Rechtbank Rotterdam
Parketnummer: 10-151780-15
Datum uitspraak: 10 augustus 2017
Verstek
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
raadsman mr. D.C.E. Timmermans, advocaat te Rotterdam.
Onderzoek op de terechtzitting
Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 27 juli 2017.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting van 11 december 2015 overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Eis officier van justitie
De officier van justitie mr. E.M. Loppé heeft gevorderd:
- bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij in de periode van 01 januari 2013 tot en met 30 juli 2013 te
Rotterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
opzettelijk enig geldbedrag toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , welk geldbedrag verdachte anders dan door misdrijf, te weten als medewerker van [naam incassobureau] , onder zich had,
wederrechtelijk zich toe te eigenen,
als volgt heeft gehandeld, immers heeft hij, verdachte, aan die [naam slachtoffer 1]
een valselijk opgemaakt vonnis van de
arrondissementsrechtbank te Rotterdam getoond en dat vonnis (per e-
mail) verzonden/laten verzenden,
in welk valselijk opgemaakt vonnis vermeld stond dat die [naam slachtoffer 1]
recht had op een lager geldbedrag dan het geldbedrag waarop die
[naam slachtoffer 1] in werkelijkheid aanspraak had,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij in de periode van 01 januari 2013 tot en met 31 januari 2013, en
op 10 juli 2013, te Rotterdam,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals geschrift, te weten
een vonnis van de arrondissementsrechtbank te Rotterdam (- zijnde een
authentieke akte -) als ware dat geschrift echt en onvervalst,
bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte dat valse
vonnis aan [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] heeft getoond en per e-
mail aan die [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] heeft verzonden/heeft laten
verzenden,
en bestaande die valsheid hierin dat het vonnis een geheel vals
vonnis betrof van een rechtszitting die nimmer heeft
plaatsgehad,
bestaande die valsheid hierin dat:
- de namen van de procespartijen ontbreken, en
- de stempel "In naam der Koningin" ontbreekt, en
- de naam en handtekening van de rechter ontbreken;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Bewijsoverweging
Namens aangever [naam aangever] is verklaard dat [naam slachtoffer 1] begin 2013 een bericht ontving van [naam incassobureau] . inhoudende dat bij vonnis van de rechtbank een vordering van [naam slachtoffer 1] op [naam bedrijf 2] voor een bedrag van ca. 12.500,-- euro was toegewezen. Getuige [naam getuige 1] heeft verklaard dat verdachte eind januari 2013 op zijn kantoor een schriftelijk document van de uitspraak aan haar en [naam slachtoffer 1] heeft getoond, waarbij een bedrag van ca. 12.000,-- was toegewezen. Vervolgens is gebleken dat terzake de vordering van [naam slachtoffer 1] door [naam bedrijf 2] , een bedrag van 19.600,-- euro, waarvan 18.100,-- euro aantoonbaar, aan [naam incassobureau] was betaald waarvan geen enkel bedrag was doorbetaald aan [naam slachtoffer 1] .
Getuige [naam getuige 2] heeft daarover aangegeven dat zij een aantal keer heeft gezien dat verdachte aangaf dat een debiteur nog niet betaald had, terwijl uit het bankafschrift bleek dat er wel betaald was.
Het betreffende vonnis is door [naam slachtoffer 2] in de maand juli 2013 bij verdachte opgevraagd. Na ontvangst bleek dit hetzelfde schriftelijke document te zijn dat verdachte eind januari 2013 op zijn kantoor had getoond. [naam aangever] heeft, in zijn hoedanigheid van advocaat, dit vonnis onderzocht en vastgesteld dat het om een vals vonnis ging. Ook de rechtbank heeft kunnen vaststellen dat - het zich in het dossier bevindende - vonnis vals is. Volgens de medewerker van [naam incassobureau] , [naam getuige 2] , loog verdachte klanten wel vaker voor over gerechtelijke procedures die in werkelijkheid niet liepen.
Op grond van bovenstaande verklaringen oordeelt de rechtbank dat de verdachte met door middel van een door hem vals opgemaakt vonnis gelden toebehorend aan [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] heeft willen verduisteren.
Strafbaarheid feiten
De bewezen feiten leveren op: