ECLI:NL:RBROT:2018:1889

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 maart 2018
Publicatiedatum
8 maart 2018
Zaaknummer
10/690033-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor poging moord/doodslag in vereniging en voorhanden hebben van vuurwapen met munitie, veroordeling tot geldboete voor patroonmagazijn en kogelpatronen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 7 maart 2018 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot moord en doodslag in vereniging, alsook van het voorhanden hebben van een vuurwapen met munitie. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot moord en doodslag, omdat zowel de verdediging als het Openbaar Ministerie om vrijspraak hebben verzocht en de rechtbank van oordeel was dat de ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend bewezen konden worden. De verdachte werd echter wel veroordeeld tot een geldboete voor het voorhanden hebben van een patroonmagazijn en kogelpatronen, omdat deze feiten door de verdachte waren bekend en bewezen verklaard. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte had tijdens een doorzoeking in zijn woning een patroonmagazijn en veertien kogelpatronen in zijn bezit, wat een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van de samenleving met zich meebracht. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat er voor de feiten waarvoor vrijspraak is gevorderd geen straf of maatregel is opgelegd. De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk een geldboete van € 500,- opgelegd, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/690033-17
Datum uitspraak: 7 maart 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] .
Raadsvrouw mr. Ö. Saki, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 20 en 21 februari 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting van 6 september 2017 overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.B.J. ten Have heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 3 en 4 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 en 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 3 en 4 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
3.
hij op 28 januari 2017 te Rotterdam een wapen van categorie III, te weten een patroonmagazijn (specifiek bestemd voor een pistool van het merk Glock) voorhanden heeft gehad;
4.
hij op 28 januari 2017 te Rotterdam voorhanden heeft gehad 14, kogelpatronen (kaliber 9 mm Luger), van categorie III.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
3.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
4.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
Tijdens de doorzoeking van de woning van de verdachte, zijn in de kledingkast in zijn slaapkamer een patroonmagazijn voor een Glock pistool en veertien kogelpatronen aangetroffen. De verdachte heeft bekend deze goederen in zijn bezit te hebben gehad. Het ongecontroleerd bezit van een patroonmagazijn en munitie brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van de samenleving mee.
7.3.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank gelet op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 6 november 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit. De rechtbank heeft voorts acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg van Voorzitters van de Strafsectoren (LOVS). Gelet op die oriëntatiepunten en de ernst van de feiten zal de rechtbank de officier van justitie niet volgen in zijn eis om een gevangenisstraf op te leggen. Aan de verdachte zal in overeenstemming met de oriëntatiepunten een geldboete worden opgelegd van na te noemen hoogte.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam benadeelde] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 10.906,92 aan materiële schade en een vergoeding van € 100.000, - aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie en verdediging
Omdat voor de feiten 1 en 2 vrijspraak is gevorderd en bepleit, hebben zowel de officier van justitie als de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering.
8.2.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu aan de verdachte voor feit 1 geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen toepassing heeft gevonden.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.3.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 23, 24c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikel 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
geldboete van € 500, - (vijfhonderd euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door
10 dagen hechtenis;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I.W.M. Laurijssens, voorzitter,
en mrs. H.J.M. van der Kaaij en A.A.T. Werner, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
Primair
hij op of omstreeks 23 januari 2017 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, in elk geval opzettelijk, een persoon genaamd [naam slachtoffer] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, met (een) vuurwapen(s) (een) kogel(s), althans projectiel(en) naar en/of in de richting van die [naam slachtoffer] heeft afgeschoten, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
Subsidiair
[naam medeverdachte] op of omstreeks 23 januari 2017 te Rotterdam ter uitvoering van voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, in elk geval opzettelijk, een persoon genaamd [naam slachtoffer] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, met (een) vuurwapen(s) (een) kogel(s), althans projectiel(en) naar en/of in de richting van die [naam slachtoffer] heeft afgeschoten, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid, bij welk voorgenomen misdrijf verdachte medeplichtig is geweest door die [naam medeverdachte] te vergezellen en/of te vervoeren naar die [naam slachtoffer] en/of (vervolgens) te wachten op die [naam medeverdachte] en/of (vervolgens) die [naam medeverdachte] te vergezellen en/of te vervoeren van die [naam slachtoffer] vandaan;
Meer Subsidiair
hij op of omstreeks 23 januari 2017 te Rotterdam opzettelijk [naam medeverdachte] , die schuldig was aan of verdachte was van het misdrijf van poging tot moord, althans poging tot doodslag op [naam slachtoffer] , heeft verborgen en/of behulpzaam is geweest in het ontkomen aan de nasporing van en/of aanhouding door een of meer ambtenaren van de justitie of politie, door die [naam medeverdachte] te vergezellen en/of te vervoeren van die [naam slachtoffer] vandaan;
2.
hij op of omstreeks 23 januari 2017 te Rotterdam tezamen en in vereniging met (een) ander(en) een of meer vuurwapens van Categorie II of III van de Wet wapens en munitie en/of (voor dat/die vuurwapen(s) geschikte) munitie van Categorie II of III van de Wet wapens en munitie, te weten een of meer kogelpatronen (kaliber 9 millimeter), voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 28 januari 2017 te Rotterdam een of meer wapens van categorie III, te weten een patroonmagazijn (specifiek bestemd voor een pistool van het merk Glock) voorhanden heeft gehad;
4.
hij op of omstreeks 28 januari 2017 te Rotterdam voorhanden heeft gehad 14, althans één of meer kogelpatronen (kaliber 9 mm Luger), in elk geval munitie in de zin van de Wet Wapens en Munitie van categorie III.