ECLI:NL:RBROT:2017:9770

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 december 2017
Publicatiedatum
12 december 2017
Zaaknummer
10/681229-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor zware mishandeling van vriendin met een (hak)mes

Op 7 december 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn vriendin opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 24 september 2016 in Gorinchem, waarbij de verdachte meermalen met een (hak)mes op het hoofd van het slachtoffer heeft geslagen. Hierdoor heeft het slachtoffer meerdere verwondingen opgelopen, waaronder steekwonden in het hoofd en een doorgesneden pees in haar ringvinger. De rechtbank heeft vastgesteld dat, ondanks het ontbreken van een FARR-verklaring, er sprake is van zwaar lichamelijk letsel, gezien de aard en ernst van de verwondingen en de medische ingreep die het slachtoffer heeft ondergaan.

De officier van justitie had gevorderd om de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, alsmede een werkstraf van 100 uur. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan zware mishandeling, maar heeft de vrijspraak uitgesproken voor een tweede ten laste gelegd feit. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen en rapportages van psychologen en reclassering. Uiteindelijk is de rechtbank tot de conclusie gekomen dat een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf passend zijn, gezien de ernst van het feit en de rehabilitatie van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/681229-16
Datum uitspraak: 7 december 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] te [land verdachte] ,
verblijvende op het adres [verblijfadres verdachte] [verblijfplaats verdachte] , [land van verblijf verdachte] ,
raadsvrouw mr. M. Hoekzema, advocaat te Utrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 23 november 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.N.L.M. De l'Isle heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde;
  • vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, alsmede oplegging van een werkstraf voor de duur van 100 uur, met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering feit 1
4.1.1.
Standpunt verdediging
Ten aanzien van het onder 1 primair tenlastegelegde is vrijspraak bepleit.
Het letsel is beschreven door aangeefster [naam slachtoffer] en getuige [naam getuige] . De precieze aard van het letsel, een doorgesneden dan wel een ingesneden pees, is onduidelijk gebleven.
Nu er geen letselverklaring van een arts in het dossier zit, is het letsel niet als zwaar lichamelijk letsel te kwalificeren.
4.1.2.
Beoordeling
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt.
De verdachte heeft met een (hak)mes meermalen op het hoofd van het slachtoffer geslagen, waardoor zij meerdere verwondingen op haar hoofd heeft opgelopen en het kraakbeen uit haar oor lag. Ook had zij verwondingen aan haar vingers waarbij een pees in haar ringvinger is doorgesneden, kennelijk veroorzaakt doordat zij de slagen van het mes heeft afgeweerd. Het slachtoffer is in het ziekenhuis onder narcose geopereerd. De verdachte heeft op de zitting verklaard dat het slachtoffer zes weken met een spalk heeft gelopen en dat zij littekens heeft waar ze lang siliconenpleisters en –gel voor heeft gebruikt.
De vraag is of deze feiten, ondanks het ontbreken van een FARR verklaring, kunnen leiden tot de vaststelling dat van zwaar lichamelijk letsel sprake is.
De rechtbank meent dat dit het geval is. Vooropgesteld kan worden dat het handelen van de verdachte gelet op de uiterlijke verschijningsvormen gericht was op het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel. Dit handelen geschiedt naar zijn aard opzettelijk. Het met een groot mes meermalen op een vitaal deel van het lichaam, het hoofd, inslaan levert een grote kans op zwaar lichamelijk letsel op. Het gevolg, de aard en ernst van het letsel en de medische ingreep (een operatie onder narcose) en de geruime tijd van herstel bij het slachtoffer, maakt dat de rechtbank van oordeel is dat er sprake is van zwaar lichamelijk letsel en dat het onder 1 primair ten laste gelegde feit bewezen kan worden verklaard.
4.2.
Vrijspraak feit 2
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.1.
Conclusie
Bewezen is feit 1 primair. Niet bewezen is feit 2.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 24 september 2016 te Gorinchem aan [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten steekwonden in het hoofd van die [naam slachtoffer] en verwijderd kraakbeen (van het oor) en een afgesneden/doorgesneden pees van een ringvinger, heeft toegebracht door meermalen met een (hak)mes
- in/op het hoofd van [naam slachtoffer] te steken en/of te snijden en
- in de vingers van [naam slachtoffer] te steken en/of te snijden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:

1.primairzware mishandeling.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Het feit waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zijn vriendin meermalen met een (hak)mes geslagen/gesneden waarbij zij meerdere verwondingen aan haar hoofd en oor heeft opgelopen en een pees in haar vinger is doorgesneden. Voor het slachtoffer was dit een beangstigende situatie.
In het ziekenhuis is zij onder narcose geopereerd en het behoeft geen betoog dat de gevolgen hiervan voor haar ingrijpend zijn geweest. De verdachte heeft de lichamelijke integriteit van het slachtoffer ernstig aangetast.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 november 2017, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld.
7.3.2.
Rapportages en verklaring op de terechtzitting
Psychiater F. Verstraetenheeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 10 januari 2017. De psychiater kan geen uitspraak doen over het recidiverisico en er kan geen juridische kader geadviseerd worden aangezien het tenlastegelegde niet kon worden besproken met de verdachte.
Psycholoog H.E.W. Koornstraheeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 10 januari 2017. De psycholoog kan evenmin een uitspraak doen over de toerekenbaarheid, het recidivegevaar of een advies.
Reclassering Nederlandheeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 31 januari 2017. Dit rapport houdt het volgende in:
Hoewel de situatie van de verdachte momenteel stabiel is, kan niet worden uitgesloten dat de verdachte bij oplopende stress terugvalt in middelengebruik. Daarmee is er ook een risico op recidive. De copingstrategieën van de verdachte dienen duurzaam uitgebreid te worden.
Geadviseerd wordt een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met de bijzondere voorwaarden van een meldplicht en een ambulante behandeling bij
een forensische zorginstelling of soortgelijke zorg. Er zijn geen contra-indicaties voor het opleggen van een werkstraf.
Ter terechtzittingis gebleken dat de verdachte zich sinds zijn schorsing uit de voorlopige hechtenis in oktober 2017 heeft gehouden aan de meldplichten en dat de (17) urinecontroles allemaal negatief waren.
In maart 2017 heeft de verdachte een behandeling bij verslavingskliniek Castle Craig afgesloten en hij heeft een EMDR behandeling gevolgd bij Bhakti, praktijk voor psychodynamische therapie) te Zaltbommel.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal echter afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, omdat de verdachte de ernst van zijn handelen heeft ingezien en zich heeft laten behandelen voor zijn problematiek.
De raadsvrouw heeft bepleit een straf gelijk aan het voorarrest op te leggen.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ernst van het feit hiermee niet kan worden volstaan. Er wordt een taakstraf opgelegd van na te melden duur en een langdurige voorwaardelijke gevangenisstraf. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Bijzondere voorwaarden worden niet meer noodzakelijk geacht.
Alles afwegend acht de rechtbank de straffen, gelijk aan de eis van officier van justitie, passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) maanden;
bepaalt dat
deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
100 (honderd) uren, waarbij de Reclassering Nederland (Nijmegen) dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
72 (tweeënzeventig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
36 (zesendertig) dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. G.P. van de Beek, voorzitter,
en mrs. S.M. Milani en J. Snitker, rechters,
in tegenwoordigheid van M.J. Grootendorst, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 24 september 2016 te Gorinchem
aan [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten steekwonden in het hoofd van die [naam slachtoffer] en/of verwijderd kraakbeen (van het oor) en/of (een) afgesneden/doorgesneden pees/pezen van een (ring)vinger, heeft toegebracht door meermalen met een (hak)mes
- in/op het hoofd(haar) van [naam slachtoffer] te steken en/of te snijden en/of
- in de vinger(s) van [naam slachtoffer] te steken en/of te snijden;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 september 2016 te Gorinchem
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam slachtoffer] opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door met een (hak)mes in het hoofd(haar) en/of het oor en/of de vinger(s) van die [naam slachtoffer] te steken en/of te snijden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 24 september 2016 te Gorinchem
[naam slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een (hak)mes op/tegen de keel van die [naam slachtoffer] gezet en/of (vervolgens) snijdende bewegingen gemaakt.
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht