ECLI:NL:RBROT:2017:2873

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 april 2017
Publicatiedatum
18 april 2017
Zaaknummer
5592801 CV EXPL 16-9887
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van debetstand en opzegging van bankrelatie wegens fraude bij hypotheekaanvraag

In deze zaak heeft de kantonrechter te Dordrecht op 13 april 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen ING Bank N.V. en een gedaagde die in persoon procedeerde. De zaak betreft een vordering van ING tot betaling van een debetstand van € 12.407,07, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De gedaagde had een betaalrekening bij ING, maar deze werd geblokkeerd na verdenking van fraude bij een hypotheekaanvraag. ING had de gedaagde op 20 april 2016 geïnformeerd over de blokkade van zijn betaalproducten en de reden daarvan, namelijk het indienen van vervalste bankafschriften. Na het verstrijken van de reactietermijn heeft ING de rekening opgeheven en de gedaagde gesommeerd het negatieve saldo binnen 10 werkdagen te voldoen.

De gedaagde betwistte de hoogte van de debetstand niet, maar stelde dat ING te vroeg had gehandeld door zijn rekening te blokkeren. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde niet had aangetoond dat ING onterecht had gehandeld. De rechter wees erop dat de gedaagde niet had gereageerd op de brieven van ING en dat de bank op basis van artikel 35 van de Algemene Bankvoorwaarden gerechtigd was om de relatie op te zeggen. De kantonrechter oordeelde dat de vordering van ING voor toewijzing gereed lag, en dat de wettelijke rente en proceskosten ook toegewezen konden worden. De gedaagde werd veroordeeld tot betaling van € 11.518,14 aan ING, vermeerderd met rente, en in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer: 5592801 CV EXPL 16-9887
uitspraak: 13 april 2017

vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,

in de zaak van

de naamloze vennootschap ING Bank N.V.,

gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. T.J.P. Jager,
tegen

[gedaagde],

wonende te [plaatsnaam],
gedaagde,
in persoon procederend.
Partijen worden hierna aangeduid als ING en [gedaagde].

Verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
het exploot van dagvaarding van 6 december 2016, met producties;
de aantekeningen van het mondelinge antwoord;
de conclusie van repliek;
de conclusie van dupliek.

Omschrijving van het geschil

1. De feiten

1.1
[gedaagde] had een betaalrekening bij ING.
1.2
Op 20 april 2016 heeft ING [gedaagde] een brief gestuurd met de navolgende
inhoud:
“In april 2016 zijn uw persoonsgegevens naar voren gekomen in een onderzoek naar fraude. Dit betreft een aanvraag voor een hypothecaire lening bij ABN AMRO, waarbij er vervalste afschriften door u zijn opgegeven.
Het beleid van ING Bank N.V. (ING) is om na constatering van fraude het risico op schade te minimaliseren. Op grond van artikel 35 van de Algemene Voorwaarden is ING bevoegd om over te gaan tot opzegging van de relatie. Hiervan kan onder meer sprake zijn indien ING het vertrouwen heeft verloren in (de integriteit van) de klant.
[…]
Uw Betaalpas(sen) en eventuele andere producten als Creditcards, en/of Saldolijn zijn door ons geblokkeerd. Tevens hebben wij uw privérekening en uw zakelijke rekeningen geblokkeerd voor afschrijvingen.
Wilt u reageren op bovenstaande maatregelen dan kunt u binnen twee weken, na dagtekening van deze brief, uw schriftelijke reactie sturen naar: […]”
1.3
Op 4 mei 2016 heeft ING [gedaagde] een brief gestuurd met de navolgende inhoud:
“In onze brief van 20 april 2016 hebben we u laten weten dat uw betaalproducten zijn geblokkeerd in verband met uw betrokkenheid bij fraude. Hierdoor hebben wij het vertrouwen in u als klant verloren. Uw reactietermijn van twee weken is inmiddels verstreken en we hebben nog niets van u gehoord. Daarom heffen we uw betaalrekening op.

Uw saldotekort

De betaalrekening die u bij de ING aanhoudt wordt door ons beëindigd. Wij sommeren u het bedrag waarmee u ongeoorloofd rood staat binnen 10 werkdagen over te maken op uw betaalrekening. Als dit niet tijdig lukt dragen wij uw saldotekort over aan een incassobureau.

Bezwaar

Mocht u het niet eens zijn met onze beslissing dan kunt u binnen zes weken na dagtekening van deze brief bezwaar maken. […]”
2. De vordering, de grondslag en het verweer
2.1
ING vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen een bedrag van € 12.407,07, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 11.393,- vanaf 30 november 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
2.2
ING legt nakoming van de overeenkomst aan de vordering ten grondslag. Naast een bedrag van € 11.393,- aan ongeoorloofde debetstand vordert zij een bedrag van € 125,14 aan tot 30 november 2016 vervallen rente en een bedrag van € 888,93 aan buitengerechtelijke incassokosten.
2.3
[gedaagde] betwist de ongeoorloofde debetstand niet, maar betoogt dat ING het besluit om zijn rekening te blokkeren, te vroeg, voordat de juiste informatie was opgevraagd, heeft genomen. Daarnaast had de debetstand nooit zo hoog mogen oplopen.

Beoordeling van het geschil

3.1
[gedaagde] heeft de hoogte van de debetstand niet weersproken zodat het bedrag van € 11.393,- in beginsel voor toewijzing gereed ligt. De vraag waarom de debetstand zo hoog op kon lopen en wie daarvoor verantwoordelijk zou(den) zijn, behoeft geen bespreking nu [gedaagde] de omvang van de roodstand niet heeft betwist en ook niet heeft gesteld een te verrekenen tegenvordering te hebben op ING.
3.2
Voor zover [gedaagde] met zijn betoog dat ING zijn, [gedaagdes], betaalrekening niet had mogen opzeggen, heeft bedoeld te stellen dat ING niet gerechtigd is om de (gehele) debetstand van [gedaagde] op te eisen, gaat dit niet op. De kantonrechter overweegt in dit verband als volgt.
3.3
Ingevolge artikel 35 van de toepasselijke Algemene Bankvoorwaarden kan de bank de relatie opzeggen, desgevraagd onder opgave van de reden daarvan aan de cliënt. In het onderhavige geval heeft [gedaagde] niet gemotiveerd weersproken dat er gefraudeerd is bij een hypotheekaanvraag in de zin dat in het kader van die aanvraag vervalste bankafschriften zijn overgelegd waarop salarisbetalingen stonden vermeld die in werkelijkheid niet hebben plaatsgevonden. [gedaagde] heeft voorts niet gereageerd op de onder 1.2 en 1.3 geciteerde brieven van ING. Gelet hierop en in aanmerking genomen de verplichting van ING om de integriteit van het financiële stelsel te waarborgen, kan niet worden gezegd dat ING het besluit om de relatie met [gedaagde] op te zeggen, niet met de vereiste zorgvuldigheid c.q. te voortvarend heeft genomen. De suggestie van [gedaagde] bij dupliek dat een tussenpersoon de frauduleuze handelingen zou hebben verricht, kan hem niet baten, nu [gedaagde] geen gebruik heeft gemaakt van de hem geboden gelegenheid om binnen twee weken na de onder 1.2 geciteerde brief te reageren.
3.4
De gevorderde wettelijke rente zal als onweersproken en op de wet gegrond eveneens worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
3.5
ING maakt aanspraak op de vergoeding van de buitengerechtelijke kosten. De gevorderde vergoeding komt echter niet voor toewijzing in aanmerking, nu niet gebleken is dat in de aanmaning aan [gedaagde] een betalingstermijn van 14 dagen is gegeven ingaande de dag na ontvangst daarvan, zoals vereist door artikel 6:96 lid 6 BW. In dit verband wordt verwezen naar de uitspraak van de Hoge Raad van 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2704.
3.6
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, tot aan deze uitspraak aan de zijde van ING bepaald op € 99,93 aan dagvaardingskosten, € 471,- aan vastrecht en € 600,- aan salaris voor de gemachtigde.

Beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan ING tegen kwijting te betalen € 11.518,14, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over € 11.393,- vanaf 30 november 2016 tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van ING vastgesteld op € 570,93 aan verschotten en € 600,- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het anders of meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
745