ECLI:NL:RBROT:2017:6798

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 september 2017
Publicatiedatum
1 september 2017
Zaaknummer
ROT 17/4562
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake verwijdering leerling van school

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 1 september 2017 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van een leerling die niet bevorderd is naar Havo 5 en is verwijderd van school. De leerling, vertegenwoordigd door zijn moeder en gemachtigd door mr. A.C. van ’t Hek, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van bestuur van de Stichting Bestuur Openbaar Onderwijs Rotterdam, vertegenwoordigd door mr. M.W.A. Scholtes. Het bestreden besluit, genomen op 10 juli 2017, houdt in dat de leerling niet bevorderd is naar Havo 5 en dat hij Havo 4 niet mag overdoen, met als gevolg dat hij is doorverwezen naar het Mbo. De voorzieningenrechter heeft op 29 augustus 2017 de zaak behandeld, waarbij de leerling en zijn moeder aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder en enkele vertegenwoordigers van de school.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het besluit om de leerling te verwijderen een discretionaire bevoegdheid van de school is, die terughoudend door de bestuursrechter wordt getoetst. De rechter heeft vastgesteld dat de leerling niet voldoet aan de bevorderingsnormen en dat de school voldoende heeft gemotiveerd waarom doubleren niet mogelijk is. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de argumenten van de leerling, waaronder zijn studievaardigheden en thuissituatie, niet voldoende zijn om het besluit van de school te weerleggen. De voorzieningenrechter heeft uiteindelijk het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat het bestreden besluit naar verwachting in stand zal blijven in de bezwaarprocedure.

De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 4
zaaknummer: ROT 17/4562
uitspraak van de voorzieningenrechter van 1 september 2017 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
[verzoeker], wettelijk vertegenwoordigd door zijn [moeder] , wonende te [woonplaats] , verzoeker,
gemachtigde: mr. A.C. van ’t Hek,
en
het college van bestuur van de stichting Stichting Bestuur Openbaar Onderwijs Rotterdam, verweerder,
gemachtigde: mr. M.W.A. Scholtes.

Procesverloop

Bij besluit van 10 juli 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder meegedeeld dat verzoeker niet is bevorderd naar Havo 5. Verder is meegedeeld dat de docentenvergadering het bindend advies heeft gegeven dat verzoeker Havo 4 niet mag overdoen. Er is sprake van een verwijderingsbesluit waarbij verzoeker wordt doorverwezen naar het Mbo.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bezwaar gemaakt. Tevens heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 augustus 2017.
Verzoeker is met zijn moeder en [broer] verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en [persoon 1] en [persoon 2].

Overwegingen

1. Indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank tegen een besluit bezwaar is gemaakt, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Voor zover de daartoe uit te voeren toetsing meebrengt dat de rechtmatigheid van het bestreden besluit wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter een voorlopig karakter en is dat oordeel niet bindend voor de beslissing op bezwaar of in een eventuele beroepsprocedure.
2. Verzoeker, geboren [geboortedatum] , is sinds het schooljaar 2013/2014 leerling van het Wolfert Lyceum, openbare daltonschool voor gymnasium, atheneum en havo, een van de zes scholen van de Wolftert van Borselen scholengroep (hierna: WvB). Bij e-mailbericht van 29 juni 2017 zijn de argumenten om verzoeker niet te laten doubleren aan de moeder van verzoeker meegedeeld.
3. Ter zitting heeft verweerder zich primair op het standpunt gesteld dat er gelet op artikel 8:4, derde lid, van de Awb, geen sprake is van een besluit, zodat het volgens verweerder niet mogelijk is om te verzoeken om een voorlopige voorziening.
3.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat in dit geval wel sprake is van een voor bezwaar en beroep vatbaar besluit. Immers, er is geen sprake van een beoordeling van het kennen of kunnen, maar van een door verweerder genomen verwijderingsbesluit gebaseerd op de stelling dat de capaciteiten in combinatie met verzoekers werkhouding maken dat het Havo-diploma niet haalbaar is op grond waarvan doubleren in Havo 4 geen zin heeft.
4. In het bestreden besluit verwijst verweerder naar de bevorderingsnormen van de WvB, de vergaderprocedure eindrapport WvB en artikel 15 van het leerlingenstatuut WvB. Verzoeker was op grond van zijn leerprestaties niet bevorderbaar naar het volgende leerjaar. Omdat verweerder van oordeel is dat het Havo-diploma niet haalbaar is, heeft doubleren geen zin en is het verwijderingsbesluit genomen.
4.1
Niet in geschil is dat verzoeker gelet op zijn eindcijfers Havo 4 niet aan de normen voldoet om bevorderd te worden naar Havo 5.
5. Verzoeker voert aan dat onvoldoende is gemotiveerd waarom hij Havo 4 niet mag doubleren. In dat kader stelt hij dat hij de studievaardigheden bezit en de juiste werkhouding heeft om het Havo-diploma te behalen en geen interesse heeft in een Mbo-opleiding. Verweerder heeft volgens verzoeker zijn thuisproblemen onvoldoende meegewogen. Daarnaast is er bij verzoeker sprake geweest van terugkerende buikklachten. Verzoeker wil bereiken dat hij bij verweerder (of elders) toegelaten wordt tot Havo 4.
5.1.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat het besluit om verzoeker als leerling te verwijderen een discretionaire bevoegdheid betreft van verweerder, die de bestuursrechter terughoudend toetst. Dit betekent dat de voorzieningenrechter beoordeelt of verweerder, onder afweging van alle bij het onderhavige geval betrokken belangen, in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen.
5.2.
Over de buikklachten is ter zitting vastgesteld dat de huisarts verzoeker niet heeft doorverwezen naar een specialist. Op het moment dat verzoeker zelf naar het ziekenhuis wilde gaan, waren de klachten verdwenen. Dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met verzoekers fysieke problemen is naar het oordeel van de voorzieningen-rechter niet aannemelijk geworden.
5.3.
Over de thuisproblemen heeft verzoeker, kort gezegd, toegelicht dat zijn ouders sinds september 2014 gescheiden wonen. Zijn broer en verzoeker wonen bij vader, die ziek is, en de drie jongere kinderen bij moeder. Moeder heeft steeds een uitkering ontvangen, maar vader ontvangt deze pas sinds maart 2016 zodat er voor verzoeker financiële zorgen waren. Omdat vader geen inkomen had, zijn verzoeker en zijn broer een bedrijfje gestart dat vanuit China kleding en andere goederen importeert en via internet verkoopt. Ook nadat de vader een uitkering ontving hebben verzoeker en zijn broer het bedrijf voortgezet om extra inkomsten te genereren. Dat de woning van vader nauwelijks zou zijn ingericht en verzoeker daaronder leed, zoals door de gemachtigde gesteld, is door verzoeker genuanceerd met zijn opmerking dat de woning sinds het ontvangen van de uitkering steeds meer is ingericht. Verzoekers stelling dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met verzoekers financiële problemen kan niet slagen. Vader ontving in ieder geval vanaf maart 2016 een uitkering. Aannemelijk is geworden dat verweerder bekend was met verzoekers thuissituatie en daarover ook in het kader van het verantwoordelijkheid tonen voor zijn schoolprestaties voldoende met verzoeker heeft gesproken.
5.4.
In een aan de moeder van verzoeker gezonden mail geeft verweerder onder meer het volgende aan:
“Donderdag 29 juni heeft de bevorderingsvergadering besloten om [verzoeker] niet te laten doubleren in 4 Havo.
Hiervoor zijn de volgende argumenten ter sprake gekomen.
-Ondanks de intensieve begeleiding van de mentor is [verzoeker] niet in staat gebleken om verandering aan te brengen in zijn werkhouding en studiegedrag
-Ondanks meerdere toezeggingen van [verzoeker] blijkt dat hij de adviezen en begeleiding niet kan omzetten in een betere werkhouding en studiegedrag
-Ondanks meerdere gesprekken over verantwoordelijkheid nemen voor zijn eigen keuzes en daden blijft [verzoeker] de schuld buiten zichzelf zoeken. De reden dat [verzoeker] een eigen bedrijfje heeft en hiervoor erg veel werk moet verrichten ziet het team niet als een acceptabel argument.
[verzoeker] is niet in staat geweest om alle begeleiding en ondersteuning om te zetten tot een betere werkhouding en daaruit voortvloeiende betere resultaten.
Sinds het tweede leerjaar zijn werkhouding en studiegedrag zorgelijk en herhaaldelijk met [verzoeker] en ouders besproken.
Op grond van deze constatering verwachten wij hierin geen verandering voor volgend schooljaar.
Deze vaardigheden zijn echter wel nodig om een Havo diploma te behalen en zijn in nog sterkere mate van belang tijdens een eventuele vervolgstudie HBO.
Het team is van mening dat [verzoeker] onvoldoende over de juiste studievaardigheden en werkhouding beschikt en acht een Havo diploma en een HBO vervolgstudie niet haalbaar.
(…)”
5.5.
Verzoekers stelling dat hij wel over de juiste werkhouding en motivatie beschikt wordt niet gestaafd met stukken. De voorzieningenrechter is van oordeel dat uit de stukken juist het tegendeel blijkt. Iedere keer opnieuw moet verweerder gesprekken met verzoeker voeren om hem te confronteren met de ernst van de situatie en zijn eigen rol daarin. De verklaring van de mentor van 22 augustus 2017, de gesprekken die met verzoeker en/of zijn ouders zijn gevoerd in februari 2017, april 2017, mei 2017 en juni 2017, de e-mail van de mentor aan de moeder van verzoeker van 17 november 2016, een officiële waarschuwing van 26 oktober 2016 van de leerplichtambtenaar in verband met ongeoorloofd verzuim en de cijfers havo 3 en 4 onderbouwen verweerders standpunt naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende.
5.6.
Verzoekers betoog slaagt niet.
6. Voor zover verzoeker betoogt dat het bestreden besluit onrechtmatig is omdat verweerder met scholen in de omgeving een afspraak heeft dat leerlingen van verweerder niet kunnen doubleren op andere scholen, kan dit betoog evenmin slagen.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het (gesteld) niet toegelaten worden bij andere scholen geen rechtstreeks gevolg van het bestreden besluit. Ter zitting heeft de directeur van het Wolfert Lyceum toegelicht dat het verzoeker vrij staat om zich bij een school in de omgeving aan te melden voor Havo 4, maar als er navraag gedaan wordt naar verzoekers leerprestaties en houding, verweerder daarover transparant zal rapporteren.
7. Uit het voorgaande volgt dat in bezwaar het bestreden besluit naar verwachting in stand zal blijven, zodat er geen aanleiding is voor het treffen van een voorlopige voorziening.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A.C. van Nifterick, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H.J. Verspuij-Fung, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 september 2017.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.