ECLI:NL:RBROT:2017:9117

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 november 2017
Publicatiedatum
21 november 2017
Zaaknummer
ROT 17/1333
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke boete en verbeurde dwangsom opgelegd aan zendpiraat wegens illegale uitzending

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 november 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een zendpiraat, en de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, vertegenwoordigd door Agentschap Telecom. Eiser had een last onder dwangsom opgelegd gekregen wegens een illegale uitzending in de FM-omroepband. De staatssecretaris had op 29 september 2016 een verbeurde dwangsom van € 4.500,- ingevorderd en op 4 november 2016 een bestuurlijke boete van € 2.500,- opgelegd. Eiser maakte bezwaar tegen deze besluiten, maar de staatssecretaris verklaarde deze bezwaren ongegrond in een besluit van 17 februari 2017. Eiser ging hiertegen in beroep.

Tijdens de zitting op 23 oktober 2017 werd eiser bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de staatssecretaris werd vertegenwoordigd door twee gemachtigden en een toezichthouder van het Agentschap Telecom. De rechtbank overwoog dat de staatssecretaris op basis van een rapport van 15 juni 2016 had vastgesteld dat op 15 mei 2016 een illegale uitzending had plaatsgevonden vanaf het perceel van eiser. Eiser betwistte dit en voerde aan dat hij op de betreffende datum niet uitzond en dat de toezichthouders geen toegang tot zijn woning hadden gekregen. De rechtbank oordeelde echter dat de toezichthouders voldoende bewijs hadden geleverd dat de uitzending vanaf eisers perceel had plaatsgevonden.

De rechtbank concludeerde dat eiser als functioneel dader kon worden aangemerkt, ongeacht wie de uitzending daadwerkelijk had verzorgd. De opgelegde boete en de invordering van de dwangsom werden als passend en gerechtvaardigd beschouwd. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 1
zaaknummer: ROT 17/1333

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 november 2017 in de zaak tussen

[naam 1] , te [plaats 1] , eiser,

gemachtigde: mr. G.B. de Jong,
en
de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, Agentschap Telecom, verweerder,
gemachtigden: mr. F. de Jong en mr. M.V.S. Morssink

Procesverloop

Bij besluit van 26 juni 2013 heeft verweerder aan eiser een last onder dwangsom opgelegd wegens een illegale uitzending in de FM-omroepband.
Bij besluit van 29 september 2016 (het primaire besluit I) heeft verweerder een verbeurde dwangsom van € 4.500,- ingevorderd.
Bij besluit van 4 november 2016 (het primaire besluit II) heeft verweerder eiser een bestuurlijke boete van € 2.500,- opgelegd.
Eiser heeft tegen beide primaire besluiten bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 17 februari 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder deze bezwaren ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 oktober 2017. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Namens verweerder is tevens verschenen A. Prijt, toezichthouder bij de hoofdafdeling Toezicht van het Agentschap Telecom.

Overwegingen

1. Verweerder heeft aan eiser een bestuurlijke boete opgelegd en een dwangsom ingevorderd wegens overtreding van artikel 3.13, eerste lid, en artikel 10.9, eerste lid, van de Telecommunicatiewet (Tw).
2. Op grond van artikel 3.13, eerste lid, van de Tw is voor het gebruik van andere frequentieruimte dan die welke in het frequentieplan is aangewezen als frequentieruimte waarvan het gebruik zonder vergunning is toegestaan, een vergunning vereist van Onze Minister.
3. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op een op 15 juni 2016 opgemaakt rapport van bevindingen (rapport). In dit rapport verklaren twee toezichthouders dat zij op 15 mei 2016 vanuit hun dienstauto op een frequentie van 94,6 megahertz in de FM omroepband een kennelijk illegale radiozender beluisterden. Via deze zender werd muziek en soms spraak uitgezonden. Aan de stem te oordelen werd de uitzending verzorgd door een man, die de zender aankondigde met de naam “ [radiozender] ”. De toezichthouders hoorden dat de man zei dat luisteraars een reactie konden geven op het mobiele telefoonnummer “ [telefoonnummer] ”. De toezichthouders zagen, via een daartoe geschikte decoder, dat via deze zender tevens een zogenaamd ‘Radio Data Signaal’ (RDS) werd
verzonden. Op de display verscheen de volgende tekst: “Dit zijn de [radiozender] voor tel sms [telefoonnummer] ”. Omstreeks 15:30 uur die dag wezen radiopeilingen, relatieve veldsterktemetingen en een ter plaatse ingesteld onderzoek uit dat de door de betreffende zender uitgezonden radiocommunicatiesignalen werden uitgestraald vanaf een antenne installatie die stond opgesteld achter de woning op het perceel [adres] te [plaats 1] , gemeente [gemeente] , van welk perceel [X] te [plaats 2] eigenaar is. Eiser is de (mede) verantwoordelijke gebruiker van het perceel. De toezichthouders constateerden dat ongeacht de richting waarin zij rondom het perceel reden, de peilapparatuur steeds in de richting van de antenne-installatie op het perceel wees. Ook werd geconstateerd dat het relatieve veldsterkteniveau van het ontvangen radiocommunicatiesignaal ter hoogte van de antenne-installatie op eisers perceel het hoogst was. Tevens zagen de toezichthouders dat de antenne-installatie met een geschatte hoogte van acht meter aan de gevel van het perceel was gemonteerd, zodat hier kennelijk sprake was van een opstelling met een vast karakter. De toezichthouders zagen dat er in de directe omgeving van het perceel geen andere antenne-installatie stond opgesteld, waarvan mogelijkerwijs de betreffende radiocommunicatie-signalen konden worden uitgestraald. Met de in de dienstauto aanwezige navigatieapparatuur en het geografisch informatie programma, Google Earth, stelden de toezichthouders vast dat de afstand tussen de locatie waar de illegale radio-uitzending ongestoord werd ontvangen en het perceel, hemelsbreed veertien kilometer bedroeg. De toezichthouders hebben vastgesteld dat eiser geen frequentievergunning heeft.
4. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat hij op 15 mei 2016 niet met een uitzending bezig is geweest. Ter onderbouwing heeft eiser twee verklaringen overgelegd, van mevrouw [naam 2] en van mevrouw [naam 3] . In de verklaringen wordt aangegeven dat zij aanwezig zijn geweest op eisers verjaardagsfeest en dat er geen uitzending in de FM omroepband heeft plaatsgevonden. Tevens zou er geen zender aanwezig zijn geweest op het perceel. Eiser stelt dat er geen toegang tot de woning is verkregen door de toezichthouders en dat zij ook geen poging daartoe hebben ondernomen. De toezichthouders zijn niet achter de woning geweest en hebben daardoor niet kunnen vaststellen of er al dan niet een andere uitzendinstallatie aanwezig is geweest in de zeer nabije omgeving van eisers woning. De buurman van eiser heeft ook een antenne-installatie in de tuin staan.
5. Verweerder betoogt in het verweerschrift, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 13 april 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:983), dat het beroep van eiser ongegrond dient te worden verklaard. De reden daarvoor is dat eiser in zijn beroepschrift heeft aangegeven dat de gronden van bezwaar als beroepsgronden aangemerkt kunnen worden en de door eiser aangevoerde beroepsgronden inhoudelijk identiek zijn aan de gronden die in het bezwaarschrift zijn genoemd. Dit betoog slaagt niet. De rechtbank overweegt, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 6 november 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:1795) dat eiser niet alleen heeft verwezen naar de bezwaren die hij tegen het primaire besluit heeft ingebracht, zodat er geen grond is eisers beroep alleen daarom al ongegrond te verklaren.
6. De rechtbank leest in het rapport van de toezichthouders van verweerder dat zij
tijdens hun onderzoek op 15 mei 2016 door combinatie van visuele en technische waarnemingen hebben vastgesteld dat het radiosignaal met behulp van de antenne-installatie gemonteerd aan eisers woning werd uitgezonden. Ter zitting heeft één van de betrokken toezichthouders van verweerder de wijze van peilen en meten nader toegelicht en aangegeven dat de toezichthouders er altijd alert op zijn of er een andere mast in de buurt staat van waaruit een opgepakt signaal mogelijk kan zijn verzonden. In het geval van eiser is dit ook zo gebeurd en hebben de toezichthouders geconstateerd dat in de directe omgeving van eisers perceel geen andere antenne-installatie stond opgesteld. De rechtbank ziet in wat eiser heeft aangevoerd geen grond te twijfelen aan de juistheid van de inhoud van het rapport en de conclusie die daaruit is getrokken, namelijk dat op 15 mei 2016 een uitzending in de FM-omroepband is verzorgd via de antenne-installatie op het perceel van eiser. Dat de toezichthouder geen persoonlijk contact heeft gezocht met eiser doet niet af aan het feit dat er een illegale uitzending is geconstateerd vanaf zijn perceel. Het betoog dat de buurman ook een zendmast heeft opgesteld, maakt dit oordeel niet anders, nu eiser dit betoog niet met objectieve en verifieerbare stukken heeft onderbouwd. De toezichthouder heeft door middel van peilingen, relatieve veldsterktemetingen en een onderzoek ter plaatse vastgesteld dat de uitzending vanaf eisers perceel plaatsvond.
7. Met betrekking tot eisers stelling dat hij niet met een uitzending bezig is geweest, overweegt de rechtbank dat eiser in deze procedure als functioneel dader is aangemerkt. Niet van belang is wie feitelijk de radio-uitzending heeft verzorgd, maar wel dat de overtreding heeft plaatsgevonden vanaf eisers perceel. Radio-uitzendingen kunnen ook zonder de fysieke aanwezigheid van personen worden verzorgd. Eiser had het als (mede) verantwoordelijke gebruiker van het perceel in zijn macht om het begaan van de overtreding te voorkomen. Ten aanzien van de twee overlegde verklaringen overweegt de rechtbank dat de aanwezigheid bij een verjaardagsfeest niet uitsluit dat er een illegale uitzending kan plaatsvinden vanaf het perceel.
8. De rechtbank concludeert dat verweerder eiser terecht en op goede gronden als overtreder van artikel 10.9, eerste lid, van de Tw heeft aangemerkt. Gelet hierop kon verweerder hem een bestuurlijke boete opleggen. De rechtbank acht de opgelegde boete passend en geboden.
9. Met de op 15 mei 2016 begane overtreding, heeft eiser niet aan de last onder dwangsom van 26 juni 2013 voldaan. Op 15 mei 2016 is dus van rechtswege een dwangsom verbeurd. Gelet hierop was verweerder op grond van artikel 5:37, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht bevoegd deze dwangsom in te vorderen. Slechts in bijzondere omstandigheden kan geheel of gedeeltelijk van invordering worden afgezien. Naar het oordeel van de rechtbank is daarvan in dit geval niet gebleken.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. de Wildt, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.I. Hiemstra, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 november 2017.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.