ECLI:NL:RBROT:2017:7651

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 juli 2017
Publicatiedatum
10 oktober 2017
Zaaknummer
10/118343-15
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzetten en in bedrijf houden van een hennepkwekerij met bijbehorende strafrechtelijke gevolgen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 7 juli 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het opzetten en in bedrijf houden van een hennepkwekerij. De verdachte, geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte], was ingeschreven op het adres [adres verdachte], [woonplaats verdachte]. De officier van justitie, mr. K. Pieters, eiste vrijspraak voor het tweede ten laste gelegde feit, maar bewezenverklaring van het eerste feit, met een taakstraf van 60 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van 2 jaar.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, en heeft de verdachte daarvan vrijgesproken. Voor het onder 1 ten laste gelegde feit, het opzettelijk telen van hennepplanten in de periode van 28 april 2014 tot en met 8 april 2015, heeft de verdachte bekend. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de Opiumwet, en dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft geen strafblad voor soortgelijke feiten en heeft een regeling getroffen met de benadeelde partij om de schade van het elektriciteitsverbruik terug te betalen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, met vervangende hechtenis van 30 dagen, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand, onder de voorwaarde dat hij zich gedurende de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maakt.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer:
10/118343-15
Datum uitspraak:
07 juli 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. J.J.A.P. van Breukelen, advocaat te Rotterdam

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van
7 juli 2017.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 7 juli 2017 20 mei 2016 en 17 februari 2016.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K. Pieters heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis alsmede tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij in de periode van 28 april 2014 tot en met 8 april 2015 te
Maassluis opzettelijk heeft geteeld en bereid en bewerkt
in een (bedrijfs)pand aan [adres delict]
een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een
hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,
zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.1.
Feit waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft gedurende genoemde periode een hennepkwekerij opgezet en in bedrijf gehouden. Drugs vormen een gevaar voor de volksgezondheid. De teelt en verwerking daarvan dragen bij aan het voortbestaan van het schadelijk gebruik van deze stoffen. Bovendien brengen hennepkwekerijen aanzienlijke overlast en brandgevaar voor omliggende bedrijven met zich mee. Verdachte heeft echter uitsluitend oog gehad voor zijn eigen geldelijk gewin.
7.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.2.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 12 juni 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.2.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 8 maart 2017. De reclassering schat de recidivekans in als laag/gemiddeld. De verdachte heeft momenteel een uitkering op grond van de ziektewet. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport. Hiernaast heeft de verdachte ter zitting verklaard dat hij graag weer aan het werk wil zodra dit fysiek mogelijk is. De verdachte heeft met benadeelde partij een regeling getroffen om hen de schade van het verbruik van elektriciteit ten behoeve van de hennepkwekerij terug te betalen. Deze schade is bijna helemaal afbetaald.
7.3.
Conclusies van de rechtbank
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
60 (zestig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
30 (dertig) dagen;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand,
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 (twee) jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt daarbij als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.J.M. van Breevoort, voorzitter,
en mrs. J.C. Halk en A.A.T. Werner, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A. van der Drift-Visser, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Tenlastelegging
1
hij in of omstreeks de periode van 28 april 2014 tot en met 8 april 2015 te Maassluis opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een (bedrijfs)pand aan [adres delict] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 242 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij in of omstreeks de periode van 28 april 2014 tot en met 8 april 2015 te Maassluis met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (bedrijfs)pand aan de [adres delict] heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Stedin Netbeheer BV, in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;