In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 december 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar bewindvoerder, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam. Eiseres ontvangt een bijstandsuitkering en heeft een informatieplicht op grond van artikel 17, eerste lid, van de Participatiewet. De rechtbank oordeelt dat eiseres en haar bewindvoerder verweerder onverwijld op de hoogte hadden moeten stellen van de onderbewindstelling. De rechtbank volgt de stelling van eiseres niet dat verweerder al op de hoogte had moeten zijn van de onderbewindstelling via het centraal curatele- en bewindregister. De rechtbank stelt vast dat verweerder pas op 8 december 2017 op de hoogte is gesteld van de onderbewindstelling en dat hij vanaf dat moment verplicht was om alle correspondentie aan de bewindvoerder te sturen.
De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit, waarbij een maatregel van 100% werd opgelegd aan eiseres wegens het niet verschijnen op een afspraak, in strijd is met artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat verweerder de uitnodigingen voor de hoorzittingen niet aan de bewindvoerder heeft gestuurd. Echter, de rechtbank oordeelt dat eiseres niet in haar belangen is geschaad, aangezien zij haar standpunten voldoende naar voren heeft kunnen brengen in de bezwaar- en beroepsprocedure. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, maar verweerder wordt wel veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.503,-.
De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.