Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.[gedaagde] ,
[gedaagde 2],
1.De procedure
- de dagvaarding;
- de producties van [eiseres] ;
- de producties van [gedaagden] c.s.;
- de mondelinge behandeling op 2 mei 2017;
- de pleitnota van [eiseres] ;
- de pleitnota van [gedaagden] c.s..
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
“bij gebrek aan wetenschap wordt overigens betwist dat [gedaagden] dit (de voorzieningenrechter leest: € 420,72) bedrag verschuldigd is”en in punt 21
“ [eiseres] betwist bij gebrek aan wetenschap dat [gedaagden] c.s. annuleringskosten verschuldigd is (de voorzieningenrechter leest: € 7.647,20), zo ook dat deze beweerdelijke kosten al voldaan zijn”. Het standpunt van [eiseres] nodigt naar het oordeel van de voorzieningenrechter uit tot onderbouwing van het bestaan van deze schade en van het feit dat deze bedragen daadwerkelijk door [gedaagden] c.s. voldaan zijn. [gedaagden] c.s. heeft deze onderbouwing achterwege gelaten, waardoor deze schade naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk is geworden. Geheel ten overvloede merkt de voorzieningenrechter op dat de opdrachtdatum van de aannemer van 27 december 2016 is en dat reeds op 5 januari 2017 voor [gedaagden] c.s. duidelijk was dat [eiseres] de onderhandelingen wilde afbreken. Gelet op mogelijke kwesties betreffende de schadebeperkingsplicht had het naar het oordeel van de voorzieningenrechter voor de hand gelegen dat [gedaagden] c.s. na de mededeling van [eiseres] de aannemer te kennen had gegeven zijn werkzaamheden (al dan niet tijdelijk) stop te zetten nu er onduidelijkheid bestond over de voortgang van de verkoop van de woning. Dat [gedaagden] c.s. dit gedaan heeft en dat de annuleringskosten werkzaamheden van het voortraject voorafgaand aan 23 december 2016 betreffen, is door [gedaagden] c.s. onvoldoende onderbouwd en daarom onvoldoende aannemelijk.
816,00