Uit het bepaalde in artikel 2, derde lid, van de WION valt af te leiden dat het zorgvuldig verrichten van de graafwerkzaamheden reeds aanvangt bij het doen van een graafmelding en niet pas op het moment dat er feitelijk aangevangen wordt met het uitvoeren van de graafwerkzaamheden. De indiener van een graafmelding ontvangt binnen twee werkdagen de gebiedsinformatie van de Dienst. Alle kabels en leidingen en alle benodigde informatie hierover van de betreffende beheerders zal zichtbaar zijn op het door de Dienst verstrekte kaartmateriaal. Dit is dus een eerste handeling voor het zorgvuldig verrichten van graafwerkzaamheden. Het stelt de grondroerder in staat om voor aanvang van de graafwerkzaamheden op de hoogte te zijn van wat zich op de graaflocatie in de ondergrond bevindt en over eventuele voorzorgsmaatregelen of wensen van beheerders. Als een graafmelding achterwege blijft bestaat er direct een risico op graafschade.
Door eiseres wordt niet betwist dat er geen graafmelding is gedaan. Het beroep van eiseres richt zich hoofdzakelijk tegen de vaststelling van verweerder dat [niet [naam 3] (de onderaannemer) maar] zij (de hoofduitvoerder) als grondroerder in de zin van de WION is aan te merken. De rechtbank ziet zich dan ook voor de vraag gesteld of verweerder eiseres in de onderhavige situatie op goede gronden als grondroerder als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, van de WION, heeft aangemerkt.
In de MvT, TK, 30475, nr. 3, artikelsgewijze toelichting wordt onder grondroerder het volgende verstaan.
Onderdelen f, g en h
(…) anderzijds
de grondroerder, onder wiens verantwoordelijkheid of leiding de graafwerkzaamheden worden uitgevoerd.
Er kunnen meerdere partijen zijn die tegelijkertijd voldoen aan de definitie van grondroerder, bijvoorbeeld de aannemer die een gebouw realiseert of een onderaannemer, die de fundering aanlegt. In dit voorbeeld rust op beide aannemers de verplichting een melding te doen van de graafwerkzaamheden. Zij kunnen afspraken maken over wie de melding feitelijk doet om aan de verplichtingen van dit wetsvoorstel te voldoen. Meestal zal de grondroerder in de zin van dit wetsvoorstel niet degene zijn die feitelijk de graafmachine bedient, omdat hij vrijwel nooit de leiding over de graafwerkzaamheden heeft. Mocht de machinist wel degene zijn die de verantwoordelijkheid voor de graafwerkzaamheden draagt, dan is hij degene op wie de meldplicht rust.(…)
Gelet op de aard en bewoordingen van deze definitiebepaling komt aan verweerder bij het vaststellen van grondroerderschap een ruime mate van beoordelingsruimte toe. De rechtbank dient de beoordeling van verweerder dan ook terughoudend te toetsen.
Verweerder heeft in dit verband gesteld dat hij de feiten en verklaringen heeft gewogen om te beoordelen of eiseres de leiding of de verantwoordelijkheid had over de onderhavige graafwerkzaamheden.
5.1.1.De rechtbank overweegt dat gezien deze feiten en verklaringen kan worden gesteld dat eiseres de leiding en verantwoordelijkheid had over de onderhavige graafwerkzaamheden. Hiervoor is het navolgende van belang.
Eiseres ontkent niet dat zij zich met de (eerste) voorbereiding van de werkzaamheden “gas lage druk”, waaronder het aanvragen van de KLIC en het klaarmaken van de werkmappen, heeft beziggehouden. In de werkmap zaten blijkens het RvB (pag. 3, onderdelen 10 tot en met 13) in ieder geval een KLIC-melding, een werktekening van Westland Infra, een overzicht van schetsen van aansluitingen en een alarmkaart met daarop contactgegevens van [naam 2] met daarop aangegeven dat in geval van een ongeval contact opgenomen dient te worden met eiseres.
Dat de toolboxmeeting volgens eiseres niet voorafgaande aan de werkzaamheden maar eerst daarna heeft plaatsgevonden, maakt niet dat het uitgangspunt van verweerder, dat eiseres de regie had, onjuist zou zijn. Haar uitvoerder, de heer [naam 2] , heeft namelijk bij zijn afgelegde verklaring allereerst vermeld dat hij toolboxmeetingen voor zijn mensen houdt. Vervolgens heeft hij verklaard dat de werkzaamheden aan de [straatnaam] te [plaatsnaam] met een startwerkoverleg zijn gestart. Tijdens dit overleg zijn de geplande werkzaamheden besproken met onder andere de voorman, de grondwerker en de kraanmachinist. Aannemelijk is dat verweerder het startwerkoverleg in dit geval abusievelijk als de toolboxmeeting heeft benoemd. Voorts heeft de heer [naam 2] verklaard dat hij de “ploeg lage druk” heeft aangenomen, dat hij uitvoerder is gebleven van het werk, dat de overdracht van de werkzaamheden van de “ploeg hoge druk” door de “ploeg lage druk” in het startwerkoverleg onder zijn leiding heeft plaatsgevonden en dat bij de overdracht is geconstateerd dat de graafmelding over het hoofd is gezien. Ook de heer [naam 1] heeft over de graafmelding een gelijkluidende verklaring afgelegd.
De rechtbank kan in het licht van de bij monde van eiseres afgelegde verklaringen eiseres niet volgen waar zij betwist dat er van haar kant zou zijn verklaard dat zij een graafmelding had moeten doen. De afgelegde en ondertekende verklaringen van de heren [naam 1] en [naam 2] , gevoegd bij het RvB, zijn naar het oordeel van de rechtbank voldoende helder.
De rechtbank kan in dit kader de stelling van eiseres, dat haar contact met de voorman maar beperkt van aard is geweest, niet plaatsen. Uit de verklaring van eiseres dat het contact tussen eiseres, in de hoedanigheid van de heer [naam 2] , en de voorman enkel zag op de planning en de voortgang van de werkzaamheden heeft verweerder op kunnen maken dat de rol van eiseres meer was dan enkel de voorbereiding van de werkzaamheden. Eiseres heeft duidelijk invloed kunnen uitoefenen en uitgeoefend op de werkzaamheden. Naast dat de heer [naam 2] zelf heeft verklaard dat hij de voorman instrueerde over wat hij doen moest heeft [naam 4] verklaard dagelijks contact te hebben gehad met de uitvoerder over de voortgang en de veiligheidsaspecten en dat de uitvoerder bepaalde wat dagelijks op de graaflocatie moest gebeuren.
Verweerder heeft gelet daarop kunnen concluderen dat eiseres meer invloed heeft gehad op de uitvoering van de werkzaamheden dan enkel de voorbereiding. Dat [naam 3] zich bezig hield met de feitelijke graafwerkzaamheden maakt, gelet ook op de MvT omtrent het begrip grondroerder, niet dat eiseres niet als grondroerder kan worden aangemerkt. Dat de heer [naam 2] niet op elk moment aanwezig was op de graaflocatie doet hier evenmin aan af. Het continue aanwezig zijn is niet vereist om leiding over graafwerkzaamheden te hebben. Bepalend is in welke mate invloed uitgeoefend kan worden op de graafwerkzaamheden.
Het standpunt van eiseres dat verweerder ten onrechte de overeenkomst met [naam 3] ter zijde schuift acht de rechtbank onjuist. De WION bepaalt welke partij aan te merken is als grondroerder. Zij kent haar werking ten opzichte van een ieder. Contractuele verbintenissen kunnen de werking van de wet niet opzij zetten. Het contract van eiseres met [naam 3] werkte enkel tussen die partijen. Overeenkomsten kunnen wel richtinggevend zijn in die zin dat daaruit mogelijk inzicht kan worden verkregen in de - voor dit geschil doorslaggevende - vraag door wie onder wiens verantwoordelijkheid of leiding de graafwerkzaamheden zijn uitgevoerd. Niet-nakoming van de overeenkomst geldt echter “slechts” als een civielrechtelijke aansprakelijkheid.
De wijze van uitzetten van een opdracht is ook niet van belang om te kunnen bepalen welke partij als grondroerder is aan te merken. De vraag of een opdracht uitgezet is “op eenheden” of “per uur” geeft inzicht in de wijze van betaling en/of afrekening tussen contracterende partijen onderling. De wijze van afrekenen staat evenwel los van de vraag wie de leiding dan wel de verantwoordelijkheid heeft over de uit te voeren of uitgevoerde graafwerkzaamheden. Daarmee kan niet gezegd worden dat een partij bij het hanteren van een bepaalde methode (eerder) aangemerkt kan worden als grondroerder.
Aangezien verweerder kan worden gevolgd in diens standpunt dat eiseres in dit geval als grondroerder kan worden aangemerkt, heeft verweerder eiseres terecht aangemerkt als overtreder. .
Eiseres heeft niet onderbouwd waarom de overtreding haar niet te verwijten valt. Eiseres is goed bekend met de WION en de verplichtingen die daaruit voortvloeien voor grondroerders. Uit de RvB blijkt duidelijk dat eiseres oriëntatiemeldingen doet en ook bekend is met de verplichting van het doen van een graafmelding voor aanvang van het verrichten van graafwerkzaamheden. Eiseres is dan ook voldoende op de hoogte van deze verplichting. Het is dan ook aan haar te verwijten dat zij de overtreding heeft begaan. Gelet hierop heeft verweerder aan haar een bestuurlijke boete op grond van artikel 26, eerste lid, van de WION kunnen opleggen.
Matiging bestuurlijke boete