ECLI:NL:RBROT:2017:7052

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 september 2017
Publicatiedatum
12 september 2017
Zaaknummer
700423-15
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dodelijk verkeersongeval door snelheidsovertreding met aanmerkelijke onvoorzichtigheid

Op 14 oktober 2015 vond er een dodelijk verkeersongeval plaats op de Wolphaertsbocht te Rotterdam, waarbij een fietser, de 32-jarige [naam slachtoffer], om het leven kwam. De verdachte, bestuurder van een Ford personenauto, reed met een snelheid tussen de 99 en 104 km/u op een weg waar de maximumsnelheid 50 km/u was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid heeft gereden, gezien de omstandigheden van de weg, die slecht verlicht en smal was, en het zicht beperkt werd door geparkeerde auto's. De verdachte heeft tijdens het verhoor door de politie verklaard dat hij te hard heeft gereden, maar was niet ter zitting aanwezig. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van zes maanden en ontzegging van de rijbevoegdheid voor twee jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan het primair ten laste gelegde feit, namelijk het veroorzaken van een verkeersongeval door aanmerkelijke onvoorzichtigheid, en legde een gevangenisstraf van zes maanden op, evenals een ontzegging van de rijbevoegdheid voor twee jaar. Daarnaast werd de in beslag genomen auto verbeurd verklaard en moest de verdachte een schadevergoeding van € 1.508,68 betalen aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer:
10/700423-15
Datum uitspraak:
12 september 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] te [woonplaats verdachte] ( [land] ),
raadsvrouw mr. A. Petrescu, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 29 augustus 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.A. van Wijk heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden en ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van twee jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijsoverwegingen
Inleiding
Op 14 oktober 2015 omstreeks 23:02 uur heeft op de Wolphaertsbocht te Rotterdam (ter hoogte van de kruising met de Clemensstraat ) een verkeersongeval plaatsgevonden waarbij een fietser en een personenauto waren betrokken. Als gevolg hiervan is de fietser, de 32-jarige [naam slachtoffer] (hierna: het slachtoffer), overleden. Hij is naar het ziekenhuis vervoerd, alwaar op 15 oktober 2015 zijn dood is vastgesteld.
De verdachte was op het moment van de aanrijding de bestuurder van de auto. Behalve de verdachte zat ook een bekende van hem als passagier in de auto. Deze passagier is na de botsing te voet vertrokken. De verdachte heeft de komst van de politie ter plaatse afgewacht.
De vraag die de rechtbank thans moet beantwoorden is of verdachte zich door zijn handelen heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank bewezen zal verklaren dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het primair ten laste gelegde, nu het gedrag van de verdachte te kwalificeren is als zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam.
4.1.2.
Standpunt verdachte
De verdachte en zijn raadsvrouw zijn niet ter zitting verschenen.
De verdachte heeft tijdens het verhoor door de politie verklaard dat hij te hard heeft gereden. In eerste instantie heeft de verdachte gesteld dat hij 60 à 70 kilometer per uur heeft gereden. In zijn tweede verklaring heeft de verdachte gesteld dat hij ongeveer 80 kilometer per uur zal hebben gereden. Verder heeft hij verklaard dat hij schrok toen hij het slachtoffer plotseling zag aankomen en dat hij toen een paar seconden heeft geremd. De verdachte heeft verklaard dat hij maximaal heeft geremd en dat hij vervolgens naar rechts is uitgeweken om de fietser te ontwijken. De verdachte heeft verklaard dat hij het slachtoffer op de fiets niet op tijd heeft gezien.
4.1.3.
Beoordeling
Voor een bewezenverklaring van een handelen in strijd met artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 is vereist dat vast komt te staan dat een verdachte zich zodanig heeft gedragen in het verkeer dat een aan zijn schuld te wijten ongeval plaatsvindt. Of er sprake is van schuld hangt af van het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld. Ook een tijdelijke onoplettendheid in het verkeer hoeft nog geen schuld op te leveren. Concreet betekent dit, dat hoe erg de gevolgen van een ongeluk ook zijn, daaruit niet automatisch volgt dat de bestuurder strafrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 is pas sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid.
Om een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid vast te stellen, dient de rechtbank te kijken naar alle vaststaande feiten en omstandigheden van het geval. Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting zijn naar het oordeel van de rechtbank de in de inleiding opgenomen feiten en omstandigheden vast komen te staan.
Wat voorts is komen vast te staan
De plaats van de aanrijding is gelegen binnen de bebouwde kom in de gemeente Rotterdam.
De verdachte reed als bestuurder van een Ford personenauto op de noord/oostelijke rijbaan van de Wolphaertsbocht , komende vanuit de richting van de Dorpsweg en gaande in de richting van de Doklaan . Het slachtoffer, fietste op de Clemensstraat , komende vanuit de richting van de Charloisse Kerksingel en reed in de richting van de Wolphaertsbocht .
Het slachtoffer reed de kruising gevormd door de noord/oostelijke rijbaan van de Wolphaertsbocht met de Clemensstraat op, vermoedelijk om deze rechtdoor over te steken dan wel om de Wolphaertsbocht linksaf op te rijden.
Op deze kruising botste de personenauto met de linkervoorzijde tegen de rechterachterzijde van de fiets. Het slachtoffer kwam tegen de linkerzijde van de voorruit en dakrand van de personenauto terecht en werd weg geworpen. Het slachtoffer viel vervolgens tegen een andere personenauto die naast de rijbaan stond geparkeerd.
De Wolphaertsbocht is ter plaatse van de aanrijding door middel van een middenberm verdeeld in een noord/oostelijke en een zuid/westelijke rijbaan. De noord/oostelijke rijbaan bestaat uit één rijstrook. Aan weerszijden van de rijbaan zijn achtereenvolgens parkeervakken en trottoirs gesitueerd.
De Clemensstraat bestaat ter plaatse uit één rijbaan en is bestemd voor verkeer in beide richtingen. Net voor de aansluiting met de Wolphaertsbocht is in de rijbaan van de Clemensstraat een uitritconstructie geplaatst. De toegestane maximumsnelheid op de Wolphaertsbocht bedraagt ter plaatse 50 kilometer per uur.
De bijrijder van de personenauto, de heer [naam bijrijder] , is gehoord. Hij heeft verklaard dat de straat smal was, slecht verlicht was en dat er aan de rechterkant auto’s stonden geparkeerd. Deze getuige heeft verklaard dat de fietser opeens van links verscheen en direct tegen de auto botste en dat de verdachte daarna de auto naar rechts heeft gestuurd. Getuige [naam getuige] kan zich niet herinneren of de verdachte heeft geremd.
In de omgeving van de plaats van de aanrijding bevinden zich meerdere verkeerscamera’s. De beelden van drie van deze camera’s zijn onderzocht door de deskundigen van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI). Zij hebben op basis van concrete metingen ter plaatse en analyse van de camerabeelden de gemiddelde snelheid van de auto berekend over een afstand van ongeveer 133 meter. Gezien de bij het onderzoek gebruikte afstand, die relatief groot is, en de verstreken tijd is het de verwachting van de deskundigen dat de gevonden snelheden inderdaad goede schattingen zijn van de gemiddelde snelheden. De minimale gemiddeld gereden snelheid wordt geschat op 99 kilometer per uur. De maximale gemiddeld gereden snelheid wordt geschat op 104 kilometer per uur.
De rechtbank stelt vast dat zich in het dossier diverse getuigenverklaringen bevinden, die de uitkomsten van het beeldonderzoek door het NFI ondersteunen. Ook het door de politie uitgevoerde technisch onderzoek naar het remspoor en naar het totaalbeeld van de schade en de positie van de fiets en het slachtoffer, is in lijn met de bevindingen van het NFI. De rechtbank neemt bij de beoordeling dan ook de in het NFI rapport genoemde snelheden tot uitgangspunt.
4.1.4.
Conclusie
Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is vast komen te staan dat de verdachte op 14 oktober 2015 met een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtig-heid en met aanmerkelijke verwaarlozing van de vereiste zorgvuldigheid op de voor het openbaar verkeer openstaande weg heeft gereden. De verdachte heeft immers met een zeer hoge snelheid gelegen tussen 99 en 104 km/uur gereden op een weg waar 50 km/uur het maximum was, in de omstandigheden dat het donker was, de weg slecht verlicht en smal, en het zicht beperkt werd door geparkeerde auto's, terwijl er zich langs deze weg parkeerhavens, kruisingen, zijstraten en trottoirs bevonden. De verdachte had in die omstandigheden extra bedacht moeten zijn op de (mogelijke) nabijheid van kwetsbare verkeersdeelnemers.
Bewezen is het primair ten laste gelegde.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
(primair)
hij op 14 oktober 2015 te Rotterdam als verkeersdeelnemer,
namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), zich zodanig
heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft
plaatsgevonden door met dat motorrijtuig aanmerkelijk
onvoorzichtig en onachtzaam en met aanmerkelijke
verwaarlozing van de te dezen geboden zorgvuldigheid te rijden op de voor het
openbaar verkeer openstaande weg, de Wolphaertsbocht ,
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
met een gemiddelde snelheid gelegen tussen 99 en 104 km/uur, zijnde een veel
hogere snelheid dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 50 km/uur
heeft gereden,
en bovendien met een, gelet op de wegsituatie (te weten parallel en aan
weerszijden van de rijbaan gelegen parkeervakken en trottoirs en meerdere
voetgangersoversteekplaatsen en kruisingen), veel te hoge snelheid, heeft
gereden en
met die veel te hoge snelheid de kruising met de Clemensstraat is genaderd
en
zijn snelheid niet zodanig heeft aangepast dat hij in staat was zijn voertuig
voldoende af te remmen en tot stilstand te brengen binnen de afstand
waarover hij, verdachte, de weg kon overzien en waarover deze vrij was en
(aldus rijdende) niet tijdig heeft opgemerkt dat een fietser, die voor hem,
verdachte, van links kwam, die genoemde kruising (inmiddels) was opgereden
en op het kruisingsvlak in botsing of aanrijding is gekomen met die fietser,
als gevolg waarvan die fietser (achtereenvolgens) op het voertuig van
verdachte is terechtgekomen, werd weggeworpen tegen een geparkeerde auto en op
het wegdek is gevallen,
waardoor die fietser, genaamd [naam slachtoffer] , werd gedood;
zulks terwijl de aanrijding (mede) is veroorzaakt doordat hij, verdachte, de
krachtens de Wegenverkeerswet 1994 vastgestelde maximumsnelheid in ernstige
mate heeft overschreden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood, en terwijl het feit mede is veroorzaakt doordat de schuldige een krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft als bestuurder van een personenauto door zeer onvoorzichtig en onachtzaam te rijden, te weten met snelheid die dubbel zo hoog was als ter plaatse was toegestaan, een botsing met een fietser veroorzaakt. De fietser, [naam slachtoffer] , is aan de gevolgen van dit ongeval overleden. De verdachte heeft schuld aan het ongeval. Als de verdachte zich in het verkeer anders had gedragen, had het ongeval niet plaatsgevonden en was het slachtoffer, een jonge man die in de bloei van zijn leven was, niet overleden. Door het gedrag van de verdachte is onherstelbaar leed toegebracht aan de nabestaanden van het slachtoffer. Zij hebben dit op indrukwekkende wijze onder woorden gebracht in hun slachtofferverklaringen. De rechtbank rekent dit leed en verdriet de verdachte zeer ernstig aan, hetgeen zijn weerslag vindt in de (aard van de) op te leggen straf. De rechtbank realiseert zich evenwel dat geen enkele straf recht zal doen aan het gemis dat de nabestaanden van het slachtoffer hun leven lang nog zullen ervaren.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 31 juli 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank acht het tevens passend en geboden dat verdachte de rijbevoegdheid wordt ontzegd voor na te noemen duur.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen personenauto verbeurd te verklaren.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdachte en zijn raadsvrouw zijn niet ter terechtzitting verschenen. Er is geen verweer gevoerd ten aanzien van het beslag.
8.3.
Beoordeling
De in beslag genomen personenauto zal worden verbeurd verklaard.
Het voorwerp behoort aan de verdachte toe. Het bewezen feit is met betrekking tot dit voorwerp begaan.

9.Vordering benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.688,68 aan materiële schade.
9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden toegewezen met daaraan gekoppeld de schadevergoedingsmaatregel.
9.2.
Standpunt verdediging
De verdachte en zijn raadsvrouw zijn niet ter terechtzitting verschenen. Er is geen verweer gevoerd ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij.
9.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks (materiële) schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal de vordering tot een bedrag van € 1.508,68 worden toegewezen.
Voor het overige zal de vordering worden afgewezen. Dit betreft de kosten van de psychische ondersteuning. Op grond van het nu geldende burgerlijk recht is
vergoeding van affectieschade en daaraan gerelateerde financiële schade zoals kosten voor psychische hulpverlening aan nabestaanden (nog) niet mogelijk in een situatie als de onderhavige.
De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 14 oktober 2015, zoals ook is gevorderd door de benadeelde partij.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
9.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1.508,68, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33 en 36f van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerwet 1994.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht;
ontzegtde verdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
2 (twee) jaren;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor het primaire feit:
1
STK personenauto, merk: Ford Mondeo, kleur: groen, nummer: [beslagnummer] ;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij, te betalen een bedrag van
€ 1.508,68 (zegge: eenduizendvijfhonderdenacht euro en achtenzestig cent),bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 14 oktober 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 1.508,68(hoofdsom,
zegge: eenduizendvijfhonderdenacht euro en achtenzestig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 oktober 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
25 (vijfentwintig) dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.A.M.J. Janssen-Timmermans, voorzitter,
en mr. R.J.A.M. Cooijmans en mr. I.W.M. Laurijssens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.C. de Hooge, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
(primair)
hij op of omstreeks 14 oktober 2015 te Rotterdam als verkeersdeelnemer,
namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), zich zodanig
heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft
plaatsgevonden door met dat motorrijtuig zeer, althans aanmerkelijk,
onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam en/of met aanmerkelijke
verwaarlozing van de te dezen geboden zorgvuldigheid te rijden op de voor het
openbaar verkeer openstaande weg, de Wolphaertsbocht ,
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
met een gemiddelde snelheid gelegen tussen 99 en 104 km/uur, zijnde een veel
hogere snelheid dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 50 km/uur
heeft gereden,
en bovendien met een, gelet op de wegsituatie (te weten parallel en aan
weerszijden van de rijbaan gelegen parkeervakken en trottoirs en meerdere
voetgangersoversteekplaatsen en kruisingen), veel te hoge snelheid, heeft
gereden en/of
met die veel te hoge snelheid de kruising met de Clemensstraat is genaderd
en/of
zijn snelheid niet zodanig heeft aangepast dat hij in staat was zijn voertuig
voldoende af te remmen en/of tot stilstand te brengen binnen de afstand
waarover hij, verdachte, de weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
(aldus rijdende) niet tijdig heeft opgemerkt dat een fietser, die voor hem,
verdachte, van links kwam, die genoemde kruising (inmiddels) was opgereden
en/of
op het kruisingsvlak in botsing of aanrijding is gekomen met die fietser,
als gevolg waarvan die fietser (achtereenvolgens) op het voertuig van
verdachte is terechtgekomen, werd weggeworpen tegen een geparkeerde auto en op
het wegdek is gevallen,
waardoor die fietser, genaamd [naam slachtoffer] , werd gedood;
zulks terwijl de aanrijding (mede) is veroorzaakt doordat hij, verdachte, de
krachtens de Wegenverkeerswet 1994 vastgestelde maximumsnelheid in ernstige
mate heeft overschreden;
(subsidiair)
hij op of omstreeks 14 oktober 2015 te Rotterdam als bestuurder van een
motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de voor het openbaar verkeer
openstaande weg, de Wolphaertsbocht , zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op
die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op
die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
met een gemiddelde snelheid gelegen tussen 99 en 104 km/uur, zijnde een veel
hogere snelheid dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 50 km/uur
heeft gereden,
en bovendien met een, gelet op de wegsituatie (te weten parallel en aan
weerszijden van de rijbaan gelegen parkeervakken en trottoirs en meerdere
voetgangersoversteekplaatsen en kruisingen), veel te hoge snelheid, heeft
gereden en/of
met die veel te hoge snelheid de kruising met de Clemensstraat is genaderd
en/of
zijn snelheid niet zodanig heeft aangepast dat hij in staat was zijn voertuig
voldoende af te remmen en/of tot stilstand te brengen binnen de afstand
waarover hij, verdachte, de weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
(aldus rijdende) niet tijdig heeft opgemerkt dat een fietser, die voor hem,
verdachte, van links kwam, die genoemde kruising (inmiddels) was opgereden
en/of
op het kruisingsvlak in botsing of aanrijding is gekomen met die fietser;