Op 16 februari 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van openlijke geweldpleging. De zaak, geregistreerd onder parketnummer 10/700589-16, betreft een incident dat plaatsvond op 24 oktober 2016 in Rotterdam. Tijdens de zitting op 2 februari 2018 werd de tenlastelegging besproken, waarbij de officier van justitie, mr. L.C. Visser, een taakstraf van 150 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand eiste. De officier betoogde dat de verklaringen van de aangevers, die verwondingen hadden opgelopen, meer gewicht moesten krijgen dan die van de verdachte en medeverdachten, die geen letsel vertoonden.
De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De verklaringen van de betrokken partijen waren tegenstrijdig en er was geen duidelijkheid over de feitelijke gang van zaken tijdens de vechtpartij. Hierdoor kon niet wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan, wat leidde tot vrijspraak.
Daarnaast was er een benadeelde partij die schadevergoeding vorderde, maar deze werd niet-ontvankelijk verklaard omdat er aan de verdachte geen straf of maatregel was opgelegd. De rechtbank besloot dat beide partijen hun eigen kosten moesten dragen. Het vonnis werd uitgesproken door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar gemaakt op de datum van uitspraak.