ECLI:NL:RBROT:2018:11307

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 november 2018
Publicatiedatum
7 maart 2019
Zaaknummer
10/711015-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor poging tot doodslag en voorhanden hebben van een stroomstootwapen

Op 15 november 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in Elbag (Polen), die ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd was. De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag en het voorhanden hebben van een stroomstootwapen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 6 mei 2018 in Rotterdam met twee messen in de richting van het slachtoffer heeft gezwaaid, waarbij hij het slachtoffer in de buik en zij heeft gesneden. De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer zou komen te overlijden, wat de feiten kwalificeert als poging tot doodslag. De officier van justitie had vrijspraak voor poging tot doodslag geëist, maar de rechtbank achtte de poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zestien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld. De rechtbank benadrukte dat dergelijk gewelddadig gedrag op straat niet alleen levensbedreigend is voor het slachtoffer, maar ook angstaanjagend voor omstanders.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/711015-18
Datum uitspraak: 15 november 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te Elbag (Polen) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsman mr. J.C. Sneep, advocaat te Breda.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 1 november 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E. van Veen heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 impliciet primair (te weten poging tot doodslag) ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 impliciet subsidiair (te weten poging tot zware mishandeling) en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) jaar met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat op basis van de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd de verdachte geen opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer. De officier van justitie acht dan ook het impliciet subsidiair ten laste gelegde, te weten de poging tot zware mishandeling, wettig en overtuigend bewezen.
4.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat niet de verdachte het slachtoffer heeft gesneden, maar dat het slachtoffer zichzelf heeft verwond. De verdachte dient dan ook integraal te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde.
4.1.3.
Beoordeling
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is het volgende gebleken.
Op 6 mei 2018 bevonden de verdachte en [naam 1] (hierna [naam 1] ) zich op de [naam straat] te Rotterdam ter hoogte van huisnummer [huisnummer] . Op een gegeven moment heeft een derde persoon, [naam 2] (hierna [naam 2] ), zich bij hen gevoegd. [naam 1] en [naam 2] zijn vervolgens samen de woning aan de [adres delict] te Rotterdam binnen gegaan. Naar aanleiding van een melding dat op de [naam straat] een steekincident had plaatsgevonden, zijn verbalisanten ter plaatse gekomen. Zij zijn de woning [adres delict] binnen gegaan waar zij [naam slachtoffer] aantroffen met een grote snijwond in zijn linker zij. Onderzoek van een forensisch arts wees uit dat een snijwond als bij [naam slachtoffer] aangetroffen, in potentie schade kan toebrengen aan organen en/of bloedvaten en dat complicaties acuut levensbedreigend letsel kunnen veroorzaken, dat zonder medisch ingrijpen tot de dood van het slachtoffer zou hebben kunnen leiden.
Over wat zich precies op straat heeft afgespeeld en hoe [naam slachtoffer] gewond is geraakt, lopen de verklaringen uiteen.
De getuigen [naam getuige 1] en [naam getuige 2] hebben - samengevat - verklaard dat zij toevallig op straat stonden en twee mannen, een man met een bruine jas en een man met een blauw T-shirt, hebben zien staan. Vervolgens heeft zich bij hen een forse man gevoegd met een kaal hoofd en ontbloot bovenlijf, die vlak daarvoor vanuit een bovenwoning naar de twee mannen op straat had staan schreeuwen. Beide getuigen verklaren gezien te hebben dat de verdachte twee messen uit zijn jas pakte en daarmee vervolgens zwaaiende bewegingen maakte in de richting van de forse man met ontbloot bovenlijf. De getuige [naam getuige 1] heeft verklaard te hebben gezien dat er bloed kwam uit de onderbuik van de man. [naam getuige 1] en [naam getuige 2] hebben beiden de verdachte aangewezen als de man die met de messen zwaaide in de richting van de andere man. Bij de rechter-commissaris heeft [naam getuige 1] verklaard op een afstand van 14 of 15 meter te hebben gestaan en niet te hebben gezien dat één van de messen de man heeft geraakt. Wel heeft hij de verwonding gezien in de buikstreek van het slachtoffer. Ook [naam getuige 2] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat het de verdachte is geweest die twee messen tevoorschijn haalde. Hij zegt gezien te hebben dat de verdachte vervolgens de forse man met ontbloot bovenlijf heeft gestoken. Deze zou een ontwijkende beweging hebben gemaakt en een verwonding in de linkerzij hebben opgelopen. [naam getuige 2] zou volgens zijn verklaring op een afstand van ongeveer 25 tot 30 meter hebben gestaan. Tegenover de verklaringen van de beide onafhankelijke getuigen staan de verklaringen van de verdachte, [naam 2] en [naam 1] ,
De verdachte heeft aanvankelijk bij de politie verklaard niets met het incident te maken te hebben gehad. Hij was volgens zijn verklaring bij de Poolse winkel geweest en werd op weg naar huis door de politie aangehouden. Op de vraag of hij [naam 2] kende heeft hij geantwoord niet te weten wie dat is. Op de vraag of hij [naam 1] kende heeft hij een ontwijkend antwoord gegeven. Bij zijn aanhouding werden bij de verdachte naast een stroomstootwapen ook twee messen aangetroffen waarvan hij verklaarde die altijd bij zich te dragen ter bescherming. Ter terechtzitting heeft de verdachte een andersluidende verklaring afgelegd en heeft hij verklaard dat hij zich samen met [naam 1] en [naam 2] in de woning van [naam 1] op nummer [huisnummer] had bevonden. Zijn lezing van hetgeen zich ter plaatse heeft afgespeeld luidt als volgt. De aanwezige mannen hadden veel gedronken en er ontstond onenigheid. Op een gegeven moment hoorde hij [naam 1] roepen dat [naam 2] zichzelf had gestoken. De verdachte en [naam 1] hebben toen het mes, waarmee [naam 2] zichzelf had gestoken, van [naam 2] afgepakt. De verdachte is vervolgens met het mes naar buiten gegaan. Op de trap onderweg naar buiten zag de verdachte nog een mes liggen en hij heeft ook dit mes opgepakt en meegenomen naar buiten. Vervolgens is ook [naam 1] naar buiten gegaan. Daar probeerden de verdachte en [naam 1] elkaar te kalmeren. Ook [naam 2] is naar buiten gekomen en heeft daar geprobeerd de messen van de verdachte af te pakken.
Toen verbalisanten [naam slachtoffer] aantroffen in de woning verklaarde hij aanvankelijk dat hij niet gewond was en dat er niks aan de hand was. Nadat één van de verbalisanten het shirt van [naam slachtoffer] optilde bleek hij echter een grote snijwond in de zij te hebben. [naam slachtoffer] is daarop met een ambulance naar het ziekenhuis vervoerd. In de ambulance verklaarde hij aan één van de verbalisanten desgevraagd dat hij een beetje gek was geworden, een mes had gepakt en zichzelf had gesneden. Toen de verbalisant opmerkte dat hij hem niet geloofde heeft hij letterlijk verklaard: “Dat klopt het is bullshit, maar ik ga jou niet verklaren wat er echt is gebeurd, want ik los het later zelf wel op”. Tijdens zijn verhoor bij de rechter-commissaris herhaalde [naam slachtoffer] zijn eerdere verklaring dat hij zichzelf bewust met een mes had verwond. Hij zou deze messen uit de keuken hebben gehaald. Geconfronteerd met zijn uitlatingen tegen de verbalisant in de ambulance, ontkende [naam slachtoffer] te hebben gezegd dat hij niet wilde verklaren wat er echt was gebeurd en dat hij het later zelf wel zou oplossen.
Ook [naam 1] heeft aanvankelijk tegen verbalisanten verklaard dat er niets aan de hand was, dat er niet was gevochten en dat er niemand gewond was. Tijdens zijn verhoor als verdachte heeft hij verklaard dat [naam 2] op straat ruzie had gekregen met een jongen waarbij hij niet wist wie dat was. De ruzie zou te maken hebben gehad met een meisje. Hij had gezien dat [naam 2] en de jongen met fietstassen naar elkaar gooiden en met de armen zwaaiden. Hij had geen mes gezien en kon niet zeggen hoe de ruzie was beëindigd. [naam 1] verklaarde uiteindelijk met [naam 2] naar boven te zijn gegaan en pas daar - na binnenkomst van de politie - te hebben gezien dat deze een snijwond had opgelopen.
Bij de rechter-commissaris heeft [naam 1] verklaard dat [naam 2] erg dronken was en dat hij zichzelf in de woning met een mes had gesneden. Op de vraag waarom hij dat niet eerder bij de politie heeft verklaard kon hij geen antwoord geven.
De rechtbank stelt vast dat zowel de verdachte, [naam 2] als [naam 1] wisselend hebben verklaard over hetgeen zich heeft afgespeeld. Kennelijk is ook [naam 2] niet bereid om openheid van zaken te geven hoewel hij een ernstige verwonding heeft opgelopen. Wat de werkelijke reden voor betrokkenen is om de waarheid te willen verhullen, is voor de rechtbank onduidelijk gebleven. Feit is dat er tegenover de wisselende verklaringen van de verdachte, [naam 2] en [naam 1] , twee onafhankelijke getuigenverklaringen staan, inhoudende dat het de verdachte is geweest die twee messen heeft getrokken en daarmee in de richting van [naam 2] heeft gezwaaid. Die beide verklaringen komen bovendien op essentiële punten met elkaar overeen. De rechtbank heeft dan ook geen reden te twijfelen aan de juistheid van de door deze onafhankelijke getuigen afgelegde en ten overstaan van de rechter-commissaris gedane verklaringen. De verklaringen van de verdachte, [naam 2] en [naam 1] kunnen vanwege het kennelijk leugenachtige karakter niet voor het bewijs worden gebezigd.
.
Poging tot doodslag
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het bewezen verklaarde dient te worden gekwalificeerd als een poging tot doodslag. De verdachte heeft op zeer korte afstand van het slachtoffer in de richting van diens lichaam met twee messen gezwaaid en dientengevolge met één van die messen in de zij en buikstreek van het slachtoffer gesneden. Hij heeft het slachtoffer aldus een ernstige verwonding toegebracht waarvan het letsel door de forensisch arts als potentieel dodelijk is aangemerkt. Het is dan ook slechts een kwestie van geluk geweest dat geen inwendige organen of bloedvaten zijn geraakt. Zou dat wel het geval zijn geweest dan had voor het leven van [naam slachtoffer] moeten worden gevreesd. De verdachte heeft met zijn handelen bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer als gevolg van dat handelen zou komen te overlijden.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag.
4.1.4.
Conclusie
De rechtbank acht het onder feit 1 impliciet primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 impliciet primair ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij op 06 mei 2018 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [naam slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met een mes in de buikstreek en de zijkant van het lichaam van die [naam slachtoffer] heeft gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 06 mei 2018 te Rotterdam een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie II onder 5° van de Wet wapens en munitie, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht te weten een stroomstootwapen, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
poging tot doodslag;
2.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. Hij heeft op klaarlichte dag op de openbare weg het slachtoffer in zijn buik, van onder de oksel tot richting de navel, gesneden met een mes. Dergelijk gewelddadig optreden op straat is niet alleen levensbedreigend en angstaanjagend voor het slachtoffer, maar ook schokkend voor omwonenden en getuigen van het incident. Daarnaast versterkt het de in de maatschappij levende gevoelens van onveiligheid.
Voorts heeft de verdachte een stroomstootwapen in de vorm van een zaklamp op de openbare weg voorhanden gehad. Het voorhanden hebben van een dergelijk wapen brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 19 juli 2018, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van enige duur. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen, zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk worden opgelegd.
Anders dan door de officier van justitie bepleit, is door de rechtbank de onder 1 ten laste gelegde poging tot doodslag bewezen geacht, hetgeen verklaart waarom een hogere straf zal worden opgelegd dan door de officier van justitie gevorderd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 57 en 287 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 impliciet primair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 16 (zestien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 (twee) jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I.W.M. Laurijssens, voorzitter,
en mrs. P. Putters en D.Y.A. van Meersbergen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.W.A. Sonneveld-de Raad, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 06 mei 2018 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [naam slachtoffer] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een mes in de buikstreek en/of de zijkant van het lichaam van die [naam slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 06 mei 2018 te Rotterdam (een) wapen(s) als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie II onder 5° van de Wet wapens en munitie, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht te weten een stroomstootwapen, voorhanden heeft gehad.