ECLI:NL:RBROT:2017:5497

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 juli 2017
Publicatiedatum
14 juli 2017
Zaaknummer
5549575 \ CV EXPL 16-49105
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • L.J. van Die
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing inlenersbeloning en werkingssfeer AGF-cao in geschil tussen Poolse arbeidsmigranten en uitzendorganisatie

In deze zaak, uitgesproken op 21 juli 2017 door de kantonrechter te Rotterdam, hebben twee Poolse arbeidsmigranten (eisers) een vordering ingesteld tegen de uitzendorganisatie NL-Jobs UZB B.V. (gedaagde). De eisers stelden dat gedaagde de AGF-cao had moeten toepassen voor hun werkzaamheden bij verpakkingsbedrijf Looye Kwekers Verpak B.V. (Looye Verpak), waar zij tomaten hebben ingepakt. De eisers voerden aan dat Looye Verpak een verzendhandelsfunctie vervult en dat gedaagde hen onderbetaald heeft door de ABU-cao toe te passen in plaats van de AGF-cao.

Gedaagde betwistte de vordering en stelde dat Looye Verpak geen verzendhandelsfunctie heeft, omdat het bedrijf voornamelijk verpakt voor de producenten en niet voor de groothandel of detailhandel. De kantonrechter heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de definities in de AGF-cao en de argumenten van beide partijen. De rechter concludeerde dat de uitleg van de AGF-cao door gedaagde correct was en dat Looye Verpak niet onder de werkingssfeer van de AGF-cao valt.

De kantonrechter wees de vordering van eisers af en veroordeelde hen in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van de juiste toepassing van cao-bepalingen en de noodzaak om de werkingssfeer van cao's zorgvuldig te interpreteren, vooral in situaties met arbeidsmigranten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 5549575 \ CV EXPL 16-49105
uitspraak: 21 juli 2017
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van

1.[eiser 1],

wonende te [plaatsnaam],
en
2. [eiser 2],
wonende te [plaatsnaam],
eisers,
gemachtigde: F.W. Roguski te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NL-Jobs UZB B.V.,
gevestigd te Maasdijk, gemeente Westland,
gedaagde,
gemachtigde: mr. J.A. de Waard te Goes.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 28 november 2016, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • het tussenvonnis van 19 januari 2017, waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
  • het proces-verbaal van de op 21 maart 2017 gehouden comparitie van partijen (gelijktijdig met de comparitie van partijen in de zaak met kenmerk 5559757 \ CV EXPL 16-49610), met de ter zitting zijdens eisers overgelegde stukken.
1.2
De kantonrechter heeft de uitspraak van het vonnis nader bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1
Gedaagde is een uitzendorganisatie. Eisers zijn Poolse arbeidsmigranten, die voor gedaagde hebben gewerkt op basis van uitzendovereenkomsten.
2.2
Op de verschillende uitzendovereenkomsten tussen eisers en gedaagde is de ABU-cao van toepassing.
2.3
Eisers zijn door gedaagde te werk gesteld bij verpakkingsbedrijf Looye Kwekers Verpak B.V. (hierna: Looye Verpak), waar zij tomaten hebben ingepakt.
2.4
Artikel 1 van de cao voor de groothandel in groenten en fruit (hierna: de AGF-cao) bepaalt, voor zover thans van belang, het volgende:
Artikel 1. Werkingssfeer en definities
1. In Artikel 1 lid 2 - definities van de cao - is met de definitie van het begrip werkgever de
werkingssfeer van deze cao bepaald. Onder de uitdrukking "uitsluitend of in hoofdzaak"
moet worden verstaan "50% of meer van de omzet in geld".
[…]
2. In deze Collectieve Arbeidsovereenkomst wordt verstaan onder:
a. Werkgever:
Iedere natuurlijke persoon, rechtspersoon of niet rechtspersoonlijkheid bezittende vennootschap, die uitsluitend of in hoofdzaak:
• de grossiers-, export- en/of verzendhandelsfunctie in groenten en/of fruit uitoefent;
• de functie van het bewerken van groenten en fruit uitoefent;
• en/of ten behoeve van genoemde ondernemingen werkzaamheden verricht van het sorteren en/of verpakken en/of bewerken, laden en lossen van de door die ondernemingen verhandelde producten, met uitzondering van producenten en veilingen;
[…]
e. Verzendhandel:
De bedrijfsuitoefening van commissionairs, tussenpersonen, collecterende groothandel,
sorteer- en pakstations betreffende in Nederland geteelde groenten en fruit ten behoeve
van binnen- en buitenlandse afnemers in de groothandel, detailhandel en de verwerkende
industrie.

3.De vordering

3.1
Eisers hebben bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te verklaren voor recht dat gedaagde als inleen-cao de AGF-cao had moeten hanteren voor eisers die voor gedaagde werkzaam waren bij Looye Verpak, met veroordeling van gedaagde in de proceskosten alsmede de nakosten, met rente.
3.2
Aan hun vordering hebben eisers naast de hiervoor vermelde vaststaande feiten
- zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende ten grondslag gelegd.
Voor de toepassing van de inlenersbeloning ex artikel 19 van de ABU-cao had gedaagde voor eisers de AGF-cao als inleen-cao moeten hanteren. Looye Verpak heeft een verzend-handelsfunctie in de zin van artikel 1 lid 2 sub a en e van de AGF-cao. Meer in het bijzonder is Looye Verpak een sorteer- en pakstation. Looye Verpak valt daarmee onder de werkings-sfeer van de AGF-cao. Doordat gedaagde niet de AGF-cao als inleen-cao heeft gehanteerd, zijn eisers voor hun werkzaamheden bij Looye Verpak onderbetaald.

4.Het verweer

Gedaagde heeft de vordering betwist en heeft daartoe - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - aangevoerd dat Looye Verpak geen verzendhandelsfunctie in de zin van artikel 1 lid 2 sub a en e van de AGF-cao heeft. Looye Verpak valt dan ook niet onder de werkingssfeer van deze cao.

5.De beoordeling

5.1
Gedaagde heeft ter onderbouwing van haar betwisting dat Looye Verpak onder de AGF-
cao valt aangevoerd dat Looye Verpak (in hoofdzaak) niet verpakt ten behoeve van binnen- en buitenlandse afnemers, maar ten behoeve van de producenten Looye Kwekers Naaldwijk B.V. en Looye Kwekers Burgerveen B.V. (hierna samen: Looye Kwekers). Looye Kwekers schakelen Looye Verpak in voor het verpakken van de geoogste producten. Zij geven Looye Verpak opdracht en instructie tot het inpakken van de tomaten en Looye Verpak levert deze vervolgens weer terug. De kweker verkoopt zelf de tomaten aan de groothandel/detail-handelaar. Looye Verpak is derhalve geen handelaar doch slechts dienstverlener, terwijl de AGF-cao ziet op handelsbedrijven, aldus gedaagde.
5.2
Eisers stellen zich op het standpunt dat Looye Verpak verpakkingswerkzaamheden verricht met betrekking tot producten die zijn geteeld ten behoeve van afnemers in de groot- en detailhandel en dat Looye Verpak daarmee onder de definitie van verzendhandel valt. Dit blijkt volgens eisers onder meer uit het feit dat zij verpakkingsmateriaal van verschillende supermarkten hebben gebruikt. De producten zijn niet geteeld noch verpakt ten behoeve van de teler. De afnemers zijn immers binnen- en buitenlandse groothandels en detailhandels. Een kweker kan geen afnemer zijn van zijn eigen tomaten, aldus eisers.
5.3
Het geschil komt in de kern neer op de uitleg van de in artikel 1 lid 2 sub e van de
AGF-cao gehanteerde bewoordingen “ten behoeve van”. In de visie van gedaagde slaat dit terug op “de bedrijfsuitoefening van sorteer- en pakstations”. Omdat Looye Verpak haar werkzaamheden verricht ten behoeve van de teler, en niet ten behoeve van afnemers in de groot- en detailhandel, valt Looye Verpak volgens gedaagde niet onder de definitie van verzendhandel. Eisers stellen dat “ten behoeve van” terug slaat op “in Nederland geteelde groenten en fruit”. Nu de producten die Looye Verpak verpakt worden geteeld ten behoeve van afnemers in de groot- en detailhandel, verricht Looye Verpak volgens eisers wél een verzendhandelsfunctie in de zin van de AGF-cao.
5.4
Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad is bij de uitleg van een cao-bepaling de bewoordingen waarin deze is gesteld, gelezen in het licht van de gehele tekst van die overeenkomst en een eventuele, voor derden kenbare toelichting daarop, in beginsel van doorslaggevende betekenis. Daarbij komt het niet aan op een strikt grammaticale uitleg, maar op het vaststellen van de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen waarin de bepaling is gesteld. Bij deze uitleg kunnen als - objectief kenbare - gezichtspunten onder meer betrokken worden de elders in de cao gebruikte formuleringen en de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden. Ook kan bij deze uitleg rekening worden gehouden met de kennelijke ratio en strekking van de regeling waartoe de bepaling behoort en de bedoeling van de opstellers, voor zover deze objectief uit de tekst van de cao en de eventuele toelichting daarop voor derden kenbaar is (o.a. HR 17 september 1993,
NJ1994, 173, HR 31 mei 2002,
NJ2003, 110, HR 20 februari 2004,
NJ2005, 493 en HR 11 november 2005,
JAR2005, 286).
5.5
De bewoordingen waarin artikel 1 lid 2 sub e van de AGF-cao is gesteld kunnen, strikt grammaticaal bezien, worden uitgelegd op zowel de door eisers als door gedaagde voorgestane wijze. Elders in de cao gebruikte formuleringen noch de toelichting op de cao bieden in casu aanknopingspunten voor de betekenis die aan de betreffende bewoordingen moet worden toegekend. Het komt daarom naar het oordeel van de kantonrechter aan op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden tekstinterpretaties zouden leiden, in het licht van de kennelijke ratio en strekking van de cao.
5.6
Vanuit die optiek onderschrijft de kantonrechter de uitleg die gedaagde geeft aan de bewoordingen “ten behoeve van”. In de visie van eisers zouden namelijk álle pakstations die groenten en fruit verpakken dat is geteeld om uiteindelijk te worden afgenomen door groot- en detailhandel, ongeacht in wiens opdracht de verpakkingswerkzaamheden worden uitgevoerd en aan wie de producten na verpakking worden geleverd, vallen onder de werkingssfeer van de AGF-cao. Dit lijkt, mede in samenhang met de termen “cao voor de groot
handelin groenten en fruit” en “verzend
handel”, een te brede uitleg, daar handel in het algemeen duidt op de aan- en verkoop van goederen.
5.7
Voor zover eisers hebben bedoeld aan te voeren dat, uitgaande van de door gedaagde (en de kantonrechter) gehanteerde uitleg van artikel 1 lid 2 sub e van de AGF-cao, Looye Verpak haar verpakkingswerkzaamheden verricht ten behoeve van binnen- en buitenlandse afnemers in de groot- en detailhandel, geldt het volgende. Het enkele feit dat tomaten door Looye Verpak worden verpakt in verpakkingen van de uiteindelijke afnemers in de groot- en detailhandel, is, gelet op hetgeen hiervoor onder 5.1 over de handelswijze van Looye Verpak en Looye Kwekers is weergegeven - hetgeen door eisers niet (gemotiveerd) is betwist - onvoldoende om tot deze conclusie te komen. De kantonrechter kent in dit kader, onder verwijzing naar hetgeen hiervoor onder 5.6 is overwogen, mede betekenis toe aan het - door eisers niet weersproken - feit dat Looye Verpak door de Belastingdienst is ingedeeld in de sector algemene industrie en ook eisers zich op het standpunt stellen dat Looye Verpak geen handelaar is.
5.8
De kantonrechter komt aldus tot de conclusie dat Looye Verpak geen verzendhandels-functie in de zin van artikel 1 lid 2 sub a en e van de AGF-cao uitoefent en derhalve niet valt onder de werkingssfeer van deze cao.
5.9
Eisers hebben nog aangevoerd dat met de betreffende vennootschapsconstructie de AGF-cao wordt omzeild. Dit is door gedaagde betwist. Gedaagde heeft daartoe gesteld dat een aparte B.V. is opgericht voor de verpakkingswerkzaamheden, hetgeen een legitieme manier is om de organisatie in te richten. De enkele, aan hun standpunt ten grondslag gelegde stelling dat eisers bij Looye Verpak werkzaamheden hebben verricht die ook worden verricht door werknemers van bedrijven die wel onder de AGF-cao vallen, kan niet tot de conclusie leiden dat de onderhavige vennootschapsconstructie op de betreffende wijze is vormgegeven met de intentie om de AGF-cao te omzeilen. Dit standpunt wordt daarom bij gebreke van verdere onderbouwing gepasseerd.
5.1
Gezien al het voorgaande, wordt de gevorderde verklaring voor recht afgewezen.
5.11
Eisers worden als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. De door gedaagde gevorderde nakosten worden toegewezen als hierna vermeld, nu de proces-kostenveroordeling hiervoor reeds een executoriale titel geeft en de kantonrechter van oordeel is dat de nakosten zich reeds vooraf laten begroten.

6.De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt eisers in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van gedaagde vastgesteld op € 300,00 aan salaris voor de gemachtigde, en indien eisers niet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis vrijwillig hieraan hebben voldaan, begroot op € 15,00 aan nasalaris, te verhogen met € 68,00 aan betekeningskosten onder de voorwaarde dat betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw;
verklaart dit vonnis wat de proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. van Die en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
673