4.2.1.Standpunt verdediging
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken. Daartoe is het volgende aangevoerd. Tijdens geen van de observaties is gezien dat de verdachte drugs heeft gedeald. [naam 1] , [naam slachtoffer] en [naam 2] (hierna: [naam 2] ) hebben de verdachte weliswaar herkend van een foto als degene die hen drugs heeft verkocht, maar deze herkenningen worden door de verdediging in twijfel getrokken. Aan [naam 1] is een foto van de verdachte getoond van jaren geleden, waarop hij nog lang haar heeft. [naam 2] herkent op een foto de verdachte, die zij [bijnaam verdachte] noemt, als degene die haar drugs verkoopt. Nu [naam 1] [naam medeverdachte 1] als [bijnaam verdachte] heeft aangewezen, is ook de herkenning van [naam 2] niet betrouwbaar. Daarnaast is de herkenning van [naam slachtoffer] niet betrouwbaar, nu hij ten aanzien van de diefstal met geweld steeds wisselend heeft verklaard en zijn verklaringen dus onbruikbaar zijn voor het bewijs.
Ten aanzien van de telefoon die is aangetroffen in de woning, is aangevoerd dat de verdachte de telefoon incidenteel gebruikte in het geval zijn eigen telefoon kapot was. De berichten die op de telefoon zijn gevonden, zijn daarom niet aan de verdachte toe te rekenen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit betwist de verdediging dat er sprake was van beschikkingsmacht over de aangetroffen cocaïne in de woning aan de [adres delict] te Rotterdam. De verdachte kan niet verantwoordelijk worden gehouden voor spullen in de woning van een familielid. De verdediging verzoekt de rechtbank de verdachte dan ook van dit feit vrij te spreken.
4.2.2.Beoordeling
Tussen 9 januari 2018 en 6 februari 2018 is de woning aan de [adres delict] te Rotterdam meerdere keren geobserveerd door verbalisanten, te weten op 5, 9, 11, 25 en 26 januari 2018 en op 6 februari 2018. Op 5 januari 2018 zagen verbalisanten dat de verdachte op het balkon van de hiervoor genoemde woning verscheen en dat hij contact maakte met [naam medeverdachte 1] , die vervolgens op de scooter van de verdachte wegreed.
Tijdens deze observaties is gezien dat [naam 3] (hierna: [naam 3] ), [naam 4] (hierna: [naam 4] ), [naam 1] en [naam 5] (hierna: [naam 5] ) bij het portiek van de woning aan de [adres delict] te Rotterdam aanbelden dan wel schreeuwden, dat ze vervolgens het portiek binnen werden gelaten en na enkele minuten het portiek weer verlieten. De verbalisanten troffen bij [naam 3] geen verdovende middelen aan. Tijdens de insluitingsfouillering van [naam 4] en [naam 1] werd in de linker broekzak, naar later bleek, cocaïne aangetroffen. Ook in de politieauto waarin [naam 4] is vervoerd naar het politiebureau, trof men tussen de rugleuning en het zitgedeelte een gripzakje met een wit kleurig brokje, cocaïne, aan. Nadat [naam 5] is aangehouden, werd hij door verbalisant [naam verbalisant] gefouilleerd. Bij [naam 5] werd niets aangetroffen, maar naast hem op de grond werd een papiertje met daarin wit poeder aangetroffen.
[naam 4] en [naam 5] hebben zich tijdens het verhoor door de politie beroepen op hun zwijgrecht. [naam 3] heeft wel een verklaring af willen leggen en heeft op 9 januari 2018 verklaard dat hij nu ongeveer drie maanden cocaïne koopt aan de [adres delict] .
[naam 1] heeft bij de politie verklaard dat hij bij de hierboven genoemde woning cocaïne, op de pof, had gekocht. Aan [naam 1] werden twee foto’s getoond, een foto van [naam medeverdachte 1] en een foto van de verdachte. Hij verklaarde vervolgens dat [naam medeverdachte 1] degene is bij wie hij die dag drugs had gekocht en dat de verdachte de andere persoon is van wie hij drugs had gekocht. Naar het oordeel van de rechtbank is niet aannemelijk geworden dat de herkenning van de verdachte door [naam 1] onbetrouwbaar is. Deze herkenning kan dan ook voor het bewijs worden gebezigd.
Op 25 januari 2018 zagen de verbalisanten dat [naam medeverdachte 1] vanaf de woning [adres delict] op de scooter van de verdachte stapte en wegreed. Hij kwam op de Oranjeboomstraat tot stilstand. Daar vond een transactie plaats tussen [naam medeverdachte 1] en [naam 6] (hierna: [naam 6] ). Na deze transactie is [naam 6] aangehouden en werd er in zijn jaszak een zakje met een witte substantie, naar later bleek cocaïne, aangetroffen. [naam 6] verklaarde vervolgens inderdaad voor tien euro cocaïne te hebben gekocht van de jongen op de scooter, [naam medeverdachte 1] .
Naar aanleiding van bovengenoemde observaties ontstond het vermoeden dat er vanuit de woning [adres delict] te Rotterdam werd gehandeld in cocaïne. Vervolgens heeft op 6 februari 2018 een doorzoeking plaatsgevonden in deze woning. In de woning werden drie mannen aangetroffen: [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] in de woonkamer en de verdachte in de keuken, nabij het gasfornuis. Op het gasfornuis werd een pollepel aangetroffen waarin een witte klonterige substantie, cocaïne, zat. Daarnaast rook de verbalisant dat er een sterke ammoniaklucht van de pollepel kwam. Verder werden in de keuken een zakje met witte brokjes, naar later bleek cocaïne, een blauwe Nokia telefoon en een weegschaal aangetroffen. In de woonkamer werden in een lade van het tv-meubel vier gripzakjes met cocaïne aangetroffen.
Op de in beslag genomen blauwe Nokia met telefoonnummer [gsm-nummer] werden meerdere drugsgerelateerde berichten aangetroffen. Onder andere het bericht “
[bijnaam verdachte] & [naam 8] , 24 uur actief, witte dynamiet 3 voor 25, 6 voor 50 en tuurlyk bewegen voor de 10tjes” dat naar 29 contacten is gestuurd. De inkomende berichten op de telefoon waren gericht aan “ [bijnaam verdachte] ”, “ [bijnaam 2 verdachte] ” en “ [bijnaam 3 verdachte] ”. Voorts zijn in de telefoon ook privéberichten aangetroffen die gaan over ene “ [naam 7] ”. Ter zitting is komen vast te staan dat dit de vriendin van de verdachte betreft.
[naam 1] heeft verklaard dat het telefoonnummer [gsm-nummer] , dat op een briefje stond dat in zijn zak zat, het nummer is van de twee dealers, de verdachte en [naam medeverdachte 1] .
Voorts zijn de 29 nummers waar het bovenstaande bericht naartoe is gestuurd door de politiesystemen gehaald. Acht van deze nummers waren een hit, dit betroffen allemaal gebruikers van drugs. Hieronder bevond zich ook de getuige [naam 2] . Zij heeft bij de politie verklaard dat zij van januari 2016 tot begin 2017 drugs kocht bij [bijnaam verdachte] en dat hij enkele maanden geleden weer voor haar deur stond met “ [bijnaam medeverdachte 1] ”. [naam 2] heeft toen ook drie keer drugs bij [bijnaam medeverdachte 1] gekocht. Aan [naam 2] werden twee foto’s getoond, één van de verdachte en één van [naam medeverdachte 1] . Zij herkende [bijnaam verdachte] als de verdachte en [bijnaam medeverdachte 1] als [naam medeverdachte 1] .
De rechtbank is op grond van het bovenstaande dan ook van oordeel dat de blauwe Nokia met telefoonnummer [gsm-nummer] in gebruik was bij de verdachte.
De rechtbank is gelet op de observaties, de verklaringen van de getuigen, de plaats in de woning waar de verdachte is aangetroffen, de goederen die bij de doorzoeking zijn aangetroffen en de bevindingen met betrekking tot de blauwe Nokia van oordeel dat de verdachte samen met [naam medeverdachte 1] heeft gehandeld in cocaïne vanuit de woning van [naam medeverdachte 1] , te weten de woning aan de [adres delict] te Rotterdam.
Dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte vanuit de woning aan de [adres delict] te Rotterdam heeft gehandeld in cocaïne, maakt naar het oordeel van de rechtbank eveneens dat de verdachte op 6 februari 2018 de in de hiervoor genoemde woning aangetroffen hoeveelheid van 39,1 gram bevattende cocaïne, aanwezig heeft gehad. Hierbij betrekt de rechtbank het door het Nederlands Forensisch Instituut verrichte onderzoek met betrekking tot de in woning aangetroffen hoeveelheden cocaïne.