ECLI:NL:RBROT:2018:3963

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 april 2018
Publicatiedatum
22 mei 2018
Zaaknummer
691015-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen en patroonmagazijn

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 april 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen (AK-47) en een patroonmagazijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat het wapen door een medeverdachte naar de woning van de verdachte is gebracht. Ondanks dat de verdachte zich van het wapen heeft gedistantieerd, heeft hij het wapen vastgehouden en er foto's mee gemaakt. De rechtbank oordeelt dat de verdachte beschikkingsmacht over het wapen had, omdat hij regelmatig in de woning verbleef en het wapen gedurende een langere periode daar aanwezig was. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet verantwoordelijk kon worden gehouden, omdat hij slechts als logee in de woning verbleef en bang was om de politie in te lichten. De rechtbank verwierp dit verweer en oordeelde dat de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van het wapen en dat hij het doelbewust heeft vastgehouden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn relatief geringe rol in de feiten en het feit dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/691015-18
Datum uitspraak: 20 april 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de PI Zuid West - De Dordtse Poorten, locatie Dordrecht,
raadsman mr. F.J.E. Hogewind, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 20 april 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.L.M. Kuiper heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 2 voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, zulks met uitzondering van het contactverbod.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
Door de raadsman is aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit, omdat hij het wapen niet voorhanden heeft gehad, De verdachte was niet degene die het wapen in de woning van medeverdachte [naam medeverdachte 1] heeft gebracht. Hoewel de verdachte zich wel bewust was van de aanwezigheid van het wapen is niet voldaan aan het vereiste dat hij daarover ook de beschikkingsmacht had omdat hij er geen zeggenschap over had.
Verder was hij in deze woning slechts aanwezig als logee. Hij sliep daar alleen en omdat hij geen huisvesting had, kon hij daar ook niet weg. Gelet op het feit dat het om een vuurwapen ging wist hij ook dat hij met een gevaarlijke persoon te maken had en was hij bang om de politie in te lichten. Hij had simpelweg geen andere opties.
4.1.2.
Beoordeling en conclusie
Dit verweer wordt verworpen.
Vast staat dat het wapen door medeverdachte [naam medeverdachte 2] naar de woning van medeverdachte [naam medeverdachte 1] is gebracht en dat verdachte destijds regelmatig in de woning verbleef. Voorts staat vast dat het wapen gedurende een langere periode in de woning is gebleven. De verdachte heeft verklaard dat hij het wapen heeft vastgehouden. Reeds daaruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat hij de beschikkingsmacht over het wapen heeft gehad. De verdachte heeft tevens verklaard dat hij, voordat hij het wapen vastpakte, handschoenen heeft aangetrokken. Dit impliceert een doelbewuste handeling van de verdachte, die - voor zover daarop door de verdediging zou zijn gedoeld - niet alleen strijdig is met de opvatting dat de verdachte zich van het wapen wilde distantiëren, maar die er bovendien op wijst dat hij later niet met het wapen in verband zou kunnen worden gebracht. Bewezen is dan ook dat de verdachte het vuurwapen samen met anderen voorhanden heeft gehad.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij in de periode van 08 januari 2018 tot en met 23 januari 2018, te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie II onder 2º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen (merk: AK-47) in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet, geschikt om automatisch te vuren, met een daarbij behorend patroonmagazijn, voorhanden heeft gehad;
2.
hij in de periode van 08 januari 2018 tot en met 23 januari 2018, te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen, een onderdeel van een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3º, gelet op artikel 2, lid 1 van Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een patroonmagazijn, zijnde een hulpstuk en/of onderdeel dat van wezenlijke aard is en specifiek bestemd voor een (machine)geweer van het merk CZ, model
58 , kaliber 7,62x39mm voorhanden heeft gehad;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
T.a.v. feit 1:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II
T.a.v. feit 2:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft samen met anderen een AK-47, een automatisch vuurwapen, met een bijbehorend patroonmagazijn, alsmede een ander patroonmagazijn voorhanden gehad. Dit wapen en de magazijnen zijn door medeverdachte [naam medeverdachte 2] naar de woning van medeverdachte [naam medeverdachte 1] gebracht. De verdachte verbleef gedurende deze periode met grote regelmaat in deze woning, terwijl hij wist van de aanwezigheid van dit wapen. Bij de aanhouding op 23 januari 2018 was verdachte eveneens in de woning aanwezig.
De rechtbank volgt de verdediging niet in haar stelling dat de verdachte zich niet kon distantiëren van dit wapen, omdat hij slechts te gast was in deze woning. Reeds het feit dat de verdachte ervoor heeft gekozen om het wapen vast te houden en daaraan voorafgaand handschoenen aan te trekken is immers niet te rijmen met die stelling. Dat de verdachte naar eigen zeggen geen huisvesting had, maakt dit niet anders. Niet gebleken is immers dat de verdachte pogingen heeft ondernomen om elders te kunnen verblijven, bijvoorbeeld bij familie of bij maatschappelijke organisaties.
De rechtbank houdt in het voordeel van de verdachte rekening met de relatief geringe rol die de verdachte in het kader van de bewezenverklaarde feiten had ten opzichte van zijn beide medeverdachten. Gebleken is immers dat de verdachte het wapen hooguit twee keer heeft gezien dan wel heeft vastgehouden, dat hij het wapen niet in de woning heeft gebracht en dat hij het ook niet feitelijk in bewaring heeft genomen.
Het bezit van vuurwapens bergt een groot risico in zich dat ernstige schade wordt toegebracht aan anderen en/of de maatschappij. Het ongecontroleerde bezit daarvan vormt een ernstige inbreuk op de rechtsorde en brengt onder burgers gevoelens van onveiligheid teweeg. Het is algemeen bekend dat vuurwapenbezit niet zelden leidt tot het (ondeskundig) gebruik ervan, met alle ernstige gevolgen voor anderen. Daarbij bestaat bovendien een groot risico dat onschuldige omstanders worden getroffen, een risico dat nog wordt vergroot waar het - zoals in casu - gaat om een automatisch vuurwapen. Gelet op de toename van het vuurwapenbezit en het hoge gevaarzettend karakter daarvan dient daartegen daarom streng te worden opgetreden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
27 maart 2018, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 13 april 2018. Dit rapport houdt onder meer het volgende in. Bij de verdachte zijn verschillende criminogene factoren aanwezig op leefgebieden als financiën, huisvesting, een (deels) negatief sociaal netwerk en softdrugsgebruik.
De reclassering adviseert om een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met bijzondere voorwaarden. Binnen deze voorwaarden kan de verdachte zijn cognitieve vaardigheden en weerbaarheid tegen negatieve invloeden vergroten door deelname aan de CoVa-training. De reclassering acht voorts praktische ondersteuning nodig op het gebied van vrijetijdsbesteding, huisvesting en financiën. De verdachte staat ook open voor hulpverlening.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan daarop niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur daarvan heeft de rechtbank als uitgangspunt de Oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken (LOVS) genomen. Deze oriëntatiepunten geven als uitgangspunt voor het voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen, vallend onder categorie II, een gevangenisstraf van 9 maanden onvoorwaardelijk.
Mede gelet op het advies van de reclassering zal de rechtbank een deel van de straf voorwaardelijk opleggen. In afwijking van hetgeen door de reclassering is geadviseerd en door de officier van justitie is gevorderd zal de rechtbank echter als enige bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht opleggen. De rechtbank is van oordeel dat andere voorwaarden gezien de huidige levensomstandigheden van de verdachte niet noodzakelijk zijn c.q. onvoldoende meerwaarde zullen hebben. Binnen het reclasseringstoezicht kan gewerkt worden aan de problemen die de verdachte ervaart op het gebied van onder andere financiën en huisvesting. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Gelet op de duur van de op te leggen gevangenisstraf wordt het verzoek van de raadsman tot opheffing per heden van het bevel voorlopige hechtenis afgewezen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf maatregel passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op 14a, 14b, 14c, 14d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden,
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
2 maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, afdeling reclassering, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt en zich houden aan alle door reclassering te geven aanwijzingen;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R. Brand, voorzitter,
en mrs. R.G. de Lange-Tegelaar en A. Hello, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A. van der Drift-Visser, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 08 januari 2018 tot en met 23 januari 2018, in elk geval op of omstreeks 23 januari 2018 te Rotterdam alleen, althans tezamen en in vereniging met (een) ander(en), een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie II onder 2º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen (merk: AK-47) in de zin van artikel
1, onder 3º van die wet, geschikt om automatisch te vuren, met een daarbij
behorend patroonmagazijn, voorhanden heeft gehad;
2.
hij in of omstreeks de periode van 08 januari 2018 tot en met 23 januari 2018, in elk geval op of omstreeks 23 januari 2018 te Rotterdam alleen, althans tezamen en in vereniging met (een) ander(en), (een) onderde(e)l(en) van een vuurwapen(s) in de zin van artikel 1 onder 3º, gelet op artikel 2, lid 1 van Categorie III onder 1º van de Wet wapens en
munitie, te weten een patroonmagazijn, zijnde een hulpstuk en/of onderdeel dat van wezenlijke
aard is en specifiek bestemd voor een (machine)geweer van het merk CZ, model
58 ( of een afgeleid model hiervan), kaliber 7,62x39mm voorhanden heeft gehad;