ECLI:NL:RBROT:2017:8502

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 november 2017
Publicatiedatum
2 november 2017
Zaaknummer
10/701216-12 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in strafzaak

Op 2 november 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een veroordeelde, die eerder was veroordeeld voor het medeplegen van het invoeren van cocaïne. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, mr. M. Luijpen, tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 27.849,56. Deze vordering is gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht en betreft een bedrag dat de veroordeelde zou hebben verkregen uit de drugshandel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde in de periode van 29 augustus 2011 tot en met 18 juli 2012 een aanzienlijk bedrag aan contante uitgaven heeft gedaan, dat niet in verhouding staat tot zijn legale inkomsten. De verdediging heeft betoogd dat de ontnemingsvordering op nihil moet worden vastgesteld, maar de rechtbank heeft dit verweer verworpen. De rechtbank heeft de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel gebaseerd op een eenvoudige kasopstelling, waarbij ook rekening is gehouden met de financiële situatie van de echtgenote van de veroordeelde. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de veroordeelde, ondanks zijn verweer, wel degelijk voordeel heeft genoten van zijn strafbare activiteiten en heeft de ontnemingsvordering toegewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 2

Parketnummer: 10/701216-12 (ontneming)

Datum uitspraak: 2 november 2017
Tegenspraak

VONNIS

van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, op de vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht van de officier van justitie in de zaak tegen de veroordeelde:

[naam veroordeelde] ,

geboren op [geboortedatum veroordeelde] te [geboorteplaats veroordeelde] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres: [adres veroordeelde] , [woonplaats veroordeelde] ,
raadsman mr. H. Raza, advocaat te Rotterdam.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 september 2017.
VOORAFGAANDE VEROORDELING
Bij onherroepelijk geworden arrest van het gerechtshof Den Haag van 20 juni 2014 is de veroordeelde voor het hierna te noemen strafbare feit, gepleegd in de periode van 1 juni 2012 tot en met 10 juni 2012, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
De ontnemingsvordering dateert van 21 januari 2015. De officier van justitie heeft de vordering derhalve aanhangig gemaakt binnen de daarvoor gestelde termijn van twee jaar.
STANDPUNT VAN DE OFFICIER VAN JUSTITIE
De vordering van de officier van justitie mr. M. Luijpen strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (hierna ook: Sr) wordt geschat op € 58.973,90 en tot het opleggen aan de veroordeelde van de verplichting tot betaling aan de staat van genoemd geldbedrag ter ontneming van dat geschatte voordeel. De officier van justitie heeft dit bedrag bepaald op basis van een eenvoudige kasopstelling.
De vordering van de officier van justitie is gebaseerd op artikel 36e, eerste en tweede lid, Sr. De vordering betreft voordeel verkregen door middel van of uit de baten van:
het strafbare feit waarvoor de veroordeelde is veroordeeld en waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd;
andere strafbare feiten waarvan aannemelijk is dat zij op enigerlei wijze ertoe hebben geleid dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen.
STANDPUNT VAN DE VERDEDIGING
De raadsman heeft - overeenkomstig zijn conclusies van antwoord - bepleit dat de ontnemingsvordering dient te worden vastgesteld op nihil. Daartoe is door de raadsman - kort samengevat - aangevoerd dat:
 gelet op de door de getuigen ten overstaan van de rechter-commissaris afgelegde verklaringen, de veroordeelde na zijn verloving een bedrag ter hoogte van circa
€ 30.000,00 aan geld en goud ter beschikking had en nog eens een bedrag ter hoogte van circa € 45.000,00 à € 55.000,00 aan geld en goud (na het inwisselen van het goud) na de bruiloft;
  • het openbaar ministerie geen rekening heeft gehouden met voormelde grote sommen geld en goud die de veroordeelde en zijn echtgenote tijdens het hennafeest, hun verloving en hun bruiloft als giften hebben ontvangen;
  • het zeer aannemelijk is dat de facturen met het geschonken geld en goud van het huwelijksgeld zijn voldaan aangezien de facturen na de bruiloft zijn opgesteld;
  • de contante stortingen eveneens door middel van de giften van de verloving en de bruiloft zijn betaald;
  • door het openbaar ministerie de casinowinsten niet in de berekening zijn meegenomen, terwijl door de veroordeelde is verklaard dat hij het geld dat op de foto van 22 december 2011 is te zien op die dag in het casino had gewonnen. Ook zijn echtgenote heeft verklaard dat de veroordeelde weleens € 5.000,00 bij het casino won.
STRAFBARE FEIT WAARVOOR DE VEROORDEELDE IS VEROORDEELD
Blijkens voormeld arrest van het gerechtshof Den Haag van 20 juni 2014 is de veroordeelde veroordeeld ter zake van medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in art. 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod (kort gezegd: medeplegen van het invoeren van 20,9 kg cocaïne).
UITGANGSPUNTEN VOOR DE BEREKENING VAN HET WEDERRECHTELIJK VERKREGEN VOORDEEL
In deze procedure wordt derhalve als vaststaand aangenomen dat voormeld strafbaar feit door de veroordeelde is begaan.
Het is een feit van algemene bekendheid dat de handel in verdovende middelen zeer lucratief is. Niet valt in te zien waarom men zich anders met die handel zou inlaten, nu dergelijke handel met een aanzienlijke gevangenisstraf wordt bedreigd. Dat de veroordeelde zelf niet van de drugshandel heeft geprofiteerd is geenszins aannemelijk, nu - blijkens voormeld arrest in de strafzaak - de handelingen van de veroordeelde van cruciale betekenis zijn geweest voor de voltooiing van de invoer. Hij heeft als werknemer bij [naam bedrijf] op 10 juni 2012 via de computer de precieze locatie opgezocht van de container waarin de cocaïne werd vervoerd en binnen het grondgebied van Nederland werd gebracht en hij heeft deze locatie telefonisch doorgegeven aan zijn medeverdachten.
Het verweer van de raadsman dat de veroordeelde geen geld heeft verdiend met het bewezen verklaarde strafbare feit, wordt derhalve verworpen.
Vervolgens is de vraag op welk bedrag het door de veroordeelde behaalde wederrechtelijk verkregen voordeel beredeneerd kan worden geschat.
Andere strafbare feiten
In de ontnemingsprocedure gelden andere regels van procesrecht dan in de strafprocedure. Zo is in de ontnemingsprocedure één bewijsmiddel voldoende, nu op de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel het in de hoofdprocedure geldende bewijsrecht niet van toepassing is. Die schatting dient weliswaar te worden ontleend aan de inhoud van wettige bewijsmiddelen, maar voor de vaststelling van het uiteindelijke bedrag geldt het aannemelijkheidsvereiste (vgl. Hoge Raad 24 april 2007, NJ 2007, 265).
Uit onderzoek aan de in beslag genomen IPhone van de veroordeelde komt naar voren dat het meer dan aannemelijk is dat sprake is geweest van het plegen van andere strafbare feiten, namelijk een eerdere geslaagde invoer van vermoedelijk cocaïne, dat wederrechtelijk verkregen voordeel heeft opgeleverd. Dit volgt uit de omstandigheid dat in de IPhone van de veroordeelde twee foto’s van containernummers, gemaakt op 1 juni 2012, zijn aangetroffen en dat uit onderzoek is gebleken dat op 1 juni 2012 in beide containers tussen de aangegeven reguliere lading, ruim 50 kilogram vermoedelijk cocaïne zat verstopt [1] , alsmede uit de omstandigheid dat, zoals hierna zal worden overwogen, gedurende de onderzoeksperiode van 29 augustus 2011 tot en met 18 juli 2012 door de veroordeelde veel meer contant is uitgegeven dan hij uit
legale contanteinkomsten kon verantwoorden.
De officier van justitie heeft haar vordering gebaseerd op de eenvoudige kasopstelling, opgemaakt door de verbalisanten [naam verbalisant 1] , brigadier van politie, en [naam verbalisant 2] , buitengewoon opsporingsambtenaar van de Belastingdienst/Douane Domein VI - beiden werkzaam bij het Hit and Run Cargo team (Harc-team) Rotterdam - in hun proces-verbaal “Ontnemingsdossier Onderzoek ‘ [dossiernaam] ’” gedateerd 31 januari 2014 (hierna ook: het proces-verbaal).
De rechtbank gaat bij haar berekening van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden geschat, evenals de officier van justitie, uit van de methode van de eenvoudige kasopstelling op basis van voormeld proces-verbaal. Dit proces-verbaal vermeldt de wettige bewijsmiddelen waarop de berekening berust. Gelet op het arrest van de Hoge Raad van 26 maart 2013, gepubliceerd onder ECLI:NL:HR:2013:BV9087, zal de rechtbank deze bewijsmiddelen niet nader uitwerken, maar volstaan met het vermelden van de conclusies en onderdelen van dit proces-verbaal.
Economische eenheid met echtgenote
Uit het rapport en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat de veroordeelde op 7 april 2012 is gehuwd [2] . Naar het oordeel van de rechtbank hebben de veroordeelde en zijn echtgenote - nu zij een gezamenlijke huishouding voeren - derhalve gezamenlijk de beschikking (gehad) over de (financiële) opbrengst van het door de veroordeelde gepleegde bewezen (en andere) strafbare feit(en), zodat het wederrechtelijk verkregen voordeel als ‘gemeenschappelijk voordeel’ kan worden aangemerkt. Dit betekent dat de bankrekeningen van de echtgenote van de veroordeelde in de kasopstelling worden meegenomen.
BEOORDELING EN BEREKENING OP BASIS VAN DE KASOPSTELLING

Beginsaldo contant geld

De verdediging heeft aangevoerd dat de veroordeelde na zijn verloving een bedrag ter hoogte van circa € 30.000,00 aan geld en goud ter beschikking had en nog eens een bedrag ter hoogte van circa € 45.000,00 à € 55.000,00 aan geld en goud (na het inwisselen van het goud) na de bruiloft.
De echtgenote van de veroordeelde heeft verklaard dat zij en de veroordeelde op het verlovingsfeest ongeveer € 10.000,00 aan geld hebben ontvangen en circa 10 gouden armbanden die tussen de € 10.000,00 en € 15.000,00 hebben opgebracht. Tevens heeft zij verklaard dat zij op het hennafeest 6 of 7 gouden armbanden heeft gehad en een geldbedrag van circa € 4.000,00 à € 5.000,00.
De rechtbank overweegt als volgt.
Nog daargelaten dat de verklaring van de echtgenote van de veroordeelde over de giften tijdens de verloving en het hennafeest op geen enkele wijze is onderbouwd, komt uit de inhoud van het dossier naar voren dat de veroordeelde op 12 mei 2006 is verloofd [3] . De onderzoeksperiode ziet op 29 augustus 2011 tot en met 18 juli 2012. Gelet daarop acht de rechtbank het niet aannemelijk dat 5 à 6 jaar na de verloving nog geld van het hennafeest en de verloving over was.
Ten aanzien van het bedrag dat de veroordeelde en zijn echtgenote tijdens hun bruiloft op 7 april 2012 hebben ontvangen, lopen de verklaringen van de getuigen uiteen van € 20.000,00,
€ 25.000,00 tot € 30.000,00 aan contant geld en van een paar gouden armbanden volgens getuige [naam echtgenote veroordeelde] tot 20 tot 25 gouden armbanden volgens de echtgenote van de veroordeelde.
Gelet op de door de verbalisanten uitgekeken videobeelden van de bruiloft staat wel vast dat de veroordeelde en zijn echtgenote geld en gouden sieraden cadeau hebben gekregen, maar niet in de orde van grootte die de verdediging stelt. Daartoe acht de rechtbank mede redengevend dat op 25 juni 2012 tijdens de doorzoeking van de woning van de veroordeelde 34 geopende enveloppen - herkend als enveloppen welke door gasten op bijvoorbeeld een bruiloft worden gegeven - zijn aangetroffen met daarop namen en bedragen geschreven variërend van € 10,00 (6 stuks), € 20,00 (21 stuks), € 25,00 (1 stuk), € 30,00 (1 stuk), € 40,00 (1 stuk), € 50,00 (3 stuks) en één envelop van € 200,00. In totaal derhalve een bedrag van € 925,00 [4] . Daarnaast blijkt uit de videobeelden van de bruiloft dat de veroordeelde en zijn echtgenote beiden een lint om hun nek droegen waarop grotere geldbedragen werden gespeld.
Aangezien niet is vast te stellen hoeveel geld en goud de veroordeelde en zijn echtgenote tijdens de bruiloft daadwerkelijk hebben ontvangen, zal de rechtbank dit schatten op een totaalbedrag van € 23.000,00. Vaststaat dat na afloop van de bruiloft een bedrag van
€ 7.500,00 contant aan het partycentrum is betaald [5] en dat daarvoor reeds € 500,00 was aanbetaald, zodat het
beginsaldo aan contant geldwordt geschat op
€ 15.000,00.

Legale ontvangsten / contante bankopnamen:

Ontvangen per bank
Om de legale inkomsten van de veroordeelde en zijn echtgenote vast te stellen, zijn bij de banken de inkomens- en vermogensgegevens opgevraagd.
Bankrekeningnummer [nummer 1] ( [naam veroordeelde] )
Uit onderzoek in de bankafschriften van het Rabobank rekeningnummer [nummer 1] bleek dat de veroordeelde in de periode van 6 september 2011 tot en met 22 mei 2012 een bedrag van
€ 18.224,05 aan loonhad ontvangen. Tevens bleek dat de veroordeelde op dit rekeningnummer, een
belastingteruggaaf van € 2.045,00had ontvangen op 23 mei 2012.
Bankrekeningnummer [nummer 2] ( [naam veroordeelde] )
Uit onderzoek in de bankafschriften van het ING rekeningnummer [nummer 2] bleek dat in de periode van 22 september 2011 tot en met 18 juli 2012 voor een totaal bedrag van
€ 589,00 aan zorgtoeslagdoor de veroordeelde was ontvangen.
Bankrekeningnummer [nummer 3] ( [naam echtgenote veroordeelde] )
Uit onderzoek in de bankafschriften van het ABN-AMRO rekeningnummer [nummer 3] bleek dat de echtgenote van de veroordeelde in de periode van 14 maart 2012 tot en met 2 juni 2012 een bedrag van
€ 3.515,65 aan loonhad ontvangen. Tevens bleek dat zij op dit rekeningnummer
€ 280,00 aan zorgtoeslaghad ontvangen.
Bankrekeningnummer [nummer 4] ( [naam veroordeelde] en/of [naam echtgenote veroordeelde] )
Uit onderzoek in de bankafschriften van het ING rekeningnummer [nummer 4] bleek dat op 22 juni 2012 een bedrag van
€ 3.048,00 aan loonwas ontvangen. Door de belasting werd een bedrag van
€ 967,00overgemaakt aan
voorlopige teruggaaf 2012.

Resumé legaal ontvangen per bank

In de periode 29 augustus 2011 tot en met 18 juli 2012 had de veroordeelde de volgende inkomsten, waarvan ook de rechtbank uitgaat:
Loon uit arbeid 18.224,05 + 3.515,65 + 3.048,00 = € 24.787,70
Ontvangen belastinggelden 2.045,00 + 589,00 + 280,00 + 967,00 =
3.881,00 +
Totaal € 28.668,70 [6]
Holland Casino
In de inbeslaggenomen IPhone van de veroordeelde werd een foto aangetroffen van een hoeveelheid bankbiljetten, welke waren neergelegd in de vorm van een waaier. De veroordeelde heeft verklaard dat die foto was gemaakt op de dag dat hij het geld had gewonnen in het casino. De foto was gedateerd op 22 december 2011.
Uit onderzoek is gebleken dat de veroordeelde inderdaad 22 december 2011 te 01:30 uur het Holland Casino in Rotterdam had bezocht, maar niet is gebleken dat hij daar die dag daadwerkelijk een (substantieel) bedrag heeft gewonnen, zodat de rechtbank met eventuele gokwinsten geen rekening houdt. Dit klemt te meer nu uit onderzoek naar de bankafschriften, welke in gebruik zijn bij de veroordeelde, juist is gebleken dat hij bij een betaalautomaat van het Holland Casino in Rotterdam de volgende bedragen heeft opgenomen:
Datum tijd bedrag bankrekeningnummer
22 januari 2012 te 21.35 uur € 1.000,00 [nummer 1]
29 april 2012 te 21.18 uur € 1.000,00 [nummer 1]
29 april 2012 te 21.19 uur € 1.000,00 [nummer 2] [7]
Contante bankopnamen en contante bankstortingen
Bankrekeningnummer [nummer 3] ( [naam echtgenote veroordeelde] )
Uit onderzoek in de bankafschriften van het ABN-AMRO rekeningnummer [nummer 3] bleek dat, in de periode van 14 maart 2012 tot en met 2 juni 2012, een bedrag van
€ 2.750,00 contant was gestortop deze rekening. In dezelfde periode werd voor een totaal bedrag van
€ 640,00 contant opgenomendan wel de chipknip opgeladen.
Bankrekeningnummer [nummer 1] ( [naam veroordeelde] )
Uit onderzoek in de bankafschriften van het Rabobank rekeningnummer [nummer 1] bleek dat, in de periode van 29 augustus 2011 tot en met 25 juni 2012, vier maal een
contante stortingwas gedaan voor een totaal bedrag van
€ 6.600,00. In dezelfde periode werd voor een totaal bedrag van
€ 3.375,00 aan contant geld opgenomendan wel de chipknip opgeladen.
Bankrekeningnummer [nummer 2] ( [naam veroordeelde] )
Uit onderzoek in de bankafschriften van het ING rekeningnummer [nummer 2] bleek dat, in de periode van 22 september 2011 tot en met 18 juli 2012, twee maal een
contante stortingwas gedaan voor een totaal bedrag van
€ 2.500,00. In dezelfde periode werd voor een totaal bedrag van
€ 995,00 aan contant geld opgenomendan wel de chipknip opgeladen.
Bankrekeningnummer [nummer 4] ( [naam veroordeelde] en/of [naam echtgenote veroordeelde] )
Uit onderzoek in de bankafschriften van het ING rekeningnummer [nummer 4] bleek dat er op 2 mei 2012 een
contante stortingwas gedaan van
€ 2.000,00. Op 14 mei 2012 werd een bedrag van
€ 150,00 aan contant geld opgenomen.

Resumé contante stortingen per bank en contante opnamen per bank.

Contante stortingen € 2.750,00 + € 6.600,00 + € 2.500,00 + € 2.000,00 =
€ 13.850,00
Contante opnamen € 640,00 + € 3.375,00 + € 995,00 + € 150,00 =
€ 5.160,00 [8] .
De rechtbank gaat bij haar berekening uit van de juistheid van deze bedragen.

Eindsaldo contant geld

Op 25 juni 2012 werd bij de aanhouding van de veroordeelde in zijn fouillering een contant geldbedrag van
€ 1.228,80aangetroffen en tijdens de doorzoeking op diezelfde datum werd in de woning van de veroordeelde een contant geldbedrag van
€ 1.200,00aangetroffen.
Het
eindsaldo aan contant gelddat de rechtbank bij haar berekening meeneemt bedraagt derhalve
€ 2.428,80 [9] .

Werkelijke contante uitgaven

D-reizen
Gelet op de door de getuigen ten overstaan van de rechter-commissaris afgelegde verklaringen dat zij met drie stellen/echtparen met vakantie gingen, is de rechtbank met de verdediging van oordeel dat het factuurbedrag van D-reizen ad € 6.420,50 door drie moet worden gedeeld. Dit betekent dat de factuur van D-reizen voor een bedrag van € 2.140,16 als contante uitgave wordt beschouwd.
Saturn
Tevens is de rechtbank met de verdediging van oordeel dat ten aanzien van de factuur van Saturn uitsluitend de aanbetaling van € 2.030,99 [10] in aanmerking dient te worden genomen, nu niet is gebleken dat de factuur volledig is betaald.
Carpetright
Anders dan de verdediging heeft bepleit, wordt de factuur van Carpetright voor het volledige bedrag van € 953,01 in aanmerking genomen, aangezien het een feit van algemene bekendheid is dat bij aflevering van dergelijke goederen het gehele bedrag moet worden betaald.
Overige facturen
De overige facturen worden eveneens voor de volledige bedragen als contante uitgaven in aanmerking genomen, nu deze naar het oordeel van de rechtbank door de verdediging onvoldoende gemotiveerd zijn betwist.
Hieronder volgt een overzicht van de
contante uitgavenvan de veroordeelde over de periode van 29 augustus 2011 tot en met 25 juni 2012 [11] .
Inbeslaggenomen facturen € 1.942,50
Factuur D-reizen 2.140,16
Inbeslaggenomen facturen [adres] 3.579,10
Factuur Carpetright 953,01
Factuur Saturn 2.030,99
Factuur Tegelhal 3.000,00
Factuur Chateau D’ax 1.000,00
Factuur Tac Fabriek
385,00 +
Totaal € 15.030,76
Mercedes 500 CLK
De veroordeelde heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de Mercedes in december 2011 of in januari 2012, in ieder geval vóór de bruiloft op 7 april 2012, heeft gekocht voor een bedrag van ruim € 16.000,00 en dat hij dat bedrag contant heeft betaald.
De verkoper van de Mercedes heeft verklaard dat hij de Mercedes voor een bedrag van
€ 16.700,00 aan de veroordeelde heeft verkocht en dat de veroordeelde dit bedrag contant heeft betaald [12] .
De verklaring van de veroordeelde dat hij de Mercedes heeft gekocht met het geld dat hij tijdens het verlovingsfeest had gekregen en met spaargeld, acht de rechtbank niet aannemelijk. Daarbij wordt in aanmerking genomen het feit dat de verloving (op 12 mei 2006) circa vijfenhalf jaar vóór de aanschaf van de Mercedes heeft plaatsgevonden en het geringe legale inkomen van de veroordeelde.
De rechtbank zal derhalve een bedrag van
€ 16.700,00aanmerken als
contante uitgave.

Resumé

Legaal ontvangen per bank
Contante stortingen per bank
Contante opnamen per bank
Bezit contant geld
Contante uitgaven
Financiële situatie
€ 28.668,70
€ 13.850,00
€ 5.160,00
Mercedes
€ 16.700,00
Contant geld
€ 2.428,80
Cadeaus en overige uitgaven
€ 15.030,76
Totaal
€ 28.668,70
€ 13.850,00
€ 5.160,00
€ 2.428,80
€ 31.730,76
Gezien het vorenstaande kan het door de veroordeelde in de periode van 29 augustus 2011 tot en met 18 juli 2012 geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel naar het oordeel van de rechtbank als volgt worden berekend:
Beginsaldo contant geld € 15.000,00
Legale
contanteontvangsten (inclusief contante bankopnamen) 5.160,00 +
Eindsaldo contant geld
2.428,80 -
Contant beschikbaar voor het doen van uitgaven € 17.731,20
Werkelijke contante uitgaven (inclusief contante bankstortingen)
45.580,76 [13]
Verschil = totaal wederrechtelijk verkregen voordeel € 27.849,56
DRAAGKRACHT EN VASTSTELLING VAN HET TE BETALEN BEDRAG
De rechtbank zal aan de veroordeelde de verplichting opleggen om het gehele bedrag van
€ 27.849,56ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel aan de staat te betalen.
Bij deze beslissing zijn in aanmerking genomen de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Deze beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vast op
€ 27.849,56(zegge:
zevenentwintigduizendachthonderdnegenenveertig euro en zesenvijftig eurocent);
- legt aan de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van
€ 27.849,56(zegge:
zevenentwintigduizendachthonderdnegenenveertig euro en zesenvijftig eurocent).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. K.A. Baggerman, voorzitter,
en mrs. V.F. Milders en A.A. Kalk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.N. Maat, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van bevindingen met nummer [proces-verbaalnummer 1] , d.d. 2 augustus 2012, pagina 59.
2.Pagina 12 van het proces-verbaal.
3.Proces-verbaal van bevindingen met nummer [proces-verbaalnummer 2] , documentcode [codenummer] , d.d. 9 juli 2015, pagina 1.
4.Pagina 12 van het proces-verbaal.
5.Pagina 12 van het proces-verbaal.
6.Pagina 9 van het proces-verbaal.
7.Pagina 16 van het proces-verbaal.
8.Pagina 9 en 10 van het proces-verbaal.
9.Pagina 11 van het proces-verbaal.
10.Pagina 14 van het proces-verbaal en de factuur op pagina 181.
11.Pagina 12 t/m 15 van het proces-verbaal.
12.Pagina 10 van het proces-verbaal.
13.€ 13.850,00 + € 31.730,76