ECLI:NL:RBROT:2017:1998

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 maart 2017
Publicatiedatum
16 maart 2017
Zaaknummer
C/10/516787 / KG ZA 16-1449
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inzagerecht ex art. 843a Rv. na bewijsbeslag in een niet IE-zaak (schending bedrijfsgeheimen)

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 13 maart 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Heraeus Medical GmbH en verschillende vennootschappen van Biomet. Heraeus vorderde inzage in bescheiden die onder bewijsbeslag waren gelegd, met als doel bewijs te verzamelen voor een schadevergoeding die zij vordert in Duitsland. De rechtbank heeft de vordering afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang was. De voorzieningenrechter oordeelde dat de partijen al sinds 2006 in geschil zijn en dat de in geding zijnde producten al lange tijd op de markt zijn. Heraeus had ook al eerder inzageprocedures gevoerd in andere landen, wat de noodzaak van een kort geding in deze zaak in twijfel trok. Bovendien was de omvang van de bescheiden die onder beslag lagen niet duidelijk, waardoor de rechtbank niet kon beoordelen wat er precies op het spel stond. De vordering werd ook als een 'fishing expedition' beschouwd, omdat Heraeus niet om specifieke documenten vroeg, maar om inzage in alle documenten waarin de inbreukmakende producten werden genoemd. De rechtbank heeft Heraeus veroordeeld in de proceskosten van Biomet c.s.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/516787 / KG ZA 16-1449
Vonnis in kort geding van 13 maart 2017
in de zaak van
de vennootschap naar vreemd recht
HERAEUS MEDICAL GMBH,
gevestigd te Wehrheim, Duitsland,
eiseres,
advocaten mr. R.C.K. van Oerle, mr. A.J. Haasjes, mr. R. Ubels en mr. K. van der Graaf te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BIOMET EUROPE B.V.,
gevestigd te Dordrecht,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BIOMET GLOBAL SUPPLY CHAIN CENTER B.V.,
gevestigd te Dordrecht,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ZIMMER BIOMET NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Dordrecht,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BIOMET HOLDINGS B.V.,
gevestigd te Dordrecht,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ZIMMER EUROPE HOLDINGS B.V.,
gevestigd te Dordrecht,
gedaagden,
6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ZIMMER BIOMET ASIA HOLDINGS B.V.,
gevestigd te Dordrecht,
gedaagden,
advocaten mr. J. de Bie Leuveling Tjeenk, mr. O.V. Lamme, mr. H.A.J. Pors en mr. R.P. Santifort te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Heraeus en Biomet c.s. genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, met daarin mede het verzoek om de zitting deels achter gesloten deuren te behandelen ter bescherming van bedrijfsvertrouwelijke informatie van Heraeus
  • de akte eiswijziging, bij herstelexploot
  • de conclusie van antwoord
  • de overgelegde producties
  • de mondelinge behandeling de dato 13 februari 2017
  • de beslissing van de voorzieningenrechter ter zitting om de zaak niet (deels) met gesloten deuren te behandelen (om na te melden reden)
  • de pleitnota van Heraeus
  • de pleitnota van Biomet c.s.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Heraeus maakt deel uit van de Heraeus Groep. Heraeus (Groep) produceert onder meer botcement dat wordt gebruikt om kunstgewrichten met het lichaam te verbinden. De vennootschap Heraeus Kulzer GmbH is (was) eigenaar van een merk botcement genaamd Palacos. Palacos is in 1958 als merk geregistreerd voor onder meer de Benelux.
2.2.
Biomet c.s. houden zich bezig met onder meer de productie en verkoop van kunstgewrichten en aanverwante producten, zoals botcement.
2.3. (
Ondernemingen van) van Biomet c.s. verkochten tot 2005 aan eindafnemers botcement dat afkomstig was van Heraeus. In 2005 heeft Heraeus besloten om zelf dit botcement te gaan leveren aan de eindafnemers, buiten Biomet c.s. om. Biomet c.s. is toen zelf botcement gaan produceren om dit te kunnen verkopen aan de eindafnemers. Het botcement van Biomet c.s. werd eerst in Duitsland geproduceerd. Later is deze productie overgeheveld naar Frankrijk (volgens Biomet c.s. was dat in 2010 en volgens Heraeus in 2012).
2.4.
Het door Heraeus geproduceerde botcement Palacos bevatte voorheen een ingrediënt van het merk Rebofacin, dat wijst op de aanwezigheid van het antibioticum gentamicine. Biomet c.s. hebben een licentie voor dit ingrediënt. Deze licentie was uitgegeven door het bedrijf Merck KgaA (hierna: Merck). Heraeus is gestopt met het gebruik van Rebofacin na verbreking van de zakelijke samenwerking met Biomet c.s. in 2005.
2.5.
Het United States District Court in the Northern District of Indiana heeft in een “
pre-trial discovery” procedure op 17 maart 2011 een “protective order” uitgesproken die vervolgens nog acht keer is geamendeerd. In die beslissing is onder meer bepaald dat Heraeus een aantal documenten mocht gebruiken in de - na te melden procedure - bij onder meer het Oberlandesgericht Frankfurt am Main (hierna: het OLG Frankfurt).
2.6.
Het OLG Frankfurt heeft op 15 juni 2014 in hoger beroep arrest gewezen (met een herstelarrest van 30 juli 2014, ten aanzien van een tekstuele verschrijving) in een procedure tussen Heraeus Kulzer GmbH en diverse vennootschappen binnen de Biomet Groep. Volgens dit arrest hebben ondernemingen binnen de Biomet Groep onrechtmatig gehandeld omdat zij bij de productie van eigen botcement gebruik hebben gemaakt van aan Heraeus Kulzer GmbH toebehorende bedrijfsgeheimen. Aan de desbetreffende Biomet vennootschappen is verboden een aantal met name genoemde producten in de markt te brengen en deze vennootschappen zijn aansprakelijk gehouden voor de door Heraeus Kulzer GmbH geleden schade.
2.7.
De rechten van Heraeus Kulzer GmbH ten aanzien van het botcement (bedrijfsgeheimen en vorderingen op Biomet c.s.) zijn op enig moment overgedragen aan Heraeus.
2.8.
In Frankrijk heeft in juli 2015 met machtiging van de Franse rechter een doorzoeking plaatsgevonden ten kantore van drie Franse Biomet vennootschappen, alle gevestigd te Valence. Deze doorzoeking vond plaats in het kader van een door Heraeus in Frankrijk gevoerde procedure tot verkrijging van inzage in bescheiden van Biomet vennootschappen.
2.9.
Het OLG Frankfurt heeft in een “uitlegarrest” van 28 april 2016 beslist dat zijn arrest van 15 juni 2014 slechts territoriale werking heeft voor het land Duitsland.
2.10.
Het arrest van het OLG Frankfurt van 15 juni 2014 is inmiddels onherroepelijk geworden (omdat het Bundesgerichtshof op 16 juni 2016 de klacht van Biomet c.s. tegen de beslissing dat geen
Revisionmocht worden ingesteld, heeft afgewezen).
2.11.
Ten aanzien van het “uitlegarrest” zijn de gewone rechtsmiddelen in Duitsland nog niet uitgeput.
2.12.
In vervolg op het eerstgenoemde arrest van het OLG Frankfurt is thans een schadevergoedingsprocedure aanhangig in Duitsland, waarin Heraeus een schadevergoeding vordert van Biomet c.s. van ruim € 121.000.000,-.
2.13.
De voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam heeft bij beschikking van 26 september 2014 aan Heraeus Kulzer verlof verleend voor de tenuitvoerlegging van het arrest van het OLG Frankfurt in Nederland.
2.14.
Het Ambtsgericht München heeft in een strafrechtelijke procedure bij (nog niet onherroepelijk) vonnis van 28 april 2015 een manager van Biomet veroordeeld wegens zijn betrokkenheid bij het onrechtmatige gebruiken van bedrijfsgeheimen van Heraeus.
2.15.
De voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam heeft op 11 februari 2015 twee vonnissen gewezen. In het ene vonnis (in de procedure met Biomet c.s. als eisers) is de vennootschap Heraeus Drijfhout veroordeeld, samengevat, om aan derden (klanten van Biomet) geen mededelingen te doen over het arrest van het OLG Frankfurt van 15 juni 2014, op straffe van verbeurte van een dwangsom.
In het andere vonnis (met Heraeus als eiseres) heeft de voorzieningenrechter, samengevat, zich onder toepasselijkheid van de EEX-verordening onbevoegd verklaard om kennis te nemen van vorderingen van Heraeus. Deze vordering hielden in, samengevat om:
- Biomet c.s. te veroordelen om het arrest van het OLG Frankfurt van 5 juni 2014 na te komen, op straffe van verbeurte van een dwangsom,
- met een terugroepactie van inbreukmakende producten en
- met het doen van mededelingen hierover aan klanten van Biomet c.s.
2.16.
Heraeus is in hoger beroep gekomen van het kort gedingvonnis van 11 februari 2015 waarin Heraeus als eiseres optrad. Het Gerechtshof Den Haag heeft in dit hoger beroep op 31 mei 2016 arrest gewezen. Het gerechtshof heeft het vonnis van de voorzieningenrechter vernietigd en, opnieuw rechtdoende, de Nederlandse rechter bevoegd verklaard om kennis te nemen van de vorderingen van Heraeus en de vorderingen van Heraeus afgewezen.
2.17.
Heraeus heeft bij verzoekschrift van 24 november 2016 aan de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam verlof gevraagd om conservatoir bewijsbeslag te mogen leggen ten laste van Biomet c.s. in kantoren van Biomet c.s. in Dordrecht en Breda. Dit verlof is verleend bij beschikking van 6 december 2016. De deurwaarder is op 3 januari 2017 begonnen met de uitvoering van het bewijsbeslag. Op de zittingsdatum in de onderhavige procedure (13 februari 2017) was de deurwaarder, samen met een automatiseringsbedrijf, nog steeds bezig met werkzaamheden ter uitvoering van het beslag.
2.18.
De voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland West-Brabant heeft bij vonnis van 25 januari 2017 een vordering van Biomet c.s. tot opheffing van het conservatoire bewijsbeslag afgewezen. Biomet c.s. hebben tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch. Ten tijde van de zitting in de onderhavige procedure is in die procedure nog geen arrest gewezen.

3.Het geschil

3.1.
Heraeus vordert, na eiswijziging in het herstelexploot, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. te bepalen:
primair dat Heraeus inzage krijgt in en door afgifte (door DigiJuris B.V.) van afschriften de beschikking krijgt over de krachtens de beschikking van 6 december 2016 onder Biomet c.s. in beslag genomen Bescheiden, alsmede over alle door de deurwaarders opgemaakte processen-verbaal, exploten en aktes van beslaglegging;
subsidiair dat Heraeus inzage krijgt in en door afgifte (door DigiJuris B.V.)
van afschriften de beschikking krijgt over de krachtens de beschikking van 6 december 2016 onder Biomet c.s. in beslag genomen Bescheiden, zulks met
uitzondering van de Bescheiden waarvan DigiJuris B.V., althans van een andere door Heraeus aan te wijzen en te instrueren onafhankelijke derde die zich tot geheimhouding verplicht heeft, dan wel de voorzieningenrechter, oordeelt dat deze als vertrouwelijk dienen te worden aangemerkt omdat zij bedrijfsgeheimen van
Biomet c.s. bevatten, alsmede over alle door de deurwaarders opgemaakte
processen-verbaal, exploten en aktes van beslaglegging;
2. ieder van Biomet c.s. te bevelen dat deze primair aan Heraeus, dan wel subsidiair
aan vorenbedoelde DigiJuris of derde, op eerste verzoek de in beslag genomen Bescheiden ter beschikking stelt en, voor zover sprake is van versleuteling van bestanden, alle benodigde wachtwoorden, toegangscodes, sleutels, etc., te verschaffen en zo nodig te assisteren bij het ontsluiten van de Bescheiden;
3. zowel primair als subsidiair ieder van Biomet c.s. te bevelen de hiervoor genoemde
inzage en afgifte te gehengen en te gedogen;
4. zowel primair als subsidiair ieder van Biomet c.s. te veroordelen tot betaling van een
dwangsom aan Heraeus van € 1.000.000,- (één miljoen euro) per dag, een gedeelte van de
dag daaronder begrepen, dat aan deze veroordeling in het geheel of gedeeltelijk geen gevolg
is gegeven;
5. zowel primair als subsidiair ieder van Biomet c.s. te veroordelen in de kosten van
deze procedure, die van het beslag daaronder begrepen, een en ander te vermeerderen met
de wettelijke rente vanaf 14 dagen, althans vanaf een door de voorzieningenrechter redelijk
geachte termijn, na het te dezen te wijzen vonnis, indien en voor zover Biomet c.s. deze
kosten niet voordien hebben voldaan;
6. ieder van Biomet c.s. hoofdelijk te veroordelen in de nakosten ten bedrage van
respectievelijk € 131,- zonder betekening en € 199,- met betekening, laatstbedoeld
bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente indien en voor zover Biomet c.s. dit niet
binnen (de wettelijk vereiste termijn van) twee dagen, althans binnen een door de rechtbank (de voorzieningenrechter leest: voorzieningenrechter) redelijk geachte termijn na betekening van het te dezen te wijzen vonnis hebben voldaan.
Heraeus stelt daartoe het volgende.
3.2.
Heraeus verlangt inzage in de beslagen bescheiden, waaronder digitale bestanden, om de navolgende redenen:
A - nader bewijs onrechtmatigheid en het voortduren daarvan;
B - vaststellen van de rolverdeling tussen en de mate van betrokkenheid van de verschillende vennootschappen binnen de Biomet Groep;
C - bewijs van de omvang van de schade.
Heraeus stelt daartoe, samengevat, dat Biomet c.s. botcement heeft geproduceerd, en op de markt heeft gebracht, dat alleen maar vervaardigd kon worden door onrechtmatige gebruikmaking van bedrijfsgeheimen van Heraeus. Biomet c.s. heeft de bedrijfsgeheimen als volgt in handen gekregen: Heraeus werkte sinds 1972 samenwerkte met het bedrijf Merck, waarbij Heraeus het botcement Palacos verzorgde en Merck de Refobacin. Merck was op de hoogte van de bedrijfsgeheimen van Heraeus. Merck heeft in 1997 een joint venture gesloten met een onderneming van Biomet, genaamd Biomet Merck. Merck heeft haar aandelen in Biomet Merck in 2004 verkocht aan Biomet Inc. Sinds 21 juli 2004 is de naam van Biomet Merck veranderd in Biomet Europe. Heraeus wist eerst niet dat Merck had verzuimd de op haar rustende geheimhoudingsplicht ter zake van de bedrijfsgeheimen van Heraeus, ook op te leggen aan Biomet c.s. Het OLG Frankfurt heeft in een arrest van 10 januari 2013 beslist dat Merck aansprakelijk is vanwege deze schending van bedrijfsgeheimen van Heraeus.
Inmiddels is gebleken, en in rechte vastgesteld, dat Biomet c.s. bij de productie van hun botcement onrechtmatig gebruik maakten van bedrijfsgeheimen van Heraeus. Heraeus voert over deze kwestie thans gerechtelijke procedures tegen de Biomet Groep in 11 landen, waaronder België, Frankrijk, Italië, Noorwegen, Finland, Denemarken, Oostenrijk en het Verenigd Koninkrijk. Inzage wordt verlangd in bescheiden over de ontwikkeling, productie, verkoop en distributie van de inbreukmakende producten. Heraeus heeft die documenten nodig in de procedures tegen Biomet c.s.
3.3.
Biomet c.s. voeren verweer. Biomet c.s. voeren, samengevat, onder meer aan:
- er is geen spoedeisend belang;
  • de vordering is prematuur;
  • het rechtmatige belang bij inzage ontbreekt;
  • de vordering is onvoldoende bepaald;
  • gewichtige redenen verzetten zich tegen inzage.
In hun conclusie van antwoord voeren Biomet c.s. tevens aan dat een behoorlijke rechtsbedeling ook is gewaarborgd zonder de gevraagde documenten.
Voor het geval de vordering van Heraeus toch mocht worden toegewezen voeren Biomet c.s. in hun conclusie van antwoord aan dat uitvoerbaarverklaring bij voorraad achterwege moet blijven en dat inzage dient te geschieden door een onafhankelijke derde.
3.4.
Op de (verdere) stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

zitting met gesloten deuren

4.1.
De voorzieningenrechter heeft ter zitting het verzoek van Heraeus om de zitting deels met gesloten deuren te houden ter bescherming van haar bedrijfsgeheimen, afgewezen. De voorzieningenrechter heeft partijen ter zitting voorgehouden dat, gelet op de aard van de onderhavige procedure, op voorhand onaannemelijk was dat bedrijfsgeheimen van Heraeus ter sprake zouden komen. Dit bleek vervolgens ter zitting ook geen problemen op te leveren; op de zitting zijn geen bedrijfsgeheimen van Heraeus ter sprake gebracht.
spoedeisend belang
4.2.
Biomet c.s. hebben betwist dat Heraeus een spoedeisend belang heeft bij haar vordering tot recht op inzage onder het bewijsbeslag. Biomet c.s. hebben er daarbij op gewezen dat de in geding zijnde botcement producten al 12 jaar op de Nederlandse markt zijn, dat de Duitse bodemprocedure al in 2008 is geëntameerd en dat Heraeus al die tijd er van op de hoogte was dat de in geding zijnde botcementproducten van Biomet c.s. ook buiten Duitsland werden verhandeld.
4.3.
Heraeus heeft tegen dit verweer ingebracht:
- dat het inbreukmakend/onrechtmatig handelen ook thans nog steeds voortduurt;
- dat Biomet c.s. consequent, met alle middelen rechtens, dwarsligt bij hetgeen Heraeus verlangt/ in rechte vordert,
- dat Biomet c.s. steeds (juridische) stokken in het wiel van Heraeus steekt,
- dat dit onder meer blijkt uit een procedure in België waarin partijen thans, na tweeënhalf jaar procederen, nog niet verder zijn gekomen dan een procedure in hoger beroep ten aanzien van de vraag of de zitting wel of niet met gesloten deuren moet worden behandeld,
- dat het nu eindelijk tijd wordt dat er spijkers met koppen worden geslagen.
Heraeus heeft in haar pleitnota (wel) erkend dat partijen al sinds 2006 met elkaar in discussie zijn over de vraag of Biomet c.s. bedrijfsgeheimen van Heraeus hebben gebruikt.
4.4.
De voorzieningenrechter onderschrijft het standpunt van Biomet c.s. dat het vereiste spoedeisend belang in deze zaak ontbreekt. De vraag of een eisende partij in kort geding voldoende spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening, dient beantwoord te worden aan de hand van een afweging van de belangen van partijen, beoordeeld naar de toestand ten tijde van de uitspraak.
Partijen hebben onenigheid met elkaar reeds sinds het jaar 2006. Partijen voeren thans gerechtelijke procedures tegen elkaar in minstens 11 verschillende jurisdicties en niet (steeds) pas sinds kort. Er valt niet in te zien waarom thans, 11 jaar later, alsnog opeens een voorziening in kort geding geboden is, respectievelijk waarom van Heraeus niet gevergd zou kunnen worden om over deze kwestie een bodemprocedure aanhangig te maken. In dit oordeel wordt meegewogen dat Heraeus ook al inzageprocedures heeft gevoerd in de Verenigde Staten in 2011 en in Frankrijk in 2015.
4.5.
Indien echter aangenomen zou mogen worden dat Heraeus wel een spoedeisend belang heeft, heeft het volgende te gelden.
wat (wel) in geschil is
4.6.
In geding is niet de vraag of het bewijsbeslag opgeheven moet worden. Daar heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank West-Brabant Zeeland al op beslist en daarover komt het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch in hoger beroep nog te oordelen. In de gegrondheid van stellingen en weren over deze kwestie, en over de proportionaliteit van het beslag, zal de voorzieningenrechter in beginsel niet treden. In geding is wel de vraag of Heraeus recht heeft op inzage van de gegevens waarop zij conservatoire bewijsbeslag heeft doen leggen (en volgens Biomet c.s.: ten tijde van de zitting nog steeds aan het leggen is).
4.7.
Grondslag van de vordering van Heraeus is onrechtmatige daad (ten algemene). Heraeus beroept zich niet op schending van haar intellectuele eigendomsrechten (“IE”). Toetsingskader is daarom artikel 843a lid 1 Rv. en niet artikel 1019a Rv.
Sinds HR 13 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ9958 staat overigens buiten twijfel dat bewijsbeslag ook mogelijk is buiten IE-zaken. Dit is tussen partijen ook niet in geschil.
4.8.
Artikel 843a Rv. bindt de toewijsbaarheid van de daar bedoelde vordering aan drie cumulatieve voorwaarden:
(i) degene die de vordering doet, dient een rechtmatig belang te hebben en
(ii) het moet gaan om bepaalde bescheiden
(iii) aangaande een rechtsbetrekking waarin de eiser of zijn rechtsvoorganger partij is.
Het vierde lid bepaalt dat degene die de bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft, niet gehouden is aan deze vordering te voldoen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, alsmede indien redelijkerwijs aangenomen kan worden dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd.
Bij de beoordeling van de vraag of de eisende partij een rechtmatig belang heeft bij inzage, afschrift of uittreksel is van belang of een partij een onredelijk voordeel geniet dan wel of haar wederpartij een onredelijk nadeel lijdt doordat een bepaald (bewijs)stuk in de procedure niet als bewijsmiddel ter beschikking komt. De enkele interesse in een stuk is niet voldoende. Het rechtmatige belang kan onder meer voortvloeien uit de rechtsverhouding tussen partijen of uit de wet en is afhankelijk van de omstandigheden van het concrete geval.
Een partij kan slechts bepaalde stukken vorderen. De stukken moeten in ieder geval zodanig concreet worden omschreven dat duidelijk is waarop wordt gedoeld en dat getoetst kan worden of de eiser een rechtmatig belang heeft. De bescheiden hoeven niet zeer exact omschreven te worden, maar duidelijk moet wel zijn wat precies gevraagd wordt.
4.9.
In HR 13 november 2015, ECLI:Nl:HR:2015:3304 is een toetsingskader geformuleerd voor de vraag of een inzagerecht bestaat na het leggen van een IE- bewijsbeslag. De voorzieningenrechter acht dit toetsingskader ook van toepassing in de onderhavige zaak (vgl. mr. J. Ekelmans, NTBR 2016/7).
4.10.
Bij de verdere beoordeling is mede van belang dat de juistheid van het arrest van het OLG Frankfurt van 5 juni 2014 in deze procedure niet ter discussie kan worden gesteld. Ingevolge de beschikking van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam van 26 september 2014 komt dit arrest voor tenuitvoerlegging in Nederland in aanmerking. Bovendien is dit arrest inmiddels onherroepelijk geworden. Stellingen van Biomet c.s. over de onjuistheid van dit arrest zullen niet inhoudelijk op hun juistheid worden getoetst.
4.11.
Voorts is van belang dat het verlof tot tenuitvoerlegging in Nederland niet betekent dat Biomet c.s. ook is veroordeeld tot staking van (gestelde) onrechtmatige handelingen in Nederland. Kennelijk was het tussen partijen nodig dat het OLG-Frankfurt in een “uitleg arrest” nog eens met zoveel woorden duidelijk maakte dat zijn arrest slechts territoriale werking had voor het grondgebied van het land Duitsland. Het verlof tot tenuitvoerlegging impliceert slechts dat hetgeen waartoe de desbetreffende Biomet-vennootschappen door het OLG Frankfurt zijn veroordeeld, ook in Nederland rechtens afdwingbaar is, op dezelfde wijze als geldt bij de tenuitvoerlegging van Nederlandse vonnissen.
4.12.
De voorzieningenrechter onderschrijft het standpunt van Biomet c.s. dat de inzagevordering prematuur is. De beslaglegging dateert van 3 januari 2017. Ten tijde van de zitting (op 13 februari 2017) was de deurwaarder, met assistentie van een automatiseringsbedrijf, nog steeds bezig om de nodige werkzaamheden te verrichten ter uitvoering van het beslagverlof. Heraeus kon ter zitting zelfs geen indicatie geven wanneer het werk (wel) afgerond zal zijn. Een proces verbaal van de deurwaarder met betrekking tot de beslaglegging is niet voorhanden. Onder deze omstandigheden valt niet (goed) te beoordelen wat er door de beslaglegging is/ zal worden getroffen. De voorzieningenrechter kan bezwaarlijk recht op inzage verlenen als niet duidelijk is waar het verlof zoal betrekking op heeft.
De omstandigheid dat de voorzieningenrechter bij het verlenen van beslagverlof een termijn heeft bepaald waarbinnen de hoofdzaak vordering aanhangig dient te zijn gemaakt, noopt niet tot een ander oordeel. Dit neemt immers de onzekerheid omtrent hetgeen door het beslag is/ zal worden getroffen niet weg. Het behoort voor risico van Heraeus te blijven dat zij kennelijk geen goed zicht heeft gehad op de omvang, en de duur, van het werk dat zou voortvloeien uit het door haar zelf verzochte beslagverlof. Heraeus had ook kunnen dagvaarden tegen een latere zittingsdatum of kunnen kiezen voor een bodemprocedure.
4.13.
De voorzieningenrechter kan, voorts, niet goed inschatten wat de consequenties zouden zijn van toewijzing van de vordering. Ook dit verzet zich tegen toewijzing van de vordering. Partijen zijn elkaars concurrenten. Heraeus verlangt inzage in elk document, van elke onderhavige Biomet entiteit, over de periode van 1 februari 2004 tot heden, waarin de woorden/namen van de - zoals Heraeus dit aanduidt - “Inbreukmakende Producten” voorkomt. Heraeus stelt zelf dat deze inbreukmakende producten de “core business” vormen voor Biomet c.s. Dan zal het gevorderde inzagerecht al snel een wezenlijk deel van de administratie van betreffen. Aldus is het risico geenszins denkbeeldig dat Heraeus zich een zeer goed beeld kan vormen van de (wijze van) bedrijfsvoering van Biomet c.s. Met dat beeld zou Heraeus zich een oneigenlijk voordeel kunnen verwerven in de concurrentiestrijd. Het is niet aannemelijk dat dit wezenlijk anders wordt als van het recht op inzage uitgezonderd zouden worden de correspondentie van Biomet c.s. met haar advocaten en de bescheiden die bedrijfsgeheimen van Biomet c.s. bevatten.
Onder de gegeven omstandigheden valt voor Biomet c.s. ook bezwaarlijk te beoordelen of en zo ja ten aanzien waarvan c.q. ten aanzien van wie er sprake zou kunnen zijn van gewichtige redenen die aan inzage in de weg staan en waarop zij een beroep zou kunnen of willen doen.
4.14.
Voorts wordt - in aansluiting op hetgeen onder 4.8 is overwogen - het navolgende van belang geacht. Artikel 843a Rv biedt een partij de mogelijkheid kennis te nemen van een schriftelijk/digitaal bewijsmiddel dat haar in beginsel wel bekend is, maar niet in haar bezit is. Het Nederlandse recht kent geen algemene exhibitieplicht voor partijen, in die zin dat partijen jegens elkaar of ten opzichte van de rechter verplicht zijn en gedwongen kunnen worden tot het verschaffen van informatie en documenten. Artikel 843a Rv biedt niet de mogelijkheid voor het opvragen van documenten waarvan de wederpartij indicaties heeft of vermoedt dat de wederpartij over die stukken beschikt en waarvan hij vermoedt die zij wel eens steun kunnen geven aan zijn of haar stelling. In het licht hiervan is het navolgende van belang.
Wat Heraeus verlangt is niet de inzage in - met name genoemde - bescheiden (hetgeen vereist is als HR 18 november 2011 ECLI:NL:HR:2011:BS1706 inzake ISG/ Cornefruit als maatgevend arrest moet worden beschouwd). Wat Heraeus ook niet verlangt is inzage in bescheiden waarvan zij weliswaar de naam niet met zoveel woorden kent, maar waarvan mag worden aangenomen dat dit een op zichzelf staand dossier vormt (hetgeen blijkens HR 26 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW9244 inzake X/Theodoor Gilissen Bankiers N.V. nog steeds kan kwalificeren als voldoende bepaalde bescheiden).
Wat Heraeus verlangt is inzage in alle bescheiden waarin de namen van de (gesteld) inbreukmakende producten voorkomen over de periode van 1 februari 2004 tot heden. Dit zal, zoals gezegd, een wezenlijk deel van de administratie van Biomet c.s. betreffen. Heraeus wil dit wezenlijke deel van de administratie Biomet c.s. doorlopen teneinde zichzelf een dossier te kunnen aanmaken om daarmee haar vordering te onderbouwen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter gaat dit te ver om nog als betrekking hebbend op (slechts) “bepaalde bescheiden” te mogen aanmerken. De vordering dient dan ook aangemerkt te worden als een “fishing expedition.” Dat uit het arrest van het OLG Frankfurt van 15 juni 2014 volgt dat al in rechte, en inmiddels onherroepelijk, is vastgesteld dat inbreuk is gemaakt op de rechten van Heraeus (in Duitsland), wordt in de beoordeling meegewogen maar noopt niet tot een ander oordeel.
4.15.
Heraeus zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van Biomet c.s. Deze kosten worden begroot op € 2.040,-, zijnde € 1.224,- aan salaris advocaat (tarief omvangrijk kort geding volgens de Liquidatietarieven) en € 816,- aan griffierecht, nog te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente (zij het slechts tot aan de dag der algehele voldoening) en nakosten. Wettelijke rente zal niet worden toegewezen over de nakosten omdat niet valt vast te stellen wanneer de nakosten gemaakt zullen worden. Dan kan ook de eventuele verzuimdatum, die het recht op wettelijke rente doet intreden, niet vastgesteld worden.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst het gevorderde af,
5.2.
veroordeelt Heraeus in de proceskosten van Biomet c.s., tot op heden begroot op € 2.040,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na de datum van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening en voorts vermeerderd met € 131,- voor nasalaris zonder betekening, en, in geval betekening van het vonnis plaatsvindt, met € 68,- en de explootkosten van betekening van de uitspraak.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.F.L. Geerdes en in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2017.
2517/676