ECLI:NL:RBROT:2017:9208

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 november 2017
Publicatiedatum
22 november 2017
Zaaknummer
10/680788-16 en 10/682101-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woningoverval en meerdere inbraken met geweld en afpersing

Op 22 november 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een woningoverval en meerdere inbraken. De verdachte, die eerder werkzaamheden had verricht in de woning van het slachtoffer, heeft samen met een mededader een woningoverval gepleegd waarbij geweld is gebruikt. Tijdens de overval droeg de verdachte een bivakmuts en heeft hij de bewoner met een ijzeren voorwerp op het hoofd geslagen, wat resulteerde in licht letsel. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar en zes maanden. De zaak omvatte ook meerdere inbraken in woningen en tuinhuisjes, waarbij de verdachte goederen heeft gestolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de overval en de inbraken, ondanks de vrijspraken voor enkele tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft de vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is gesteld voor de schade.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummers: 10/680788-16 en 10/682101-17
Datum uitspraak: 22 november 2017
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in:
de Penitentiaire Inrichting Dordrecht,
raadsvrouw mr. S.J.M. Laurier, advocaat te Den Haag.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 8 november 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de beide dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E.E. van Veen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het in de zaak met parketnummer 10/680788-16 primair ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 10/682101-17 onder 1 tot en met 9 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) jaren met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

In de zaak met parketnummer 10/680788-16
Standpunt verdediging
Door de raadsvrouw is vrijspraak bepleit van het primair en subsidiair ten laste gelegde. In de visie van de verdediging is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte bij de tenlastegelegde overval betrokken is geweest.
Beoordeling
De volgende (uit de bewijsmiddelen blijkende) feiten en omstandigheden staan niet ter discussie.
In de ochtend van 8 november 2016 werd door de bewoner en aangever [naam slachtoffer 1] een melding gedaan van de in de tenlastegelegde bedoelde overval in zijn woning aan het [adres delict 1] te Leerdam (hierna: de woning). Door [naam slachtoffer 1] is in zijn aangifte verklaard dat hij in de woning door twee mannen, van wie één een bivakmuts droeg, is aangevallen, dat een worsteling is ontstaan, dat hij daarbij door de man met de bivakmuts met een ijzeren voorwerp op zijn hoofd en in zijn gezicht is geslagen, dat één van de mannen op hem is gaan zitten en dat hij uiteindelijk een bedrag tussen de € 400,- en
€ 500,- heeft afgegeven Daarnaast, hebben de mannen uit de kleding van [naam slachtoffer 1] ongeveer € 130,- weggenomen en zijn uit de woning onder andere sieraden en horloges meegenomen.
Door de politie is vervolgens nader onderzoek gedaan en dat heeft geleid tot verklaringen van een aantal getuigen die op de ochtend van de overval twee mannen hadden zien lopen met beschreven signalementen die (deels) overeenstemden met de signalementen die door [naam slachtoffer 1] van de mannen waren gegeven. Door getuige [naam getuige] is daarbij aangegeven dat haar is opgevallen dat één van de mannen die zij heeft gezien eerst zwarte kleding met een capuchon droeg en dat zij hem even later zag met een rode trui. Mede aan de hand van deze verklaringen is de vluchtroute van de daders in kaart gebracht. Op deze route zijn onder andere twee voorwerpen aangetroffen , namelijk een zwart jack met capuchon en een zwarte mouw met daarin twee gaten. Op beide kledingstukken zijn DNA-sporen veilig gesteld, die door het NFI zijn onderzocht. Dit onderzoek heeft ten aanzien van het jack een match opgeleverd met het DNA-profiel van de medeverdachte [naam medeverdachte] . Wat betreft de mouw, die gelet op de twee gaten als bivakmuts gebruikt zou kunnen zijn, heeft het onderzoek een match opgeleverd met het DNA-profiel van de verdachte met een kans dat dit lichaamseigen materiaal van hem afkomstig is, een miljard keer waarschijnlijker is dan dat dit van een willekeurige andere persoon is.
Verder staat vast dat de verdachte de woning waar de overval plaatsvond kende omdat hij daar in het verleden had geholpen bij verbouwingswerkzaamheden en dat hij en de medeverdachte [naam medeverdachte] een dag voor de woningoverval, op 7 november 2016, samen in Leerdam door de politie zijn staande gehouden naar aanleiding van een melding over verdacht gedrag, namelijk het voelen aan deuren.
Ten slotte staat vast dat op 10 november 2016 door de medeverdachte [naam medeverdachte] bij een juwelier in Rotterdam een ring is verkocht die volgens de aangifte bij de woningoverval is weggenomen en dat de verdachte op 12 november 2016, bij een andere juwelier in Rotterdam, een horloge heeft verkocht dat bij de overval is buitgemaakt.
Al het voorgaande, in onderling verband en samenhang beschouwd, maakt dat voldoende wettig en overtuigend bewijs voor handen is dat de verdachte één van de overvallers van de woning is geweest en zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld en afpersing. Het door de verdediging geschetste scenario dat vlak na de overval nog twee andere mannen in de omgeving van de woning aanwezig zouden zijn geweest, wordt niet gevolgd. Hiervoor is geen enkele aanwijzing te vinden in de stukken. De stelling van de verdediging dat het de medeverdachte [naam medeverdachte] is geweest die de bivakmuts heeft gedragen, kan evenmin worden gevolgd.
Dit betoog is namelijk niet aannemelijk nu op de mouw geen enkel traceerbaar DNA-spoor van die medeverdachte is aangetroffen, terwijl dat wel zou zijn te verwachten als hij daadwerkelijk de drager was geweest van die mouw als bivakmuts.
In de zaak met parketnummmer10/682102-17
Vrijspraak feiten 5 en 9
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte de persoon is die de onder 5 ten laste gelegde diefstal heeft gepleegd. In het tuinhuisje is DNA van zowel de verdachte als [naam medeverdachte] aangetroffen. Nu het, verder, een ten laste gelegde periode van vijf nachten betreft en de verdachte heeft verklaard alleen in het tuinhuisje te hebben overnacht, kan niet met voldoende mate van zekerheid worden uitgesloten dat het [naam medeverdachte] is geweest die deze diefstal heeft gepleegd. Dit brengt met zich mee dat de verdachte van dit feit zal worden vrijgesproken.
De verdachte zal ook worden vrijgesproken van de hem onder 9 verweten diefstal.
Hiertoe wordt overwogen dat weliswaar vaststaat dat de verdacht in het tuinhuisje is geweest, maar dat niet kan worden uitgesloten dat in de tenlastegelegde periode van meer dan een maand nog andere personen zich toegang tot het tuinhuisje hebben verschaft.
Bewijswaardering feiten 1, 2, 3, 4, 6, 7 en 8
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van deze feiten.
Daartoe is – kort gezegd – aangevoerd dat voor zover de verdachte het zich kan herinneren hij in de betrokken woningen en tuinhuisjes heeft overnacht, maar dat hij niks heeft weggenomen en dat hij meestal zijn eigen eten en drinken meenam. Dit laatste verklaart dan ook dat in alle gevallen zijn DNA of vingerafdrukken zijn aangetroffen.
Beoordeling (algemeen)
Bij de beoordeling van deze feiten wordt naast hetgeen hieronder nog wordt besproken uitdrukkelijk in aanmerking genomen dat ze in een periode van nog geen maand zijn gepleegd, dat de wijze waarop dit is gebeurd grote gelijkenissen vertoont, dat vaststaat dat de verdachte in de woningen of de tuinhuisjes is geweest en dat hij in een aantal gevallen heeft bekend goederen te hebben weggenomen.
Beoordeling feit 1 voorts; bewezenverklaring
Uit de aangifte volgt dat de inbraak in deze woning plaatsvond tussen 17 oktober 2016 om 17:00 uur en 18 oktober 2016 omstreeks 9.00 uur. Aangever heeft gezien dat de kastdeuren in de schuur van de woning open stonden. Kort na de ontdekking van de inbraak is bij de ingang van de schuur is een peuk gevonden, waarop het DNA van de verdachte is aangetroffen. De verdachte heeft verklaard dat hij de nacht van de diefstal mogelijk in de woning is geweest, in ieder geval is niet gebleken of aannemelijk geworden dat zich in de nacht van de inbraak nog anderen in de woning zijn geweest. Ook is nog in aanmerking genomen dat de verdachte de volgende nacht in een woning gelegen in hetzelfde gebied heeft ingebroken waarbij vergelijkbare goederen zijn weggenomen als bij deze diefstal.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat de verdachte deze inbraak heeft gepleegd.
Beoordeling feit 2 voorts; bewezenverklaring
Uit de aangifte volgt dat de inbraak in deze woning heeft plaatsgevonden tussen 19 oktober 2016 om 17:30 uur en 20 oktober 2016 om 06:50 uur. In de slaapkamer van de woning is een leeg blikje Coca Cola gevonden, waarop het DNA van de verdachte is aangetroffen. De verdachte heeft verklaard dat hij de nacht van de inbraak in de woning heeft geslapen en dat hij alleen was. Gelet op dit laatste, de tijdsperiode waarbinnen de inbraak heeft plaats-gevonden en de omstandigheid dat de verdachte de nacht daarvoor in een woning in Nootdorp heeft ingebroken (zie feit 1), waarbij vergelijkbare goederen zijn weggenomen, zoals een kraan en een lamp, wordt voldoende wettig en overtuigend bewezen geacht dat de verdachte de onder 2 ten laste gelegde diefstal heeft gepleegd
Beoordeling feit 3 voorts; partiële bewezenverklaring/vrijspraak
Uit de aangifte blijkt dat de inbraak in het in de tenlastelegging bedoelde tuinhuisje nr. [nummer 1] heeft plaatsgevonden tussen 29 oktober 2016 omstreeks 12.00 uur en 1 november 2016 om 10:00 uur. Op de eettafel in het huisje is een plastic bekertje aangetroffen, waarop het DNA van de verdachte is aangetroffen. De verdachte heeft op de zitting bekend dat hij twee boren uit het tuinhuisje heeft meegenomen. De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring met betrekking tot het tenlastegelegde gereedschap. Dit geldt niet voor de overige goederen. Ter zake daarvan zal de verdachte worden vrijgesproken. Niet kan namelijk met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat de verdachte die goederen heeft weggenomen, omdat in het tuinhuisje ook DNA is aangetroffen van [naam medeverdachte] . De verdachte heeft echter verklaard dat hij alleen was toen hij de boren meenam. Het is daarom niet uit te sluiten dat het [naam medeverdachte] is geweest die zelfstandig de andere goederen heeft weggenomen.
Uit de aangifte blijkt dat de inbraak in het in de tenlastelegging bedoelde tuinhuisje nr. [nummer 2] heeft plaatsgevonden tussen 31 oktober 2016 omstreeks 16:00 uur en 1 november 2016, omstreeks 10:30 uur. Na inventarisatie miste de aangever een blikje knakworstjes. De verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij in die periode in dit tuinhuis is geweest.
Gelet op voorgaande in samenhang bezien met het feit dat de verdachte in dezelfde periode twee boren uit het naastgelegen tuinhuisje heeft weggenomen, acht de rechtbank ook de diefstal van de knakworstjes bewezen.
Dat de verdachte beide inbraken heeft gepleegd “tezamen en in vereniging met een ander” kan niet worden vastgesteld. De enkele omstandigheid dat in de twee tuinhuisjes ook DNA van [naam medeverdachte] is aangetroffen, is daarvoor onvoldoende. Van dit onderdeel zal de verdachte daarom worden vrijgesproken
Beoordeling feit 4 voorts; bewezenverklaring
Uit de aangifte blijkt dat de inbraak in deze woning plaatsvond tussen 26 oktober 2016 om 17:30 uur en 28 oktober 2016 om 16:30 uur en dat alle kranen en koperen leidingen waren weggenomen, alsmede een lamp, een kachel en gereedschap. In de keuken is een peuk aangetroffen met daarop het DNA van de verdachte. De verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij in de ten laste gelegde periode (alleen) in de woning heeft geslapen, in ieder geval is niet gebleken of aannemelijk geworden dat zich in periode waarin de inbraak plaatsvond nog anderen in de woning zijn geweest.
Mede gelet op de aard van de weggenomen goederen en het feit dat de verdachte zich in deze periode heeft schuldig gemaakt aan diefstal van hetzelfde type goederen, acht de rechtbank bewezen dat de verdachte deze woninginbraak heeft gepleegd.
Beoordeling feit 6 voorts; partiële bewezenverklaring/vrijspraak
Uit de aangifte blijkt dat de inbraak in dit tuinhuisje heeft plaatsgevonden tussen 17 november 2016 om 16:00 en 18 november 2016 om 09:45 uur en dat een geldbedrag van rond de € 500,- is gestolen. De verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij deze periode in het tuinhuisje heeft geslapen en dat het heel wel mogelijk is dat hij het geld heeft weggenomen.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank het onder 6 ten laste gelegde voor zover het het geldbedrag betreft wettig en overtuigend bewezen. Dat ook drank is weggenomen, zoals is tenlastegelegd, kan uit de aangifte niet worden opgemaakt. Daarvan zal de verdachte worden vrijgesproken.
Beoordeling feit 7 voorts; bewezenverklaring
Uit de aangifte volgt dat de inbraak in dit tuinhuisje heeft plaatsgevonden tussen 3 december 2016 omstreeks 13:00 uur en 4 december 2016 omstreeks 09:30 uur en dat daarbij het ruitje van het toiletraam is verbroken. De politie heeft bij het toiletraam een dactyloscipisch spoor aangetroffen, dat van de verdachte afkomstig bleek te zijn. De verdachte heeft op de zitting verklaard dat het zou kunnen dat hij in dit tuinhuisje heeft ingebroken. De rechtbank acht een en ander overziend voldoende wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte deze inbraak heeft gepleegd.
Beoordeling feit 8 voorts; partiële bewezenverklaring/vrijspraak
Uit de aangifte volgt dat de inbraak in dit tuinhuis heeft plaatsgevonden tussen 21 november 2016 en 26 november 2016. De verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij in die periode in het tuinhuis heeft overnacht en dat hij gereedschap heeft meegenomen. In zoverre kan het tenlastegelegde bewezen worden verklaard. Het wegnemen van een kraan en koper heeft hij ontkend. Nu niet kan worden uitgesloten dat, gelet op de duur van de tenlastegelegde periode, nog een ander persoon in het tuinhuis is geweest, zal de verdachte worden vrijgesproken van de diefstel van de kraan en het koper.

5.Bewezenverklaring

Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10/680788-16 primair en in de zaak met parketnummer 10/6821012-17 onder 1, 2, 3, 4, 6, 7 en 8 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
Parketnummer10/680788-16
hij op 8 november 2016 te Leerdam tezamen en in vereniging met een ander,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
ineen woning, gelegen aan het [adres delict 1] , heeft weggenomen sieraden en sleutels en (toilet)tassen en een geldbedrag (ongeveer
130
,=) en een portefeuille toebehorende aan [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld
vangeweld tegen die [naam slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
en met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld [naam slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (ongeveer
500,=) toebehorende aan die [naam slachtoffer 1] , welk geweld bestond uit het
- vastpakken van die [naam slachtoffer 1] (waarna een worsteling ontstond) en
- met een ijzeren gewichtje tegen het hoofd en in het gezicht
van die [naam slachtoffer 1]
slaan(waardoor die [naam slachtoffer 1] op de grond viel) en
- op die [naam slachtoffer 1] gaan zitten (terwijl die [naam slachtoffer 1] op de grond lag);
Parketnummer 10/682101-17
1.
hij op 17 oktober 2016 of 18 oktober 2016 te Nootdorp, gemeente Pijnacker-Nootdorp, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een woning gelegen aan de [adres delict 2] en de bij die woning behorende schuur heeft weggenomen kranen en lampen en een radio en een geldbedrag toebehorende aan [naam slachtoffer 3] of [naam slachtoffer 4] , zulks nadat hij, verdachte, die weg te nemen goederen onder zijn bereik had gebracht door middel van braak en inklimming;
2.
hij op 19 oktober 2016 of 20 oktober 2016 te Honselersdijk,
gemeente Westland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een woning gelegen aan de [adres delict 3] heeft weggenomen keukenapparatuur en gereedschap en een kraan en sanitaire artikelen en draad en een mp3-speler en een
lamp, toebehorende aan [naam slachtoffer 5] en [naam slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte,
zulks nadat hij, verdachte, die weg te nemen goederen onder zijn bereik had gebracht door middel van inklimming;
3.
hij op tijdstippen in de periode van 29 oktober 2016 tot en met 1 november 2016 te ’s-Gravenhage meermalen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in tuinhuizen (nr [nummer 1]
respectievelijk en
nr.[nummer 2] ) gelegen aan de [adres delict 4] heeft weggenomen
- gereedschap n, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 7] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en
- etenswaren toebehorende aan [naam slachtoffer 8] , nadat hij, verdachte, die weg te nemen goederen
telkensonder zijn bereik had gebracht door middel van braak;
4.
hij in de periode van 26 oktober 2016 tot en met 28 oktober
2016te Monster, gemeente Westland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een woning gelegen aan de [adres delict 5] heeft weggenomen een lamp en leidingen en kranen
en
eenkachel en gereedschap toebehorende aan [naam slachtoffer 9] , zulks nadat hij, verdachte, die weg te nemen goederen onder zijn bereik had gebracht door middel van braak;
6.
hij op 17 november 2016 of 18 november 2016 te Rotterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een tuinhuis gelegen aan de [adres delict 6] heeft weggenomen een geldbedrag toebehorende aan [naam slachtoffer 10] , zulks nadat hij, verdachte,
datweg te nemen goed onder zijn bereik had gebracht door middel van braak;
7.
hij op 3 december 2016 of 4 december 2016 te Rijswijk met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een tuinhuis gelegen aan de [adres delict 7] heeft weggenomen gereedschap en een
soundsysteemtoebehorende aan [naam slachtoffer 11] , zulks nadat hij, verdachte, die weg te nemen goederen onder zijn bereik had
gebracht door braak;
8.
hij in de periode van 21 november 2016 tot en met 26 november 2016 te Rotterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een tuinhuis gelegen
aan de [adres delict 8] heeft weggenomen gereedschap toebehorende aan [naam slachtoffer 12] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, zulks nadat hij, verdachte, die weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik had gebracht door middel van braak en/of verbreking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de redengevende inhoud van het voorgaande en op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.

6.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Parketnummer 10/680788-16
eendaadse samenloop van
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
medeplegen van afpersing;
Parketnummer 10/682102-17
1.
diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming;
2.
diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming;
3.
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, meermalen gepleegd;
4.
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
6.
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
7.
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
8.
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft samen met een ander een overval gepleegd in een woning die hij kende omdat hij daar in het verleden een badkamer had verbouwd. Bij die overval heeft de verdachte gebruik gemaakt van een bivakmuts. Het is ook de verdachte geweest die de bewoner, tijdens een ontstane worsteling, met een ijzeren voorwerp op het hoofd en in zijn gezicht heeft geslagen. Het is niet uit te sluiten dat het aan het kordate optreden van de bewoner is te danken dat het niet slechter met hem is afgelopen. Door zijn brute handelen heeft de verdachte niet alleen fysieke en materiële schade berokkend maar ook bij de bewoners het gevoel dat zij zich veilig kunnen voelen in hun eigen huis aangetast, hetgeen ook blijkt uit de aanschaf van extra camera’s en verlichting, zoals volgt uit de ingediende vordering benadeelde partij Terwijl de woning toch juist de plek moet zijn waar iemand zich veilig zou moeten kunnen voelen. Dit feit wordt de verdachte zwaar aangerekend.
Verder heeft de verdachte in dezelfde periode een aantal inbraken gepleegd in woningen (in aanbouw) en tuinhuisjes, waarbij onder meer gereedschap en kranen werden buit gemaakt. Het bleef echter niet bij het veroorzaken van deze materiële schade aan de eigendom van anderen. De verdachte overnachtte ook in de woningen en tuinhuisjes omdat hij dakloos was. Door dit op structurele, bijna vanzelfsprekende wijze te doen heeft de verdachte evenmin enig respect getoond voor de persoonlijke leefomgeving van die anderen. Met het plegen van dit soort brutale feiten heeft de verdachte ergernis en overlast veroorzaakt. Daarnaast zorgen dergelijke misdrijven in de samenleving in het algemeen, en voor de betrokkenen in het bijzonder, voor gevoelens van angst en onveiligheid.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
19 oktober 2017, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor diefstal.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op een uittreksel uit het European Criminal Records Information System van 31 maart 2017 Hieruit blijkt dat de verdachte langer geleden in Polen is veroordeeld voor onder meer woninginbraken.
Gezien al het vorenstaande kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Gelet op de landelijke oriëntatiepunten voor de straftoemeting, die voor de bewezenverklaarde feiten zijn ontwikkeld, in samenhang bezien met de twee vrijspraken komt de rechtbank tot een lagere gevangenisstraf, dan door de officier van justitie gevorderd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden

9.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

Als benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 1] en [naam benadeelde 5] ter zake van het in de zaak met parketnummer 10/680788-16 ten laste gelegde, [naam benadeelde 3] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit in de zaak met parketnummer 10/682101-17 en [naam benadeelde 4] ter zake van het onder 3 ten laste gelegde feit in de zaak met parketnummer 10/682101-17.
Vordering [naam benadeelde 1]
De benadeelde partij [naam benadeelde 1] vordert een vergoeding van € 4.000,- ter zake van materiële schade. Dit ziet op onder meer gemaakte kosten voor vervanging van gestolen goederen en extra beveiliging camera’s, verlichting en alarm.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de vordering van [naam benadeelde 1] , dient te worden gematigd.
De bedragen op de door [naam benadeelde 1] overgelegde bonnetjes belopen een totaalbedrag van
€ 1.281,84. De post die ziet op [naam bedrijf] moet worden afgewezen, omdat deze post onvoldoende is onderbouwd.
Beoordeling vordering [naam benadeelde 1]
De vordering van [naam benadeelde 1] is met de volgende bewijsstukken onderbouwd:
[ lijst van bewijsmiddelen]
Dit betekent dat een bedrag van in totaal € 1.281,84 voor toewijzing in aanmerking komt.
De gegrondheid van de schadepost [naam bedrijf] , waarop geen enkele toelichting is gegeven, terwijl ook niet duidelijk is waarom het gereedschap is aangeschaft, kan niet op eenvoudige wijze worden vastgesteld. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. [naam benadeelde 1] zal in zoverre dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
Nu de verdachte de strafbare feiten, ter zake waarvan aan [naam benadeelde 1] schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij [naam benadeelde 1] heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade.
De rechtbank zal bepalen dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 8 november 2016, de datum van de woningoverval.
Nu de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] voor een groot deel zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij [naam benadeelde 1] gemaakt tot op heden begroot op nihil.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde 1] een schadevergoeding betalen van € 1.281,84, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 november 2016 en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Vordering [naam benadeelde 5]
De benadeelde partij [naam benadeelde 5] vordert een vergoeding van € 23.664,00 ter zake van materiële schade. Dit ziet op waardevolle spullen, die uit het huis zijn weggenomen, zoals juwelen en horloges.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de vordering van [naam benadeelde 5] moet worden afgewezen, dan wel dat [naam benadeelde 5] in de vordering niet ontvankelijk moet worden verklaard. Op basis van de overgelegde taxatielijst is niet duidelijk wanneer en waar de sieraden zijn getaxeerd. Daarbij komt dat niet duidelijk is wanneer de sieraden zijn aangeschaft en of deze wellicht in waarde zijn gedaald nu er geen bonnen zijn overgelegd. Subsidiair verzoekt de verdediging de vordering van [naam benadeelde 5] naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid te schatten.
Beoordeling vordering [naam benadeelde 5]
De vordering van [naam benadeelde 5] is onderbouwd met een taxatielijst, foto’s waarop juwelen zijn te zien en één (1) - ook op de taxatielijst genoemde - bon van € 1.850,- gedateerd op
13 augustus 2016. Voldoende aannemelijk is dat deze bon ziet op de18 karaats witgouden briljanten ring, die is gestolen. De vordering van [naam benadeelde 5] komt daarom tot dit bedrag van € 1.850,- voor toewijzing in aanmerking.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het op de taxatielijst (onder 3 en 7) genoemde Omega horloge (ad € 9.900,- en de geelgouden ring met inscriptie “ [naam inscriptie] ” (ad € 2.260,-) niet voor vergoeding in aanmerking komen. Deze goederen zijn immers teruggegeven aan de benadeelde partij.
Resteert aan gevorderde schadevergoeding een bedrag van € 9.654 (= 23.664 -/- 1.850 -/- 9.900 -/- 2.260). De rechtbank zal dit deel van de vordering op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid vaststellen op € 3.000,-. De benadeelde partij [naam benadeelde 5] zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, aangezien de bewijsstukken ter onderbouwing van de rest van de vordering ontoereikend zijn. Nader onderzoek naar de gegrondheid van de vordering en de omvang daarvan zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. Dit zou een onevenredige belasting van het strafproces vormen. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit betekent dat in totaal voor toewijzing aan [naam benadeelde 5] in aanmerking komt een bedrag van in totaal € 4.850,-.
Nu de verdachte de strafbare feiten, ter zake waarvan schadevergoeding aan [naam benadeelde 5] zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij [naam benadeelde 5] heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade. De rechtbank
zal bepalen dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 8 november 2016, de datum van de woningoverval.
Nu de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 5] voor een groot deel zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij [naam benadeelde 5] gemaakt tot op heden begroot op nihil.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde 5] een schadevergoeding betalen van € 4.850,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Vordering [naam benadeelde 3]
De benadeelde partij [naam benadeelde 3] vordert een vergoeding van € 257,80 ter zake van materiële schade voor drie gestolen kranen.
Standpunt verdediging
De verdediging concludeert tot afwijzing van de vordering van [naam benadeelde 3] , omdat de verdachte van het feit waardoor de schade is ontstaan dient te worden vrijgesproken.
Beoordeling
Nu is komen vast de staan dat aan de benadeelde partij [naam benadeelde 3] door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks de gevorderde materiële schade is toegebracht en deze vordering met een bewijsstuk is onderbouwd zal de vordering van [naam benadeelde 3] worden toegewezen.
De benadeelde partij [naam benadeelde 3] heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank zal bepalen dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 18 oktober 2016.
Nu de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 3] zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij [naam benadeelde 3] gemaakt tot op heden begroot op nihil.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde 3] een schadevergoeding betalen van
€ 257,80, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 oktober 2016 en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Vordering [naam benadeelde 4]
De benadeelde partij [naam benadeelde 4] vordert (na aftrek van € 1.205,- als ontvangen verzekeringsuitkering) een vergoeding van € 1.180,- aan materiële schade.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 4] te matigen.
Beoordeling
Ten aanzien de inbraken in de tuinhuisjes van [naam benadeelde 4] wordt bewezen geacht dat daarbij door de verdachte, naast etenswaren, twee boren zijn weggenomen. Ten aanzien van de overige goederen die zouden zijn weggenomen zal de verdachte worden vrijgesproken. Door [naam benadeelde 4] is de geleden schade in verband met één van de weggenomen boren, namelijk de hamerboor, voldoende onderbouwd met overlegging van een aankoopbon. Het betreft hier een bedrag van € 119,-. Tot dit bedrag zal de vordering van [naam benadeelde 4] worden toegewezen. De overige gevorderde en onderbouwde schadebedragen hebben betrekking op goederen voor de diefstal waarvan de verdachte zal worden vrijgesproken. [naam benadeelde 4] zal voor dat deel van zijn vordering dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard.
De benadeelde partij [naam benadeelde 4] heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade. De rechtbank zal bepalen dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf
1 november 2016.
Nu de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 4] deels wordt toegewezen , zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij [naam benadeelde 4] gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 119,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 november 2016.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 24c, 36f, 47, 55, 57, 311 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de in de zaak met parketnummer 10/680788-16 onder 5 en 9 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10/680788-16 primair ten laste gelegde feit heeft begaan;
verklaart bewezen, dat de verdachte de in de zaak met parketnummer 10/682101-17 onder 1, 2, 3, 4, 6, 7 en 8 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van vier jaren en zes maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
Benadeelde partij [naam benadeelde 1]
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam benadeelde 1] , te betalen een bedrag van
€ 1.281,84(zegge: duizend tweehonderd éénentachtig euro en vierentachtig eurocent), bestaande uit vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 8 november 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 1] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam benadeelde 1] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] begroot op nihil;
legt aan
de verdachte de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] te betalen
€ 1.281,84(zegge: duizend tweehonderd éénentachtig euro en vierentachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 november 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 1.281,84
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
23 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1] , waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] en omgekeerd;
Benadeelde partij [naam benadeelde 5]
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam benadeelde 5] , te betalen een bedrag van
€ 4.850,- (zegge: vierduizend achthonderdvijftig euro), bestaande uit vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 8 november 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 5] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam benadeelde 5] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij [naam benadeelde 5] begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 5] te betalen
€ 4.850,-(zegge: vierduizend achthonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 november 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 4.850,00
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
59 dagen;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [naam benadeelde 5] , waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 5] en omgekeerd;
Benadeelde partij [naam slachtoffer 3]
veroordeelt de verdachte, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 3] , te betalen een bedrag van
€ 257,80(zegge: tweehonderzevenenvijftig euro en tachtig eurocent), bestaande uit vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 18 oktober 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam slachtoffer 3] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam slachtoffer 3] te betalen
€ 257,80(zegge: tweehonderdzevenenvijftig euro en tachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 oktober 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 257,80
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
5 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 3] , geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Benadeelde partij [naam slachtoffer 7]
veroordeelt de verdachte aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 7] , te betalen een bedrag van
€ 119,00(zegge: honderdnegentien euro), bestaande uit vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 november 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 4] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam benadeelde 4] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij [naam benadeelde 4] begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 4] te betalen
€ 119,- (zegge: honderdnegentien euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 november 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 119,-
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
2 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [naam benadeelde 4] , geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 4] en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V.F. Milders, voorzitter,
en mr. M.K. Asscheman-Versluis en mr. M.J.M. van Beckhoven, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.C. Fraaij, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 november 2017.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer 10/680788-16
Primair
hij op of omstreeks 08 november 2016 te Leerdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning, gelegen aan het [adres delict 1] , heeft weggenomen een of meerdere siera(a)d(en) en/of sleutel(s) en/of (toilet)tas(sen) en/of een geldbedrag (ongeveer E130) en/of een portefeuille, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (ongeveer E500), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het (meermalen)
- vastpakken en/of vasthouden van die [naam slachtoffer 1] (waarna een worsteling ontstond)
en/of
- met een ijzeren gewichtje, althans een hard voorwerp, tegen het hoofd en/of
in het gezicht van die [naam slachtoffer 1] heeft geslagen (waardoor die [naam slachtoffer 1] op de grond
viel) en/of
- op die [naam slachtoffer 1] gaan en/of blijven zitten (terwijl die [naam slachtoffer 1] op de grond lag);
Subsidiair
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 08 november 2016 tot en met 12 november 2016 te Leerdam en/of Rotterdam, in elk geval in Nederland,
(meermalen) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(een) goed(eren), te weten een ring en/of een horloge (merk: Omega) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Parketnummer 10/682101-17
1.
hij op of omstreeks 17 oktober 2016 en/of 18 oktober 2016 te Nootdorp, gemeente Pijnacker-Nootdorp, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning gelegen aan de [adres delict 2] en/of de bij die woning behorende schuur heeft weggenomen (een) kra(a)n(en) en/of lamp(en) en/of een radio en/of een geldbedrag en/of
drank, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, zulks nadat hij, verdachte, die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik had gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2.
hij op of omstreeks 19 oktober 2016 en/of 20 oktober 2016 te Honselersdijk,
gemeente Westland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning gelegen aan de [adres delict 3] heeft weggenomen keukenapparatuur en/of gereedschap en/of (een) kraan en/of sanitair(e) artikel(en) en/of draad en/of een mp3-speler en/of een
lamp, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 5] en/of [naam slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte,
zulks nadat hij, verdachte, die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik had gebracht door middel van inklimming;
3.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 29 oktober 2016 tot en met 01 november 2016 te ’s-Gravenhage (meermalen) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit (een) tuinhuis/zen (nr [nummer 1] en/of [nummer 2] ) gelegen aan de [adres delict 4] heeft weggenomen
- ( keuken)apparatuur en/of gereedschap en/of (een) huishoudartikel(en) en/of kleding en/of een tas en/of een laken, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 7] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s) en/of
- etenswaren en/of drank, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 8] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s),
zulks nadat hij, verdachte, die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik had gebracht door middel van braak en/of verbreking;
4.
hij in of omstreeks de periode van 26 oktober 2016 tot en met 28 oktober 2017 te Monster, gemeente Westland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning gelegen aan de [adres delict 5] heeft weggenomen (een) lamp en/of leiding(en) en/of kra(a)n(en)
en/of kachel en/of gereedschap, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 9] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, zulks nadat hij, verdachte, die weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik had gebracht door middel van braak en/of verbreking;
5.
hij in of omstreeks de periode van 10 november 2016 tot en met 16 november 2016 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een tuinhuis gelegen aan de [adres delict 6] heeft weggenomen (een) kra(a)n(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 13] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), zulks nadat hij, verdachte, die weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik had gebracht door middel van braak en/of verbreking;
6.
hij op of omstreeks 17 november 2016 en/of 18 november 2016 te Rotterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een tuinhuis gelegen aan de [adres delict 6] heeft weggenomen (een) geldbedrag(en) en/of drank, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 10] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, zulks nadat hij, verdachte, die weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik had gebracht door middel van braak en/of verbreking;
7.
hij op of omstreeks 03 december 2016 en/of 04 december 2016 te Rijswijk met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een tuinhuis gelegen aan de [adres delict 7] heeft weggenomen gereedschap en/of een sounsysteem, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 11] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, zulks nadat hij, verdachte, die weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik had
gebracht door braak en/of verbreking;
8.
hij in of omstreeks de periode van 21 november 2016 tot en met 26 november 2016 te Rotterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een tuinhuis gelegen
aan de [adres delict 8] heeft weggenomen gereedschap en/of koper en/of een kraan, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 12] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, zulks nadat hij, verdachte, die weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik had gebracht door middel van braak en/of verbreking;
9.
hij in of omstreeks de periode van 01 november 2016 tot en met 05 december 2016 te Rotterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een tuinhuis gelegen
aan de [adres delict 9] heeft weggenomen gereedschap, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 14] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte,
zulks nadat hij, verdachte, die weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik had gebracht door braak en/of verbreking.