien had hij als huurder en gebruiker van de woning de beschikkingsmacht over de genoemde goederen.
De rechtbank acht niet bewezen dat er sprake is van medeplegen.
Met betrekking tot feit 5 overweegt de rechtbank dat de verdachte weliswaar het geld heeft verworven en voorhanden heeft gehad en dat het, gelet op de vastgestelde feiten en omstandigheden, aannemelijk is dat het afkomstig is van een door hem zelf gepleegde misdrijf of misdrijven. Echter, niet kan worden vastgesteld dat de verdachte handelingen heeft verricht waardoor hij het geld heeft verhuld/verborgen.