Op 18 december 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de wijziging van de achternaam van een minderjarige, [pleegdochter]. De aanvraag tot naamswijziging werd ingediend door de Jeugdbescherming en de pleegmoeder van [pleegdochter], die de achternaam wilde wijzigen van '[geslachtsnaam]' naar '[achternaam]'. De Minister voor Rechtsbescherming had op 16 november 2017 besloten om deze aanvraag toe te wijzen, maar de moeder van [pleegdochter] maakte bezwaar tegen dit besluit. De rechtbank heeft de zaak op 29 oktober 2018 behandeld, waarbij alle betrokken partijen aanwezig waren.
De rechtbank overwoog dat de Minister de aanvraag tot naamswijziging correct had beoordeeld en dat aan de wettelijke voorwaarden was voldaan. De Jeugdbescherming en de pleegmoeder hadden samen de aanvraag ingediend, en [pleegdochter] had aangegeven de wijziging te willen. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan de wil van [pleegdochter] om haar achternaam te wijzigen, ondanks de bezwaren van haar ouders. De rechtbank oordeelde dat de Minister niet onzorgvuldig had gehandeld en dat de belangen van [pleegdochter] goed waren afgewogen.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van de moeder ongegrond en bevestigde het besluit van de Minister. De rechtbank benadrukte dat de wijziging van de achternaam niet onomkeerbaar is, aangezien [pleegdochter] haar oorspronkelijke geslachtsnaam kan terugkrijgen zodra zij meerderjarig is. De uitspraak werd gedaan door mr. T. Boesman, in aanwezigheid van griffier mr. J.G. Bos, en is openbaar gemaakt op dezelfde dag.