ECLI:NL:RBROT:2017:9933

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 december 2017
Publicatiedatum
18 december 2017
Zaaknummer
C/10/520204 / HA ZA 17-130
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij multimodale vervoerovereenkomst en diefstal van lading tijdens transport

In deze zaak gaat het om een multimodale vervoerovereenkomst voor het vervoer van koperfolie van Zutphen naar Monterrey, Mexico. De eiseressen, Aurubis Netherlands B.V. en Allianz Global Corporate & Specialty SE, hebben de gedaagde, Jordex Shipping and Forwarding B.V., aangesproken voor schadevergoeding na diefstal van de lading tijdens het wegtransport in Mexico. De rechtbank Rotterdam heeft op 13 december 2017 uitspraak gedaan in deze zaak. De rechtbank oordeelt dat de CMR-regeling niet van toepassing is op het multimodale vervoer en dat het Nederlands recht van toepassing is op de vordering. De rechtbank heeft vastgesteld dat Jordex aansprakelijk is voor de schade, omdat zij de goederen niet ter bestemming heeft afgeleverd. De rechtbank heeft de vordering van Aurubis toegewezen tot een bedrag van € 277.185,00, vermeerderd met wettelijke rente en expertisekosten. De rechtbank heeft ook de proceskosten aan de zijde van Aurubis toegewezen en Jordex veroordeeld in de kosten van de procedure. De rechtbank heeft de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten afgewezen, omdat Aurubis deze niet voldoende had onderbouwd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team haven en handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/520204 / HA ZA 17-130
Vonnis van 13 december 2017
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AURUBIS NETHERLANDS B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2. de vennootschap naar het recht van het land en de plaats van haar vestiging
ALLIANZ GLOBAL CORPORATE & SPECIALTY SE,
gevestigd te Hamburg, Duitsland,
eiseressen,
advocaat mr. R.L. Latten te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
JORDEX SHIPPING AND FORWARDING B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. A.D. Huisman te Rotterdam.
Partijen zullen hierna Aurubis, Allianz en Jordex genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 27 december 2016
  • de akte houdende overlegging producties van Aurubis
  • de conclusie van antwoord met producties
  • de brief van 17 mei 2017 waarin de rechtbank partijen oproept voor een comparitie van
partijen
  • de zittingsagenda van 23 augustus 2017
  • de akte tevens houdende rectificatie met producties van Aurubis
  • de spreekaantekeningen van mr. Latten voornoemd
  • de aantekeningen inzake de comparitie van partijen van mr. Huisman voornoemd
  • het proces-verbaal van comparitie van 26 september 2017
  • de brief van 4 oktober 2017 van Aurubis met opmerkingen over het proces-verbaal
  • de brief van 16 oktober 2017 van Jordex met opmerkingen over het proces-verbaal.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
Aurubis is fabrikant, althans verkoper, van koperhalffabricaten. Allianz is haar verzekeraar.
2.2.
In augustus en oktober 2015 heeft Aurubis aan Proveedora de Herramientas y Accesorios para Radiator SA de CV (hierna: Proveedora) “brass foil in coils” (koperfolie op rol, hierna: de lading) verkocht. De koop/verkoop vond plaats onder “Terms of Delivery, DAP MONTERREY”.
2.3.
Aurubis heeft in augustus en oktober 2015 voor het vervoer van de lading in containers van Zutphen naar Monterrey multimodale vervoerovereenkomsten gesloten, waarin Jordex zich heeft verbonden tot het vervoer over de weg van Zutphen naar Antwerpen (België), het aansluitende vervoer over zee van Antwerpen naar Altamira (Mexico) en het aansluitende vervoer over de weg van Altamira naar Monterrey (Mexico).
2.4.
In de “booking confirmations” staat - voor zover relevant - het volgende vermeld:
“Thank you for your transport order, we are pleased to advise you the following details:
(...)
Zoals gebruikelijk zullen er EXPRESS BILLS OF LADING worden opgemaakt
(...)
Unless provided otherwise below, the Dutch Forwarding Conditions, latest version, including the arbitration clause, as filed by FENEX with the court registry (registries) at the District Court(s) in Amsterdam (Rotterdam, Breda and Arnhem), are applicable to all our activities. The Dutch Warehousing Conditions, latest version, including the arbitration clause, as filed by FENEX with the court registry at the District Court in Rotterdam, are applicable to all orders which exclusively concern the warehousing of property. The General Conditions of Transport 1983, latest version, filed with the court registry (registries) at the District Court(s) in Amsterdam (and Rotterdam), applicable to agreements concerning national road transport. All of the aforementioned conditions will be supplied upon request.”
2.5.
Op 25 augustus 2015 heeft Jordex een “NEGOTIABLE FIATA MULTIMODAL TRANSPORT BILL OF LADING” opgesteld (FBL 1506425).
Op 27 oktober 2015 heeft Jordex een “NEGOTIABLE FIATA MULTIMODAL TRANSPORT BILL OF LADING” opgesteld (FBL 1508277).
Op beide documenten staat in het vakje “Consignor” “AURUBIS NETHERLANDS BV” vermeld, in het vakje “Consigned to order of” “PROVEEDORA DE HERRAMIENTAS Y ACCESORIOS PARA RADIATOR SA DE CV” en in het vakje “Number of Original FBL’s” “Express B/L”.
2.6.
Op de achterzijde van de documenten staan de “Standard Conditions (1992) governing the FIATA MULTIMODAL TRANSPORT BILL OF LADING” (hierna: de cognossementsvoorwaarden) vermeld. Relevante artikelen in die cognossementsvoorwaarden luiden:
“8.1. Assessment of compensation for loss of or damage to the goods shall be made by reference
to the value of such goods at the place and time they are delivered to the consignee or at
the place and time when, in accordance with this FBL, they should been so delivered.”
“8.6. a) When the loss of or damage to the goods occured during one particular stage of The
multimodal transport, in respect of which an applicable international convention or
mandatory national law would have provided another limit of liability if a separate
contract of carriage had been made for that particular stage of transport, then the limit of
the Carrier’s liability for such loss or damage shall be determined by reference to the
provisions of such convention or mandatory national law.
b) Unless the nature and value of the goods shall have been declared by the Merchant and
inserted in this BL, and the ad valorem freight rate paid, the liability of the Carrier under
COGSA, where applicable, shall not exceed US$ 500 per package or, in the case of goods
not shipped in packages, per customary freight unit.”
“17. Time bar
The Carrier shall, unless otherwise expressly agreed, be discharged of all liability under
these conditions unless suit is brought within 9 months after the delivery of the goods, or
the date when the goods should have been delivered, or the date when in accordance with
clause 6.4. failure to deliver the goods would give the consignee the right to treat the goods
as lost.”
“19. Jurisdiction and applicable law
Actions against the Carrier may be instituted only in the place where the Carrier has his
place of business as stated on the reverse of this BL and shall be decided according to the
law of the country in which that place of business is situated.”
2.7.
In augustus 2015 heeft Jordex (onder meer) de containers GLDU 3803882 en GATU 1103928 ten vervoer in ontvangst genomen met in iedere container een rol koperfolie.
In oktober 2015 heeft Jordex (onder meer) de containers FSCU 7832784 en TCKU 2639922 ten vervoer in ontvangst genomen met in iedere container een rol koperfolie.
2.8.
De conainers zijn in Antwerpen aan boord van een zeeschip geladen. Jordex heeft het vervoer van de containers van Antwerpen naar Monterrey overgedragen aan Hapag Lloyd AG (hierna: Hapag).
2.9.
Ten aanzien van het in augustus 2015 gestarte vervoer heeft Jordex Aurubis op 12 oktober 2015 geïnformeerd dat voornoemde containers zijn gestolen tijdens het vervoer over de weg van Altamira naar Monterrey.
Ten aanzien van het in oktober 2015 begonnen vervoer heeft Jordex Aurubis op 9 december 2015 geïnformeerd dat voornoemde containers zijn gestolen tijdens het vervoer over de weg van Altamira naar Monterrey.
2.10.
Aurubis heeft Jordex op 15 oktober 2015 respectievelijk 9 december 2015 aansprakelijk gesteld voor de schade.
2.11.
Bij brief van 26 augustus 2016 heeft (de raadsman van) Aurubis en Allianz - voor zover relevant - het volgende geschreven:
“Deze brief is eerst en vooral bedoeld ter stuiting van eventuele verjaringstermijnen voor zover een termijn korter dan 12 maanden zou gelden, hetgeen volgens mij niet het geval is.”
3. Het geschil
3.1.
Aurubis vordert samengevat - veroordeling, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, van Jordex tot betaling van € 545.426,73, vermeerderd met expertisekosten ad USD 1.700,00, vermeerderd met rente, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten ad
€ 4.502,13 en vermeerderd met (na)kosten van deze procedure met rente.
Aurubis legt aan haar vordering ten grondslag dat Jordex onder de vervoerovereenkomst aansprakelijk is voor schade die Aurubis heeft geleden in verband met het verdwijnen van 4 containers met rollen koperfolie met een waarde van in totaal € 545.426,73.
3.2.
Jordex concludeert tot afwijzing van de vordering met veroordeling, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, van Aurubis in de (na)kosten van deze procedure met rente.
Jordex betwist het vorderingsrecht van Aurubis en Allianz, betwist dat zij aansprakelijk is, betwist de hoogte van de schade en betwist dat zij expertisekosten, rente en buitengerechtelijke kosten verschuldigd is. Verder doet Jordex een beroep op niet-ontvankelijkheid, verval/verjaring van de vordering, overmacht en beperking van haar aansprakelijkheid.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

internationale zaak

4.1.
Deze zaak betreft een internationaal geval, aangezien Aurubis en Jordex in Nederland zijn gevestigd en Allianz in Duitsland en het internationaal vervoer betreft. Daarom dient de rechtbank eerst haar bevoegdheid (rechtsmacht) en het toepasselijk recht te bepalen.
bevoegdheid
4.2.
Op grond van artikel 4 Herschikte EEX-Vo is de rechter in Nederland bevoegd. Op grond van artikel 99 Rv is de Rotterdamse rechtbank bevoegd. De bevoegdheid van deze rechtbank is overigens niet in geschil.
ontvankelijkheid
4.3.
Ter zitting is Jordex akkoord gegaan met rectificatie van de naam Aurubis. Het niet ontvankelijkheidsverweer van Jordex houdt dus niet langer stand.
(toepasselijk recht op) de vorderingsgerechtigdheid van Aurubis en Allianz
4.4.
Ter zitting hebben partijen eensluidend verklaard dat er geen originele en verhandelbare cognossementen zijn afgegeven, maar alleen “express B’s/L”. De stelling van Jordex in de stukken dat sprake is van vervoer onder cognossement en dat uit dien hoofde alleen Proveedora vorderingsgerechtigd is, strandt reeds daarom. Zoals hierna zal blijken is op de overeenkomst Nederlands recht toepasselijk en Aurubis is op grond van artikel 8:1103 BW als afzender gerechtigd om een vordering in te stellen jegens Jordex, wanneer Jordex haar verplichtingen uit de vervoerovereenkomst niet nakomt. Dat Aurubis in de relatie tot de koper moest leveren DAP ((Delivered at Terminal), zoals Jordex nog heeft aangevoerd, doet daar niet aan af.
4.5.
Jordex heeft op zichzelf niet, althans onvoldoende gemotiveerd, betwist dat mogelijk Allianz (deels) is gesubrogeerd in de rechten van Aurubis. Dit maakt dat naar het daarop toepasselijke (Duitse) recht ook Allianz vorderingsgerechtigd is.
toepasselijk recht op de aansprakelijkheid van Jordex voor het wegvervoer in Mexico
4.6.
Ingevolge artikel 5 lid I Rome I is op de vervoerovereenkomst Nederlands recht van toepassing. Het vervoer heeft plaatsgevonden vanuit Nederland en Jordex is gevestigd in Nederland.
4.7.
De onderhavige vervoerovereenkomst is een overeenkomst van gecombineerd goederenvervoer, waarbij de gecombineerd vervoerder, Jordex, zich bij een en dezelfde overeenkomst tegenover de afzender, Aurubis, heeft verbonden dat het vervoer deels over zee en deels over de weg zal geschieden. Het CMR verdrag is in het algemeen niet van toepassing op multimodaal vervoer dat geen stapelvervoer betreft. Het CMR is derhalve niet rechtstreeks van toepassing op de vervoerovereenkomst (vgl. ook HR 1 juni 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV3678). Omdat sprake is van gecombineerd vervoer, geldt ingevolge artikel 8:41 BW dat aansprakelijkheid van de gecombineerd vervoerder naar Nederlands recht wordt bepaald door het aansprakelijkheidsregime dat geldt op het traject waar de schade zich heeft voorgedaan. Partijen zijn het erover eens dat de rollen koperfolie zijn gestolen tijdens het traject over de weg van Altamira naar Monterrey in Mexico. Dit brengt mee dat boek 8 titel 13 BW (semi dwingend) van toepassing is op het onderhavige vervoer. Niet is gebleken dat Mexicaans recht dwingendrechtelijk van toepassing zou zijn. Jordex heeft geen artikelen van Mexicaanse recht genoemd en Jordex heeft evenmin een “legal opinion” overgelegd waaruit dat volgt.
4.8.
Artikel 8.6 van de cognossementsvoorwaarden, waar Jordex een beroep op doet ter onderbouwing van haar stelling dat Mexicaans recht van toepassing is, is niet van toepassing, omdat de cognossementsvoorwaarden niet van toepassing zijn. Zoals hiervoor onder 4.4 geoordeeld, is immers geen sprake van vervoer onder cognossement. Verder zijn partijen de toepasselijkheid van de cognossementsvoorwaarden niet voor of bij het sluiten van de vervoerovereenkomst overeengekomen. Toepasselijkheid van de cognossementsvoorwaarden staat immers niet in de “booking confirmations” en evenmin wordt in de “booking confirmations” naar de cognossementsvoorwaarden verwezen.
De zinsnede “
mandatory national law”in artikel 8.6 biedt overigens ruimte aan de semi dwingende toepasselijkheid van titel 13 van boek 8 BW. Ook wanneer de cognossementsvoorwaarden wel van toepassing zouden zijn, zou dit dus leiden tot toepasselijkheid van Nederlands recht.
Hetzelfde zou volgen uit de rechtskeuze in artikel 19 van de cognossementsvoorwaarden.
expeditie
4.9.
Voor zover Jordex op het eind van de zitting in dit verband nog heeft willen aanvoeren dat zij is opgetreden als expediteur, passeert de rechtbank deze stelling als zijnde niet onderbouwd.
vordering vervallen/verjaard
4.10.
Het meest verstrekkende verweer van Jordex is dat de vordering van Aurubis is vervallen/verjaard. Tussen partijen is niet in geschil dat met de brief van 26 augustus 2016 van Aurubis (2.11), de verjaringstermijn in de zin van artikel 8:1711 BW is gestuit.
Omdat de cognossementsvoorwaarden niet van toepassing zijn, komt de rechtbank aan de vraag of de vordering is vervallen niet toe.
Ten overvloede geldt dat wanneer de cognossementsvoorwaarden wel van toepassing zouden zijn, het daarin opgenomen beding in artikel 17, waar Jordex een beroep op doet, ingevolge artikel 8:1711 jo 8:1700 jo 8:1102 jo 8:1095 BW nietig zou zijn wegens strijd met dwingend recht, omdat dit zou leiden tot ongeoorloofde vermindering van de aansprakelijkheid van de vervoerder.
aansprakelijkheid
4.11.
Ingevolge artikel 8:1095 BW is de vervoerder verplicht ten vervoer ontvangen zaken ter bestemming af te leveren en wel in de staat waarin hij hen heeft ontvangen. Vast staat dat Jordex de zaken niet ter bestemming heeft afgeleverd. Dit betekent dat Jordex in beginsel schadeplichtig is, tenzij haar beroep op overmacht slaagt.
beroep op overmacht
4.12.
Het beroep van Jordex op overmacht strandt, omdat zij niet heeft voldaan aan haar stelplicht. De enkele stelling van Jordex dat de gewapende overvallen het gevolg zijn van omstandigheden die zij niet heeft kunnen vermijden en waarvan zij de gevolgen niet heeft kunnen verhinderen, is onvoldoende. Jordex heeft niet gesteld, laat staan aangetoond, dat zij alle in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs van een zorgvuldig vervoerder te vergen maatregelen heeft genomen om het verlies te voorkomen, hetgeen wel een vereiste is voor een geslaagd beroep op overmacht. Dat Jordex hieromtrent geen nadere informatie krijgt van Hapag, zoals zijdens Jordex is verklaard ter zitting, komt voor rekening van Jordex.
beperking van aansprakelijkheid
4.13.
Jordex heeft aangevoerd dat met betrekking tot de beweerde omvang van de schade, de waarde van de goederen dient te worden vastgesteld ten tijde van de plaats en het tijdstip van aflevering c.q. het tijdstip waarop de goederen hadden moeten worden afgeleverd. Kennelijk doet Jordex een beroep op artikel 8.1. van de cognossementsvoorwaarden. De cognossementsvoorwaarden zijn echter niet van toepassing, maar boek 8 titel 13 BW. Ter zitting is zijdens Jordex verklaard dat zij in dat geval een beroep doet op de betreffende bepaling in boek 8 BW, derhalve op artikel 8:1103 BW. Ingevolge dit artikel heeft de afzender geen ander recht dan betaling te vorderen van een bedrag, dat wordt berekend met inachtneming van de waarde welke zaken als de ten vervoer ontvangene zouden hebben gehad zoals ten tijde waarop en ter plaatse waar zij zijn afgeleverd of zij hadden moeten zijn afgeleverd. Ingevolge artikel 8:1105 BW jo artikel 1 van het KB van 11 maart 1997, Stb. 131 en het Aanpassingsbesluit Euro, Stb. 2001, 415, is Jordex evenwel niet aansprakelijk boven een bedrag van € 3,40 per kilogram.
4.14.
De volgende containers met daarin de rollen koperfolie van het hierna te noemen gewicht zijn vermist:
container GLDU 3803882 met 20.313 KGS
container GATU 1103928 met 20.499 KGS
container FSCU 7832784 met 20.324 KGS
container TCKU 2639922 met 20.389 KGS
Totaal: 81.525 KGS
4.15.
Voor de vordering betekent het voorgaande dat deze zal worden toegewezen tot een bedrag van € 277.185,00 (81.525 × € 3,40).
expertisekosten
4.16.
Aurubis maakt aanspraak op vergoeding van expertisekosten. Jordex betwist dat zij expertisekosten verschuldigd is. Op grond van artikel 6:96 lid 2 onder b BW komen expertisekosten voor vergoeding in aanmerking. De ongemotiveerde betwisting van Jordex strandt. De vordering tot vergoeding van USD 1.700,00 zal dan ook worden toegewezen.
rente
4.17.
Nu geen sprake is van de situatie dat betaling van het op grond van een overeenkomst verschuldigde niet tijdig plaatsvindt, maar van een verplichting tot schadevergoeding, zal de wettelijke rente worden toegewezen en niet de wettelijke handelsrente.
buitengerechtelijke incassokosten
4.18.
Aurubis maakt aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Volgens Aurubis heeft zij Jordex diverse malen per e-mail en per brief tot sommatie gesommeerd, maar zonder succes. Jordex heeft (primair) betwist dat zij buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd is en aangevoerd dat Aurubis die vordering niet heeft onderbouwd. Aurubis heeft de betreffende e-mails en brieven niet in het geding gebracht. De vordering is daarom niet toewijsbaar.
proceskosten
4.19.
Jordex zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Omdat een aanzienlijk deel van het gevorderde bedrag wordt afgewezen, begroot de rechtbank de proceskosten aan de zijde van Aurubis op basis van het toegewezen bedrag op:
- dagvaarding € 86,81
- griffierecht 3.894,00
- salaris advocaat
4.000,00(2,0 punten × tarief € 2.000,00)
Totaal € 7.980,81

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt Jordex om aan Aurubis te betalen een bedrag van € 277.185,00 (tweehonderdzevenenzeventigduizendéénhonderdvijfentachtig euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van 27 december 2016 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt Jordex om aan Aurubis te betalen een bedrag van USD 1.700,00 (zeventienhonderd US dollar), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW met ingang van 27 december 2016 tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt Jordex in de proceskosten, aan de zijde van Aurubis tot op heden begroot op € 7.980,81, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na vonnisdatum tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt Jordex in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Jordex niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Santema en in het openbaar uitgesproken op 13 december 2017.
615/32