ECLI:NL:RBROT:2018:361

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 januari 2018
Publicatiedatum
18 januari 2018
Zaaknummer
528514 17-572
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tekortkoming in nakoming van leveringsverbintenis met betrekking tot zaden voor gele pepers en schadevergoeding

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 17 januari 2018 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een vennootschap onder firma, eiseres, en een gedaagde die een groothandel in zaden exploiteert. Eiseres vorderde schadevergoeding van gedaagde wegens een tekortkoming in de nakoming van een leveringsverbintenis. Eiseres had zaden gekocht bij gedaagde, maar de geleverde zaden bleken niet het juiste type te zijn, wat resulteerde in schade voor eiseres. De rechtbank moest eerst vaststellen of er een koopovereenkomst was gesloten tussen partijen. Dit werd bevestigd door de kassabon en het kasboek van eiseres. Vervolgens werd de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van gedaagde beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat deze voorwaarden niet van toepassing waren op de overeenkomst van 6 november 2015, waardoor gedaagde geen beroep kon doen op exoneratiebedingen. De rechtbank concludeerde dat gedaagde tekortgeschoten was in de nakoming van de overeenkomst, wat resulteerde in schade voor eiseres. De schade werd geschat op € 18.000,00, maar vanwege eigen schuld van eiseres werd de vergoedingsplicht van gedaagde met 75% verminderd. Uiteindelijk werd gedaagde veroordeeld tot betaling van € 4.500,00 aan eiseres, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast werd gedaagde veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Handel en Haven
zaaknummer: C/10/528514 HA ZA 17-572
Vonnis van 17 januari 2018
in de zaak van
de vennootschap onder firma
[eiseres] ,
gevestigd te Almere,
eiseres,
advocaat mr. E. Douma,
tegen
[gedaagde]
wonende te Dordrecht,
gedaagde,
advocaat mr. J.C.I. Veerman.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] worden genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken:
- de dagvaarding van 30 mei 2017;
- de conclusie van antwoord;
- de brief met productie 11 van [eiseres] van 16 oktober 2017;
- de brief met productie 12, 13 en 14 van [eiseres] van 16 oktober 2017;
- het proces-verbaal van comparitie van 30 oktober 2017;
- de door partijen overgelegde producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is een vennootschap onder firma waarvan [vennoot eiseres] , [vennoot eiseres] en [vennoot eiseres] de vennoten zijn. De activiteiten van [eiseres] bestaan uit het telen van eenjarige gewassen.
2.2.
[gedaagde] exploiteert een groothandel in zaden, pootgoed en peulvruchten.

3.De vordering

3.1.
[eiseres] heeft gevorderd dat [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld:
om een bedrag van € 25.574,40 aan schadevergoeding aan [eiseres] te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 november 2016, althans vanaf de dag van de dagvaarding, tot aan de dag van de voldoening;
de buitengerechtelijke kosten van € 1.190,00 aan [eiseres] te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na betekening van het vonnis tot aan de dag van de voldoening;
in de proceskosten en de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na betekening van het vonnis tot aan de dag van de voldoening.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] is tekortgeschoten omdat de door [gedaagde] geleverde zakjes de zaden van een ander type peper bleken te bevatten dan op de verpakking stond vermeld. [eiseres] heeft hierdoor schade geleden ad. € 25.574,40
(= 8.524,8 kilo pepers x € 3,00 per kilo).
3.3.
De conclusie van [gedaagde] strekt tot afwijzing van de vordering. [gedaagde] betwist dat er een overeenkomst is gesloten tussen [eiseres] en [gedaagde] . De oranje pepers zijn niet ontstaan uit de zaden die [eiseres] bij [gedaagde] heeft gekocht. Voor zover er tussen [eiseres] en [gedaagde] een overeenkomst is gesloten, zijn daarop de algemene voorwaarden van [gedaagde] van toepassing en [gedaagde] doet een beroep op de exoneratiebedingen M. en N. uit de algemene voorwaarden. [gedaagde] betwist de hoogte van de schade en hij stelt dat [eiseres] heeft niet voldaan aan haar plicht de schade te beperken.

4.De beoordeling

De overeenkomst
4.1.
Voordat kan worden beoordeeld of [eiseres] schade heeft geleden door een tekortkoming van [gedaagde] , moet komen vast te staan dat er een koopovereenkomst is gesloten tussen partijen. [gedaagde] betwist dat er op 6 november 2015 zaden zijn gekocht door [eiseres] (de v.o.f.) en voert aan dat er een koopovereenkomst is gesloten met [vennoot eiseres] (één van de vennoten van de v.o.f.).
4.2.
Op de kassabon van 6 november 2015 (productie 11 bij akte van [eiseres] ) staan meerdere goederen, waaronder zaden, vermeld met een totale aankoopwaarde van € 131,45. Daarnaast heeft [eiseres] een kopie van het kasboek van de v.o.f. (productie 14 bij akte van [eiseres] ) in het geding gebracht waarin de aankoop ter waarde van € 131,45 op
6 november 2015 bij [gedaagde] staat vermeld.
Overwogen wordt dat iedere vennoot in beginsel zelfstandig bevoegd is om een v.o.f. te vertegenwoordigen (zie de artikelen 17 en 18 Wetboek van Koophandel). De vermelding van de aankoop in het kasboek van de v.o.f. komt overeen met de kassabon waarop de aankoop van onder meer de zaden bij [gedaagde] staat vermeld. Daarmee heeft [eiseres] haar stelling voldoende feitelijk onderbouwd en komt vast te staan dat [vennoot eiseres] de v.o.f. bij het sluiten van de koop heeft vertegenwoordigd en dat er dus een koopovereenkomst tussen [eiseres] en [gedaagde] is gesloten.
Algemene voorwaarden
4.3.
Als onbetwist staat vast dat [eiseres] en [gedaagde] de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van [gedaagde] niet zijn overeengekomen bij het sluiten van de koopovereenkomst op 6 november 2015 in de winkel van [gedaagde] . Daarnaast staat vast dat [eiseres] en [gedaagde] op 19 november 2015 via de webshop van [gedaagde] opnieuw een koopovereenkomst zijn aangegaan waarbij partijen de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van [gedaagde] wel zijn overeengekomen.
[eiseres] stelt de zaden die zij op 19 november 2015 heeft gekocht niet heeft geplant en zij heeft dit onderbouwd door ter zitting het ongeopende zakje zaden te tonen. [gedaagde] heeft deze stelling niet gemotiveerd betwist zodat vast komt te staan dat [eiseres] alleen de zaden heeft geplant die zij op 6 november 2015 heeft gekocht.
4.4.
Partijen twisten over de vraag of de algemene voorwaarden van [gedaagde] op de overeenkomst van 6 november 2015 van toepassing zijn geworden doordat de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van [gedaagde] wel is overeengekomen bij het sluiten van de overeenkomst van 19 november 2015. Indien de algemene voorwaarden van [gedaagde] wel van toepassing zijn geworden op de overeenkomst van 6 november 2015 komt [gedaagde] mogelijk een beroep toe op de exoneratiebedingen M. en N. in de algemene voorwaarden.
4.5.
Het antwoord op de vraag of de algemene voorwaarden van [gedaagde] op de overeenkomst van toepassing zijn geworden, volgt uit de in het algemeen geldende regels voor aanbod en aanvaarding (zie de artikelen 3:33 en 3:35 BW). Dit betekent dat [eiseres] de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van [gedaagde] expliciet had moeten aanvaarden bij het sluiten van de overeenkomst. De stelling dat de algemene voorwaarden van [gedaagde] door het sluiten van de overeenkomst van 19 november 2015 (waarbij de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden wel zijn overeengekomen) ook van toepassing worden op een eerdere overeenkomst strookt niet met het beginsel van aanbod en aanvaarding omdat daarmee voorbij wordt gegaan aan de eis dat [eiseres] de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden op de overeenkomst expliciet moet aanvaarden.
4.6.
Dat de zaden nog niet geplant waren toen [eiseres] kennis kreeg van de algemene voorwaarden van [gedaagde] maakt niet dat het stelsel van aanbod en aanvaarding kan worden doorbroken. De toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van [gedaagde] op de koopovereenkomst van 6 november 2015 komt niet vast te staan en daarom komt aan [gedaagde] geen beroep toe op exoneratiebedingen M. en N. van de algemene voorwaarden.
Komen de oranje pepers voort uit de zaden die bij [gedaagde] zijn gekocht?
4.7.
[eiseres] heeft 3000 Ajoema Yellow-zaden (in 3 verpakkingen met ieder 1000 zaden) gekocht bij [gedaagde] op 6 november 2015 voor € 25,00 per verpakking (productie 11 bij akte van [eiseres] ) en stelt dat de oranje pepers uit deze zaden zijn ontstaan. [eiseres] heeft een afbeelding van de verpakking van de zaden (productie 3 bij dagvaarding) en foto’s van de pepers tijdens het groeiproces in de kas in het geding gebracht (productie 9 bij dagvaarding).
4.8.
[gedaagde] heeft betwist dat de oranje pepers voortkwamen uit de zaden die bij hem zijn gekocht maar heeft deze betwisting niet nader gemotiveerd. [eiseres] heeft voldoende feitelijk onderbouwd dat de oranje pepers zijn ontstaan uit de zaden die [eiseres] heeft gekocht bij [gedaagde] . Dit komt vast te staan.
Is er sprake van een tekortkoming in de nakoming?
4.9.
Ter zitting heeft [gedaagde] verklaard dat indien vast komt te staan dat de zaden (waaruit de oranje pepers zijn voortgekomen) bij hem gekocht zijn hij in dat geval tekortgeschoten is in de nakoming van de koopovereenkomst omdat er in dat geval sprake moet zijn geweest van een rasverwisseling (zie het proces-verbaal van comparitie). Nu vast is komen te staan dat de oranje pepers zijn ontstaan uit de zaden die [eiseres] bij [gedaagde] heeft gekocht, komt dus eveneens vast te staan dat [gedaagde] tekortgeschoten is in de nakoming van de verbintenis om zaden te leveren waaruit gele pepers voortkomen.
Schade
4.10.
Artikel 6:74 BW bepaalt dat iedere tekortkoming in de nakoming van een verbintenis de schuldenaar verplicht de schade die de schuldeiser daardoor lijdt te vergoeden. De schade die op grond van een wettelijke verplichting tot schadevergoeding moet worden vergoed, bestaat in vermogensschade en ander nadeel. Vermogensschade omvat zowel geleden verlies als gederfde winst. De rechter begroot de schade op de wijze die het meest met de aard ervan in overeenstemming is. In het geval dat de omvang van de schade niet nauwkeurig kan worden vastgesteld dan wordt de omvang van de schade geschat (artikelen 6:95, 6:96 en 6:97 BW).
4.11.
[eiseres] stelt dat zij schade ter bedrage van € 25.574,40 (8.524,8 kilo x € 3,00 per kilo) heeft geleden. [gedaagde] betwist dat de oogst 8.524,8 kilo pepers bedroeg en dat Singh de pepers voor € 3,00 per kilo zou afnemen.
4.12.
[eiseres] heeft zijn vordering onderbouwd met foto’s en een berekening van het aantal kilo’s op grond van het aantal pepers per tak en per plantenbed waarbij enkele pepers zijn gewogen van één tak. Er is geen weegrapport van de totale oogst of een ander stuk waarin de exacte omvang van de oogst wordt vermeld in het geding gebracht. De foto’s en de berekening geven onvoldoende informatie om de omvang van de oogst nauwkeurig vast te stellen en daarom komt niet vast te staan dat de omvang van de oogst 8.524,8 kilo bedroeg.
4.13.
Nu de omvang van de schade niet nauwkeurig kan worden vastgesteld, wordt de omvang van de schade geschat in de zin van artikel 6:97 BW. Daarbij wordt overwogen dat [eiseres] in de brieven van 18 oktober 2016 (productie 6 bij dagvaarding) en 17 november 2016 (productie 8 bij dagvaarding) zelf de omvang heeft geschat op 6000 kilo (2,5 kilo pepers per plant x 2400 planten) en [gedaagde] deze schatting niet gemotiveerd heeft betwist. De omvang van de oogst wordt daarom geschat op 6000 kilo.
4.14.
[eiseres] heeft, gezien de verklaring van Singh (productie 10 bij dagvaarding), voldoende feitelijk onderbouwd dat dat Singh de pepers zou afnemen voor € 3,00 per kilo. [gedaagde] heeft deze stelling niet gemotiveerd betwist en daarom komt vast komt te staan dat Singh de pepers zou afnemen van [eiseres] voor € 3,00 per kilo.
4.15.
De schade die [eiseres] heeft geleden door de tekortkoming van [gedaagde] wordt geschat op € 18.000,00 (6000 kilo x € 3,00 per kilo).
Vermindering vergoedingsplicht
4.16.
Op grond van artikel 6:101 lid 1 BW wordt de vergoedingsplicht verminderd wanneer de schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan de benadeelde (in dit geval [eiseres] ) kan worden toegerekend. Beoordeeld moet worden of de omstandigheid dat [eiseres] professioneel is gaan kweken met de zaden van [gedaagde] moet worden gezien als eigen schuld en of [eiseres] voldoende heeft gedaan om de schade te beperken.
4.17.
[eiseres] heeft een aanzienlijk risico genomen door professioneel te gaan telen met zaden die niet afkomstig waren van een professionele leverancier in zaden maar van een winkel die veeleer gericht is op hobbymatige teelt. Vast staat dat in de professionele sector zogenoemde F1 hybride zaden worden verkocht die van hogere kwaliteit zijn en ongeveer een tienvoud kosten van de door [gedaagde] geleverde zaden. Dit risicovolle gedrag kan [eiseres] worden toegerekend en de geleden schade is hier mede het gevolg van. Er is daarom sprake van eigen schuld van [eiseres] .
4.18.
Daarnaast stelt [gedaagde] dat [eiseres] zich onvoldoende heeft ingespannen om de schade te beperken door de oranje pepers elders te verkopen zoals aan Westland Peppers (zie productie G3). [eiseres] betwist dat zij onvoldoende heeft gedaan om de schade te beperken en voert aan dat zij heeft geprobeerd de pepers via Singh aan te bieden bij andere afnemers en toko’s (zie proces-verbaal van comparitie). [eiseres] heeft dit echter niet feitelijk onderbouwd dat en dit komt daarom niet vast te staan. Nu niet komt vast te staan dat [eiseres] heeft geprobeerd de oranje pepers aan een andere afnemer te verkopen, heeft [eiseres] zich onvoldoende ingespannen om de schade te beperken.
4.19.
Op basis van de omstandigheden zoals geschetst in r.o. 4.17. en 4.18. ziet de rechtbank aanleiding om de vergoedingsplicht van [gedaagde] met 75% te verminderen, in evenredigheid met de mate waarin de aan [eiseres] en [gedaagde] toe te rekenen omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen. [gedaagde] zal daarom worden veroordeeld 25% van de begrote schade van € 18.000,00 aan [eiseres] te voldoen, ad € 4.500,00.
4.20.
[eiseres] heeft voldoende feitelijk onderbouwd dat er buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht en dat deze werkzaamheden een vergoeding rechtvaardigen (zie productie 6 en 8 bij dagvaarding). Het verweer dat er geen 14-dagentermijn is geboden treft geen doel omdat [gedaagde] niet is aan te merken als een consument-schuldenaar zoals bedoeld in het arrest van de Hoge Raad van
25 november 2016 (ECLI:NL:HR:2016:2704). Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het tarief volgens het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en dus zal het bedrag worden toegewezen tot het wettelijke tarief.
4.21.
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
dagvaarding € 83,49
griffierecht € 1.924,00
salaris advocaat €
768,00(2 punten x tarief II ad. € 384,00 per punt)
Totaal € 2.775,49
4.22.
De onbetwist gevorderde nakosten zullen worden toegewezen als hierna vermeld omdat de proceskostenveroordeling hiervoor reeds een executoriale titel geeft en de rechter van oordeel is dat de nakosten zich reeds vooraf laten begroten.
4.23.
De onbetwist gevorderde wettelijke rente over de toegewezen schadevergoeding, de buitengerechtelijke incassokosten en de nakosten zal als hierna vermeld worden toegewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen € 4.500,00, vermeerderd met wettelijke rente als bedoeld in 6:119 BW vanaf 2 november 2016 tot de dag van de voldoening;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [gedaagde] te betalen een bedrag van € 425,00 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na betekening van het vonnis tot de dag van de voldoening;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 2.775,49 te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na betekening van het vonnis tot de dag van de voldoening;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, indien [gedaagde] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in 6:119 BW indien [gedaagde] niet binnen veertien dagen na betekening van het vonnis heeft voldaan, tot de dag van de voldoening;
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van der Leeden en in het openbaar uitgesproken op
17 januari 2018.
2457/2938