ECLI:NL:RBROT:2017:5899

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 juli 2017
Publicatiedatum
27 juli 2017
Zaaknummer
10/750144-14
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal in vereniging en oplichting van zeecontainers met ferro nikkel

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 juli 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van diefstal in vereniging en oplichting met betrekking tot acht zeecontainers die ferro nikkel bevatten. De verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.J.J. van Rijsbergen. De rechtbank heeft het bewijs tegen de verdachte voornamelijk gebaseerd op de verklaringen van medeverdachten en getuigen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 20 maanden, maar de rechtbank sprak de verdachte vrij van een deel van de tenlastelegging. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de diefstal van de containers en oplichting, en legde een gevangenisstraf van 15 maanden op. De rechtbank overwoog dat de verdachte een cruciale rol had gespeeld in de diefstal en dat de feiten ernstige financiële schade hadden veroorzaakt voor de eigenaar van de lading. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen en medische omstandigheden, maar vond dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gerechtvaardigd was. De benadeelde partij vorderde schadevergoeding, die gedeeltelijk werd toegewezen, en de rechtbank legde een schadevergoedingsmaatregel op.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/750144-14
Datum uitspraak: 12 juli 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. J.J.J. van Rijsbergen, advocaat te Breda.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 19 en 20 juni 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. T.H. Slieker heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 3 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijsoverweging feiten 1 en 2
4.2.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. Het standpunt van de verdediging is (kort samengevat) dat niet is voldaan aan het bewijsminimum ex artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Het bewijs bestaat grotendeels uit de verklaringen van de medeverdachte [naam medeverdachte 1] . Aangaande essentiële onderdelen van zijn verklaringen (wie is de opdrachtgever van het transport, wat is de rol van de verdachte, van wie heeft [naam medeverdachte 1] de pincodes en containernummers gehad, waar heeft hij deze gehad) heeft [naam medeverdachte 1] zozeer tegenstrijdig verklaard dat zijn verklaringen niet voor het bewijs gebezigd dienen te worden. Indien de rechtbank ter zake een ander oordeel is toegedaan, dan heeft de situatie te gelden dat de verklaringen van [naam medeverdachte 1] op kernonderdelen onvoldoende worden ondersteund door overige bewijsmiddelen. Voorts heeft de verdachte een legitieme verklaring gegeven voor zijn aanwezigheid op het terrein bij ATL, zijn gesprek met [naam medeverdachte 1] en voor het feit dat hij mogelijk met [naam medeverdachte 1] heeft gesproken over een adres, omdat de verdachte desgevraagd aan [naam medeverdachte 1] had uitgelegd hoe hij ergens moest komen. De verdachte heeft namelijk verklaard dat hij op 26 juni 2014 wel contact heeft gehad met [naam medeverdachte 1] , maar dat was om hem geld te lenen en hem te helpen bij het huren van een trailer. Ook indien de rechtbank vaststelt dat het de verdachte is geweest die het papiertje met containernummers en pincodes aan [naam medeverdachte 1] heeft overhandigd, dan dient eveneens integrale vrijspraak te volgen. Op geen enkele wijze kan immers worden vastgesteld dat de verdachte enige vorm van wetenschap had van de criminele gang van zaken.
4.2.2.
Beoordeling
Betrouwbaarheid medeverdachte [naam medeverdachte 1]
De rechtbank stelt voorop dat in de onderhavige zaak het bewijs tegen de verdachte in de kern met name bestaat uit de verklaringen van [naam medeverdachte 1] en de getuigen [naam getuige 1] , [naam getuige 2] , [naam getuige 3] en [naam getuige 4] (hierna: de chauffeurs). De rechtbank stelt vast dat [naam medeverdachte 1] ten aanzien van het ten laste gelegde in het begin terughoudend heeft verklaard, maar langzaam maar zeker meer gedetailleerd is gaan verklaren. Bij de beoordeling van de zaak en het selecteren van het bewijs houdt de rechtbank rekening met het feit dat [naam medeverdachte 1] op een aantal punten wisselende verklaringen heeft afgelegd door slechts die (delen van) verklaringen te bezigen voor het bewijs die betrouwbaar worden geacht omdat hij in de betreffende verklaring bijvoorbeeld ook zichzelf belast en/of omdat deze verklaring (voldoende) ondersteund wordt door of in overeenstemming is met de verklaringen van de chauffeurs of andere bewijsmiddelen.
Dit leidt ertoe dat bij de feitenvaststelling de verklaring van [naam medeverdachte 1] als uitgangspunt is genomen.
Bewijsminimum
Volgens het tweede lid van artikel 342 Sv - dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan - kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van art. 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
Uit het hiervoor overwogene (maar ook het hierna volgende) vloeit voort dat de verklaring van [naam medeverdachte 1] niet op zichzelf staat en voldoende steun in ander bewijsmateriaal vindt. Dit blijkt ook uit de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze in de bijlage zijn opgenomen. De rechtbank stelt vast dat voldaan is aan het wettelijk bewijsminimum als bedoeld in het hiervoor genoemde artikel. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Vaststaande feiten en omstandigheden
Gebleken is van de navolgende feiten en omstandigheden.
Op 30 juni 2014 is aangifte gedaan van de diefstal van acht containers met daarin ferro-nikkel. De containers waren opgeslagen bij de Euromax terminal en zijn opgehaald door vier chauffeurs die waren ingeschakeld door [naam medeverdachte 1] . De containers zijn opgehaald met gebruikmaking van valselijk verkregen pincodes en vervolgens vervoerd naar de [plaats delict] in Rotterdam alwaar deze werden opgehaald door andere chauffeurs en verder vervoerd naar het terrein van [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] te Mijdrecht. De inhoud van de containers werd ten slotte verkocht aan [naam bedrijf 1]
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat het eerste gedeelte van het vervoer van de containers plaatsvond onder aansturing van de verdachte. Hoewel [naam medeverdachte 1] chauffeurs heeft ingeschakeld om het eerste gedeelte van het vervoer van de containers uit te voeren, was het de verdachte die aan [naam medeverdachte 1] een briefje had verstrekt met daarop containernummers met daarachter pincodes om de containers bij de Euromax terminal op te halen. De verdachte was ook degene die het adres had gegeven waar de containers zonder kingpin-slot losgekoppeld moesten worden en zouden worden opgehaald door andere chauffeurs. Dit blijkt uit de verklaring van [naam medeverdachte 1] die op dit punt voldoende ondersteund wordt door de verklaringen van twee van de chauffeurs. De rechtbank hecht daaraan meer gewicht dan aan de verklaring van de verdachte dat hij alleen maar om [naam medeverdachte 1] geld te lenen aanwezig was bij ATL en later nabij de [plaats delict] : daarvoor is het te toevallig dat de verdachte uitgerekend op de dag van de diefstal op twee relevante locaties aanwezig is (ATL is de locatie waar een deel van de trailers zijn gehuurd, de [plaats delict] is de plek waar de trailers en containers zijn geplaatst).
Uit de bewijsmiddelen blijkt voorts dat het tweede gedeelte van het vervoer van de containers (mede) plaats vond onder aansturing van de medeverdachte [naam medeverdachte 2] . Uit de bewijsmiddelen blijkt voldoende duidelijk dat [naam medeverdachte 2] de link was tussen de twee aparte vervoersopdrachten van de acht containers. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat [naam medeverdachte 2] ten tijde van de diefstal telefonisch contact had met de verdachte, met de getuige [naam getuige 5] – die als chauffeur optrad voor het tweede gedeelte van het vervoer van de containers –, alsmede met de medeverdachte [naam medeverdachte 3] , die uiteindelijk de inhoud van de containers heeft gekocht van [naam medeverdachte 2] . De rechtbank acht niet geloofwaardig dat de verdachte en [naam medeverdachte 2] de betreffende telefonische contacten niet hebben gepleegd, gelet op de wijze waarop de politie haar bevindingen omtrent de historische verkeersgegevens van de telefoonnummers die aan de verdachte en de medeverdachten zijn toegeschreven, heeft onderbouwd (zie p. 1263 e.v. van het dossier voor het nummer [mobiele nummer 1] ( [naam medeverdachte 2] ), p. 615 voor het nummer [mobiele nummer 2] (de verdachte) en p. 1270 e.v. voor het nummer [mobiele nummer 3] (de verdachte)).
Uit het voorgaande volgt dat de verdachte bewust en nauw heeft samengewerkt met [naam medeverdachte 2] en met [naam medeverdachte 1] (met de kanttekening dat de bewijsbare rol van [naam medeverdachte 1] minder ver gaat dan die van de verdachte en [naam medeverdachte 2] ). Die samenwerking betreft, voor zover het de verdachte betreft, de diefstal van de containers (gepaard gaand met oplichting van ECT) en het daarop volgende vervoer van de containers naar Mijdrecht.
Opzet
Op grond van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zich willens en wetens – in de vorm van vol opzet – samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van de acht containers en oplichting.
4.2.3.
Conclusie
Gelet op het voorgaande slagen de verweren van de raadsman niet.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
Primair
hij op één of meer tijdstippen op of omstreeks 26 en/of 27 juni 2014 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (vanaf de Euromaxterminal gelegen aan de Maasvlakteweg) heeft weggenomen acht, althans één of meer, zeecontainer(s) (totaal inhoudende ongeveer 191.000 kilogram Ferro-Nikkel, althans een grote hoeveelheid Ferro-Nikkel), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich (telkens) de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of (telkens) de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door (telkens) met een (valselijk verkregen) pincode, die hij, verdachte en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd was/waren te gebruiken, die zeecontainers (met die Ferro-Nikkel) van voornoemde Euromax-terminal op te halen en/of weg te voeren en/of (vervolgens) naar Mijdrecht te vervoeren;
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 26 en/of 27 juni 2014 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, één of meer medewerker(s) van de Euromaxterminal (gelegen aan de Maasvlakteweg) heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst en/of het ter beschikking stellen van gegevens, te weten acht, althans één of meer, (zee)container(s) (totaal inhoudende ongeveer
191.000 kilogram Ferro-Nikkel, althans een grote hoeveelheid Ferro-Nikkel), hebbende verdachte en/of zijn mededader(s)
  • zich voorgedaan als (een) chauffeur(s) die gerechtigd was/waren om voornoemde (zee)containers van de Euromaxterminal op te halen en weg te voeren, en/of
  • (aldus) bij de beveiliging van Euromaxterminal een of meer dagkaart(en) gekocht, en/of
  • (aldus) aan de beveiliging (een lijstje met) (een) containernummer(s) en de daarbij behorende PINnummer(s) overhandigd/doorgegeven en gevraagd of die container(s) nog binnen op het terrein stond(en).
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.

Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutel;

2.

Medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte en zijn mededaders hebben ervoor gezorgd dat acht containers van het beveiligde terrein van een containerterminal naar een openbare weg zijn verplaatst en aldaar zijn opgehaald en weggenomen. De verdachte heeft zich als zodanig schuldig gemaakt aan diefstal en oplichting. Uit het dossier blijkt dat de rol van de verdachte cruciaal was. Door het plegen van deze feiten hebben de verdachte en zijn mededaders er aan bijgedragen dat niet alleen de eigenaar van de lading van de containers grote financiële schade heeft geleden, maar ook andere daarbij betrokken partijen.
De rechtbank heeft kennis genomen van de justitiële documentatie van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten.
De rechtbank zal in strafverminderende zin laten meewegen dat sprake is van een geringe overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM en dat de verdachte zwaarwegende medische omstandigheden naar voren heeft gebracht.
Gezien de ernst van de feiten en het voorgaande kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur daarvan heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Voor zover de raadsman van de verdachte heeft verzocht om een detentiegeschiktheidsonderzoek, wijst de rechtbank dit verzoek af, nu een dergelijk verzoek zich meer leent voor een behandeling in het kader van de executie van deze straf.

8.Vorderingen benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] ter zake van het ten laste gelegde. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 503.569,84 aan materiële schade, inclusief rente en kosten met hoofdelijke toewijzing van de vordering en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de vordering van [naam benadeelde] hoofdelijk zal toewijzen tot een bedrag van € 14.554,12 (de waarde van de acht weggenomen containers van [naam benadeelde] ), ter zake van dat bedrag tevens een schadevergoedingsmaatregel zal opleggen en voor het overige niet-ontvankelijk zal verklaren.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsman stelt primair, in het verlengde van de door hem bepleite vrijspraak, dat de vordering van [naam benadeelde] niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om af te zien van enige schadevergoedingsmaatregel, omdat de verdachte de gevraagde schadevergoeding nooit zal kunnen betalen en het opleggen van een schadevergoedingsmaatregel van betekenis dus uitsluitend zal leiden tot vervangende hechtenis. Bovendien is de raadsman van oordeel dat de vordering is ingesteld door professionele marktdeelnemers die prima in staat zijn hun eigen belangen te behartigen en hun schade te verhalen.
8.3.
Beoordeling
Op grond van artikel 51a, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering kan degene die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit, zich ter zake van zijn vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij voegen in het strafproces. Van rechtstreekse schade is sprake indien iemand is getroffen in een belang dat door de overtreden strafbepaling wordt beschermd. In het algemeen beschermen strafbepalingen niet het belang van rechtsopvolgers noch dat van derde belanghebbenden, zodat doorgaans alleen het slachtoffer zelf zich als benadeelde partij kan voegen in het strafproces.
De rechtbank stelt vast dat [naam benadeelde] door de bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks materiële schade heeft geleden tot een bedrag van € 14.554,12, de onbetwiste waarde van de gestolen containers die haar eigendom waren. Dit deel van de vordering zal daarom worden toegewezen en wel (omdat de verdachte de feiten in vereniging met anderen heeft gepleegd) op hoofdelijke basis.
De rechtbank stelt verder vast dat het overige gedeelte van de vordering van [naam benadeelde] ziet op de schade die zij heeft geleden doordat zij in rechte is betrokken door [naam verzekeringsmaatschappij] , de (hoofd)verzekeraar van [naam slachtoffer 1] (de expediteur van de onderhavige containers). [naam verzekeringsmaatschappij] vorderde vergoeding kennelijk (mede) uit hoofde van een of meerdere cessies, zoals beschreven op p. 3 van de overgelegde uitspraak van het Hanseatisches Oberlandesgericht uit Hamburg. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel deze kosten in een te ver verwijderd verband met de bewezen verklaarde strafbare feiten staan. De enkele stelling dat [naam benadeelde] ook zonder de schikking gehouden zou zijn tot schadevergoeding – wat daar verder ook van zij – maakt dit niet anders: zij heeft betaald aan [naam verzekeringsmaatschappij] op de wijze en basis zoals hiervoor geschetst. [naam benadeelde] wordt daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaard.
Nu de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 900,-, aan salaris voor de advocaat (1 punt voor het indienen van het verzoek om schadevergoeding en 1 punt per zittingsdag voor het verschijnen ter terechtzitting met een waarde per punt van € 300,-, waarbij de rechtbank aansluiting heeft gezocht bij het in Nederlandse civiele procedures voor kosten van rechtsbijstand gebruikelijke liquidatietarief voor kantonzaken).
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gezien de hoogte van het bedrag dat de rechtbank toewijst, wordt het verzoek van de raadsman om af te zien van de schadevergoedingsmaatregel gepasseerd.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 47, 57, 63, 310, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader(s), des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] , te betalen een bedrag van
€ 14.554,12 (zegge: veertienduizendvijfhonderdvierenvijftig euro en twaalf euro cent), aan materiële schade;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader(s) in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op € 900,- aan salaris voor de advocaat;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 14.554,12 (hoofdsom,
zegge: veertienduizendvijfhonderdvierenvijftig euro en twaalf euro cent); beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 14.554,12 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
107 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader/mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N. Doorduijn, voorzitter,
en mrs. I.W.M. Laurijssens en D.L. Spierings, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G.F. Meiland, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
Primair
hij op één of meer tijdstippen op of omstreeks 26 en/of 27 juni 2014 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (vanaf de Euromaxterminal gelegen aan de Maasvlakteweg) heeft weggenomen acht, althans één of meer, zeecontainer(s) (totaal inhoudende ongeveer 191.000 kilogram Ferro-Nikkel, althans een grote hoeveelheid Ferro-Nikkel), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich (telkens) de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of (telkens) de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door (telkens) met een (valselijk verkregen) pincode, die hij, verdachte en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd was/waren te gebruiken, die zeecontainers (met die Ferro-Nikkel) van voornoemde Euromax-terminal op te halen en/of weg te voeren en/of (vervolgens) naar Mijdrecht te vervoeren;
Subsidiair
hij op of omstreeks 26 en/of 27 juni 2014 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer goed(eren), te weten acht, althans één of meer, (zee)container(s) (inhoudende in totaal ongeveer 191.000 kilogram Ferro-Nikkel, althans een grote hoeveelheid Ferro-Nikkel) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededaders ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dit/deze goed(eren) wist(en), althans redelijkerwijs had(den)
moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 26 en/of 27 juni 2014 te Rotterdam, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, één of meer medewerker(s) van de Euromaxterminal (gelegen aan de Maasvlakteweg) heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst en/of het ter beschikking stellen van gegevens, te weten acht, althans één of meer, (zee)container(s) (totaal inhoudende ongeveer
191.000 kilogram Ferro-Nikkel, althans een grote hoeveelheid Ferro-Nikkel), hebbende verdachte en/of zijn mededader(s)
  • zich voorgedaan als (een) chauffeur(s) die gerechtigd was/waren om voornoemde (zee)containers van de Euromaxterminal op te halen en weg te voeren, en/of
  • (aldus) bij de beveiliging van Euromaxterminal een of meer dagkaart(en) gekocht, en/of
  • (aldus) aan de beveiliging (een lijstje met) (een) containernummer(s) en de daarbij behorende PINnummer(s) overhandigd/doorgegeven en gevraagd of die container(s) nog binnen op het terrein stond(en);
3.
hij in of omstreeks de periode van 26 juni 2014 tot en met 30 september 2014,
te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
a. van een of meer voorwerpen, te weten
  • acht, althans één of meer, (zee)container(s) (totaal inhoudende ongeveer 191.000 kilogram Ferro-Nikkel, althans een grote hoeveelheid Ferro-Nikkel) en/of
  • geld (408.951 euro),
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op een voorwerp was, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie die/dat voorwerp(en) voorhanden heeft gehad, en/of
b. een of meer voorwerp(en), te weten acht, althans één of meer, (zee)container(s) (totaal inhoudende ongeveer 191.000 kilogram Ferro-Nikkel, althans een grote hoeveelheid Ferro-Nikkel) en/of geld (408.951 euro), heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet,
terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) en/of dat geld geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.