In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 17 januari 2018 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een vennootschap onder firma, eiseres, en een gedaagde die een groothandel in zaden exploiteert. Eiseres vorderde schadevergoeding van gedaagde wegens een tekortkoming in de nakoming van een leveringsverbintenis. Eiseres had zaden gekocht bij gedaagde, maar de geleverde zaden bleken niet het juiste type te zijn, wat resulteerde in schade voor eiseres. De rechtbank moest eerst vaststellen of er een koopovereenkomst was gesloten tussen partijen. Dit werd bevestigd door de kassabon en het kasboek van eiseres. Vervolgens werd de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van gedaagde beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat deze voorwaarden niet van toepassing waren op de overeenkomst van 6 november 2015, waardoor gedaagde geen beroep kon doen op exoneratiebedingen. De rechtbank concludeerde dat gedaagde tekortgeschoten was in de nakoming van de overeenkomst, wat resulteerde in schade voor eiseres. De schade werd geschat op € 18.000,00, maar vanwege eigen schuld van eiseres werd de vergoedingsplicht van gedaagde met 75% verminderd. Uiteindelijk werd gedaagde veroordeeld tot betaling van € 4.500,00 aan eiseres, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast werd gedaagde veroordeeld in de proceskosten.