ECLI:NL:RBROT:2017:6362

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 augustus 2017
Publicatiedatum
17 augustus 2017
Zaaknummer
10/151780-15
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot verduistering en gebruik van vals vonnis door eigenaar incassobureau

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 augustus 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, eigenaar van een incassobureau, die zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot verduistering van een geldbedrag dat toebehoorde aan een cliënt, alsook aan het meermalen gebruikmaken van een vals vonnis van de rechtbank. De verdachte heeft in de periode van 1 januari 2013 tot en met 30 juli 2013 geprobeerd om een geldbedrag van 2.100 euro, dat toebehoorde aan [naam slachtoffer 1], wederrechtelijk toe te eigenen door een vals vonnis te tonen en te verzenden. Dit vonnis vermeldde een lager bedrag dan waarop [naam slachtoffer 1] recht had. Daarnaast heeft de verdachte in dezelfde periode opzettelijk gebruikgemaakt van een vals geschrift, te weten een vonnis van de arrondissementsrechtbank te Rotterdam, dat hij aan [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] heeft getoond en verzonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met zijn handelen financiële schade en overlast heeft veroorzaakt. De verdachte is niet eerder veroordeeld en de rechtbank heeft, ondanks de ernst van de feiten, besloten om een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden op te leggen met een proeftijd van twee jaar. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze onvoldoende concreet waren onderbouwd. De rechtbank heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften in acht genomen, waaronder artikelen uit het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-151780-15
Datum uitspraak: 10 augustus 2017
Verstek
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[naam verdachte] ,

geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
raadsman mr. D.C.E. Timmermans, advocaat te Rotterdam.

Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 27 juli 2017.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting van 11 december 2015 overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E.M. Loppé heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.

Bewezenverklaring

In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij in de periode van 01 januari 2013 tot en met 30 juli 2013 te
Rotterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
opzettelijk enig geldbedrag toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , welk geldbedrag verdachte anders dan door misdrijf, te weten als medewerker van [naam incassobureau] , onder zich had,
wederrechtelijk zich toe te eigenen,
als volgt heeft gehandeld, immers heeft hij, verdachte, aan die [naam slachtoffer 1]
een valselijk opgemaakt vonnis van de
arrondissementsrechtbank te Rotterdam getoond en dat vonnis (per e-
mail) verzonden/laten verzenden,
in welk valselijk opgemaakt vonnis vermeld stond dat die [naam slachtoffer 1]
recht had op een lager geldbedrag dan het geldbedrag waarop die
[naam slachtoffer 1] in werkelijkheid aanspraak had,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij in de periode van 01 januari 2013 tot en met 31 januari 2013, en
op 10 juli 2013, te Rotterdam,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals geschrift, te weten
een vonnis van de arrondissementsrechtbank te Rotterdam (- zijnde een
authentieke akte -) als ware dat geschrift echt en onvervalst,
bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte dat valse
vonnis aan [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] heeft getoond en per e-
mail aan die [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] heeft verzonden/heeft laten
verzenden,
en bestaande die valsheid hierin dat het vonnis een geheel vals
vonnis betrof van een rechtszitting die nimmer heeft
plaatsgehad,
bestaande die valsheid hierin dat:
- de namen van de procespartijen ontbreken, en
- de stempel "In naam der Koningin" ontbreekt, en
- de naam en handtekening van de rechter ontbreken;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

Bewijsoverweging

Namens aangever [naam aangever] is verklaard dat [naam slachtoffer 1] begin 2013 een bericht ontving van [naam incassobureau] . inhoudende dat bij vonnis van de rechtbank een vordering van [naam slachtoffer 1] op [naam bedrijf 2] voor een bedrag van ca. 12.500,-- euro was toegewezen. Getuige [naam getuige 1] heeft verklaard dat verdachte eind januari 2013 op zijn kantoor een schriftelijk document van de uitspraak aan haar en [naam slachtoffer 1] heeft getoond, waarbij een bedrag van ca. 12.000,-- was toegewezen. Vervolgens is gebleken dat terzake de vordering van [naam slachtoffer 1] door [naam bedrijf 2] , een bedrag van 19.600,-- euro, waarvan 18.100,-- euro aantoonbaar, aan [naam incassobureau] was betaald waarvan geen enkel bedrag was doorbetaald aan [naam slachtoffer 1] .
Getuige [naam getuige 2] heeft daarover aangegeven dat zij een aantal keer heeft gezien dat verdachte aangaf dat een debiteur nog niet betaald had, terwijl uit het bankafschrift bleek dat er wel betaald was.
Het betreffende vonnis is door [naam slachtoffer 2] in de maand juli 2013 bij verdachte opgevraagd. Na ontvangst bleek dit hetzelfde schriftelijke document te zijn dat verdachte eind januari 2013 op zijn kantoor had getoond. [naam aangever] heeft, in zijn hoedanigheid van advocaat, dit vonnis onderzocht en vastgesteld dat het om een vals vonnis ging. Ook de rechtbank heeft kunnen vaststellen dat - het zich in het dossier bevindende - vonnis vals is. Volgens de medewerker van [naam incassobureau] , [naam getuige 2] , loog verdachte klanten wel vaker voor over gerechtelijke procedures die in werkelijkheid niet liepen.
Op grond van bovenstaande verklaringen oordeelt de rechtbank dat de verdachte met door middel van een door hem vals opgemaakt vonnis gelden toebehorend aan [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] heeft willen verduisteren.

Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.

Poging tot verduistering

2.

Opzettelijk gebruik maken van enig in artikel 226, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht vermeld vals of vervalst geschrift als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

Strafbaarheid verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is dus strafbaar.

Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte, eigenaar van een incassobureau, heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot verduistering van een geldbedrag toebehorende aan een cliënt, [naam slachtoffer 1] , alsook aan het hiertoe meermalen gebruikmaken van een vals vonnis van de arrondissementsrechtbank te Rotterdam als ware dat vonnis echt en onvervalst.
Vonnissen zijn belangrijke fundamenten van de rechtsstaat omdat het uitspraken betreft van een onafhankelijke rechter. Een vonnis is bovendien een machtig wapen omdat de uitspraak bindend is voor partijen en ten uitvoer kan worden gelegd, desnoods met behulp van de sterke arm. De verdachte heeft dit alles schromelijk miskend.
De verdachte heeft met zijn handelen financiële schade en overlast veroorzaakt.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
22 juni 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Mede gelet op het tijdsverloop sinds het begaan van de strafbare feiten zal de rechtbank echter afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, met de voorwaarde die hierna wordt genoemd. Deze voorwaardelijke straf dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.

Vorderingen benadeelde partijen

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 1] , wonende te
[adres benadeelde 1] , [woonplaats benadeelde 1] , gemachtigde mr. [naam gemachtigde] , advocaat te Vlaardingen, ter zake van de ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 6.675,72 aan materiële schade en een vergoeding van € 1.500,-- aan immateriële schade.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 2] , wonende te [adres benadeelde 2] , [woonplaats benadeelde 2] , ter zake van de ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 500,-- aan immateriële schade.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tot immateriële schadevergoeding van [naam benadeelde 1] tot een bedrag van € 500,-- toe te wijzen, [naam benadeelde 1] voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering en de vordering van [naam benadeelde 2] toe te wijzen. De officier van justitie heeft de oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht gevorderd.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de vorderingen onvoldoende concreet onderbouwd, waardoor de behandeling van de vorderingen van de benadeelde partijen een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partijen zullen daarin niet-ontvankelijk worden verklaard. De vorderingen kunnen slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 57, 226 en 321 van het Wetboek van Strafrecht.

Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op twee jaar, na te melden voorwaarde overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken;
verklaart de benadeelde partijen [naam benadeelde 1] en [naam benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vorderingen;
veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vorderingen gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. van der Groen, voorzitter,
en mrs. M.M. Koevoets en A.J.M van Breevoort, rechters,
in tegenwoordigheid van A.C. de Sain, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 augustus 2017.
Bijlage I

Tekst gewijzigde tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2013 tot en met 30 juli 2013 te
Rotterdam, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
opzettelijk 2.100 euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele
toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte,
welk geldbedrag verdachte anders dan door misdrijf, te weten als
medewerker van [naam incassobureau] , onder zich had,
wederrechtelijk zich toe te eigenen,
als volgt heeft gehandeld, immers heeft hij, verdachte, aan die [naam slachtoffer 1]
een vervalst en/of valselijk opgemaakt vonnis van de
arrondissementsrechtbank te Rotterdam getoond en/of dat vonnis (per e-
mail) verzonden/laten verzenden,
in welk vervalst en/of valselijk opgemaakt vonnis vermeld stond dat die [naam slachtoffer 1]
recht had op een lager geldbedrag dan het geldbedrag waarop die
[naam slachtoffer 1] in werkelijkheid aanspraak had,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 321 jo 45 Wetboek van Strafrecht)
( art 321 Wetboek van Strafrecht)
2
hij in of omstreeks de période van 01 januari 2013 tot en met 31 januari
2013, en/of
op of omstreeks 10 juli 2013,
te Rotterdam, althans in Nederland
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals of vervalst geschrift, te weten
een vonnis van de arrondissementsrechtbank te Rotterdam (- zijnde een
authentieke akte -) als ware dat geschrift echt en onvervalst,
bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte dat valse en/of vervalste
vonnis aan [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] heeft getoond en/of (per e-
mail) aan die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] heeft verzonden/heeft laten
verzenden,
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat het vonnis een geheel vals
en/of vervalst vonnis betrof van een rechtszitting die nimmer heeft
plaatsgehad,
althans bestaande die valsheid of vervalsing in ieder geval hierin dat:
- de namen van de procespartijen ontbreken, en/of
- de stempel "In naam der Koningin" ontbreekt, en/of
- de naam en/of handtekening van de rechter ontbreken;
Artikel 225 lid 2 jo 226 lid 1 onder sub 1 Wetboek van Strafrecht
( art 226 lid 2 Wetboek van Strafrecht)