ECLI:NL:RBROT:2018:563

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 januari 2018
Publicatiedatum
29 januari 2018
Zaaknummer
10/750225-14
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en bedreiging met geweld tegen kwetsbare slachtoffers

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 25 januari 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met een medeverdachte betrokken was bij mensenhandel. De verdachte heeft een jonge vrouw met een verstandelijke beperking gedurende bijna een jaar gedwongen om in de prostitutie te werken, waarbij zij haar verdiende geld aan hem moest afdragen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op de hoogte was van de kwetsbaarheid van het slachtoffer, die door haar beperkte vermogens niet in staat was om zich aan de situatie te onttrekken. De rechtbank verwierp het bewijsverweer van de verdachte en sprak hem vrij van een tweede feit, maar vond voldoende bewijs voor de mensenhandel. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 40 maanden geëist, maar de rechtbank legde een straf op van 18 maanden, rekening houdend met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer. De rechtbank benadrukte dat mensenhandel een ernstige schending van de mensenrechten is en dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van de kwetsbare positie van het slachtoffer.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/750225-14
Datum uitspraak: 25 januari 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting uit anderen hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Alphen aan de Rijn,
raadsman mr. C.C.J. Tuip, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 11 januari 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Blom heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak ten aanzien van feit 2
4.1.1.
Waardering van de verklaringen van [naam slachtoffer 1]
Geconstateerd moet worden dat [naam slachtoffer 1] in dit dossier heel wisselend verklaard heeft en dat een deel van haar verklaringen zich niet of heel moeizaam verhouden tot objectief vast te stellen feiten en omstandigheden. Meest in het oog springend is de omstandigheid dat zij tijdens haar verhoor van 11 januari 2017 bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat zij geen contacten meer onderhield met de verdachte, waarna door de raadsman van een van de medeverdachten is geconstateerd dat zij direct na dit verhoor bij de medeverdachte [naam medeverdachte 1] in de auto is gestapt. Bij het volgende verhoor bij de rechter-commissaris heeft zij moeten erkennen daarover gelogen te hebben. De rode draad in de verklaringen van [naam slachtoffer 1] zelfs tot en met haar verhoren bij de rechter-commissaris is dat zij over de medeverdachte [naam medeverdachte 1] geen belastende verklaring heeft afgelegd. In die verklaringen heeft zij om dat standpunt in te kunnen blijven nemen, aantoonbaar onwaarheden verkondigd. Zo heeft zij verklaard dat zij zelf haar profiel op Kinky.nl heeft aangemaakt met het emailadres [naam email-adres] , hetgeen de rechtbank ongeloofwaardig acht. Ook heeft zij direct na de controle op 26 oktober 2014 verklaard dat zij medeverdachte [naam medeverdachte 1] toen al zeker twee weken niet meer gezien had. Huisbaas [naam huisbaas] heeft verklaard dat dat niet waar was, aangezien hij medeverdachte [naam medeverdachte 1] direct daarna gewoon nog heeft gesproken over de woning waar [naam medeverdachte 1] hoofdhuurder van was. Al zijn persoonlijke spullen zijn ook in de woning in Eindhoven aangetroffen. Meermalen is in een formele verhoorsetting aan haar gevraagd of medeverdachte [naam medeverdachte 1] wist van haar werkzaamheden als prostituee en telkens heeft zij dat ontkent. Toch zijn er meerdere getuigen – verbalisanten [naam verbalisant 1] en [naam verbalisant 2] , moeder [naam moeder] en ook [naam getuige] – die hebben verklaard dat [naam slachtoffer 1] tegen hun gezegd heeft dat medeverdachte [naam medeverdachte 1] van meet af aan of in ieder geval langere tijd ervan op de hoogte was wat zij deed. Sterker nog, er zijn Skype-chatgesprekken waarin zij het heeft over iemand die zij nodig heeft om haar werk te doen en die van haar profiteert, maar dat deze persoon op dat moment even vast zit. Op dat moment was medeverdachte [naam medeverdachte 1] gedetineerd. Gelet op deze bedenkingen ten aanzien van de betrouwbaarheid van haar verklaringen, moeten de verklaringen van [naam slachtoffer 1] met behoedzaamheid worden gehanteerd en zal terughoudend omgegaan worden met het gebruik van die verklaringen. Wanneer verklaringen van [naam slachtoffer 1] in voldoende mate gesteund worden door ander bewijsmateriaal, kan de rechtbank deze gebruiken voor het bewijs.
4.1.2.
Waardering van de verklaringen van [naam slachtoffer 2]
Uit het dossier is gebleken dat [naam slachtoffer 2] een verstandelijke beperking (IQ 55) heeft waardoor zij niet zoals een gemiddeld ander persoon tijd en plaats kan duiden. Haar verstandelijke beperking maakt haar ook beïnvloedbaar. Deze omstandigheden maken dat haar verklaringen met de nodige behoedzaamheid gebezigd dienen te worden, maar de rechtbank ziet geen aanleiding om alle verklaringen van [naam slachtoffer 2] op voorhand als onbetrouwbaar aan te merken en van het bewijs uit te sluiten. Wanneer verklaringen van [naam slachtoffer 2] in voldoende mate gesteund worden door ander bewijsmateriaal, kan de rechtbank deze gebruiken voor het bewijs. Discrepanties in de verschillende verklaringen van [naam slachtoffer 2] doen in zoverre niet af aan de betrouwbaarheid of de geloofwaardigheid van haar verklaringen.
4.1.3.
Overwegingen van de rechtbank leidend tot vrijspraak
De verklaring van [naam slachtoffer 1] dat zij in Ede als prostituee werkzaam is geweest vanuit de woning van de verdachte alsook de beschuldiging aan het adres van de verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte 1] dat zij haar later nog hebben gedwongen tot prostitutie, staan goeddeels op zichzelf en het ontbreekt in het dossier aan overtuigend steunbewijs.
Voor zover medeverdachte [naam medeverdachte 1] heeft verklaard over de verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte 1] , moeten die verklaringen gezien worden in het licht van zijn proceshouding en procespositie. Hij heeft nagenoeg alles ontkend of zich beroepen op zijn zwijgrecht. Wat hij heeft verklaard, maakt duidelijk dat hij alle belang heeft bij het afleggen van belastende verklaringen over de verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte 1] . Zijn verklaringen leveren daarom geen overtuigend steunbewijs.
Aan de verklaringen van getuige [naam slachtoffer 2] kleven de hiervoor beschreven bezwaren en daarom leveren deze op zichzelf evenmin voldoende overtuigend steunbewijs op.
De officier van justitie heeft tot slot in haar requisitoir gewezen op sms-berichten van personen die gebruik lijken te hebben gemaakt van de diensten van [naam slachtoffer 1] in de periode dat zij op het adres [adres] te Ede verbleef. Voor zover deze personen als getuigen zijn gehoord en daarbij überhaupt hebben erkend dat zij van de diensten van een prostituee gebruik hebben gemaakt, heeft de ene getuige verklaard dat de afspraak in Ede met een prostituee was die niet thuis kon ontvangen. Hun eerste afspraak was op een industrieterrein in de auto, waarop hij een tweede afspraak niet door heeft laten gaan. De tweede getuige heeft [naam slachtoffer 1] niet herkend op de aan hem getoonde foto. Hij heeft niet inhoudelijk verklaard over de omstandigheden waaronder de afspraak heeft plaatsgevonden.
Ook in onderlinge samenhang en verband gezien, worden de verklaringen van [naam slachtoffer 1] door het voorhanden bewijsmateriaal onvoldoende ondersteund. Dat zij in de ten laste gelegde periode werkzaam is geweest als prostituee acht de rechtbank niet onaannemelijk, maar voor betrokkenheid daarbij van de verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte 1] ontbreekt voldoende wettig en overtuigend bewijs.
De rechtbank komt dan ook, anders dan de officier van justitie, tot vrijspraak van het onder feit 2 ten laste gelegde feit.
4.2.
Standpunt officier van justitie ten aanzien van feit 1
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van het onder feit 1 ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat de verdachte dit feit tezamen in vereniging met medeverdachte [naam medeverdachte 2] heeft gepleegd in Rotterdam en in Ede, maar niet in Utrecht zodat de verdachte partieel dient te worden vrijgesproken ten aan zien van de pleegplaats Utrecht.
4.3.
Standpunt verdediging
4.3.1.
Ten aanzien van feit 1
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de verdachte ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken Subsidiair stelt hij dat in ieder geval partiële vrijspraak dient te volgen.
Ter onderbouwing van het primaire standpunt heeft de raadsman aangevoerd dat de verklaringen van [naam slachtoffer 2] ten aanzien van de vermeende rol van de verdachte sterk uiteenlopen, tegenstrijdig en inconsistent zijn. De verdachte betwist niet dat [naam slachtoffer 2] in Ede enige tijd prostitutiewerkzaamheden heeft verricht, maar hij ontkent dat hij haar daartoe heeft gedwongen of heeft uitgebuit. In het dossier is verder geen enkel bewijs voorhanden dat de verdachte als (mede)pleger [naam slachtoffer 2] door dwang heeft gehuisvest, haar op enige wijze heeft gedwongen of bewogen om zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van prostitutiewerkzaamheden. Subsidiair is door de raadsman betoogd dat de verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde periode. Uit het dossier blijkt niet, althans in onvoldoende mate dat de verdachte betrokken is geweest bij de prostitutiewerkzaamheden van [naam slachtoffer 2] vóór 20 april 2013 en ná 11 mei 2013.
4.3.2.
Ten aanzien van feit 3
De verdachte heeft verklaard dat hij uit het raam is geklommen en via de regenpijp is gevlucht. Hij ontkent dat hij in de woning van de aangeefster is geweest en ook dat hij een mes bij zich had. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder feit 3 ten laste gelegde feit. De raadsman heeft hiertoe betoogd dat niet kan worden uitgesloten dat de aangeefster van de schrik een mes heeft verward met een ander voorwerp. Dit feit levert geen strafrechtelijke bedreiging op nu onvoldoende objectief bewijs voorhanden is dat de verdachte een mes voorhanden heeft gehad of dat hij op enig moment de aangeefster met een mes zou hebben bedreigd.
4.4.
Beoordeling ten aanzien van feit 1
4.4.1.
Vrijspraak pleegplaats Utrecht.
Uit de inhoud van het dossier is niet gebleken van enige betrokkenheid van de verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte 2] bij de prostitutiewerkzaamheden van [naam slachtoffer 2] in Utrecht. De verdachte zal ten aanzien van dit deel van de ten laste legging worden vrijgesproken.
4.4.2.
Brengen tot werkzaamheden in de prostitutie en misbruik van de kwetsbare positie
Gelet op de verklaring van de verdachte dat [naam slachtoffer 2] niet is uitgebuit of gedwongen en dat zij al vrijwillig in de prostitutie werkzaam was op het moment dat zij in Ede in huis kwam, ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of de verklaringen van [naam slachtoffer 2] voldoende steun vinden in andere bewijsmiddelen.
Haar verklaringen worden ondersteund door de aangifte van de vader van [naam slachtoffer 2] op 21 februari 2014, waarin hij ook verwijst naar een eerder gesprek op 4 mei 2013. Hij heeft verklaard dat zijn dochter in de prostitutie werkte en dat zij al haar geld moest afstaan. Zijzelf bezat helemaal niets. [naam slachtoffer 2] is een makkelijk beïnvloedbare en kwetsbare jonge vrouw met een laag IQ (55) die veelvuldig in instellingen verbleef. Zij functioneert volgens een medewerker van stichting Mee op het niveau van een zevenjarige.
Naar aanleiding van dat gesprek op 4 mei 2013 heeft de politie contact gezocht met [naam slachtoffer 2] en haar op 11 mei 2013 aangetroffen in Ede, waar zij naar eigen zeggen – en ook volgens verklaring van de verdachte – als prostituee werkzaam was.
Medeverdachte [naam medeverdachte 2] heeft verklaard dat ‘ [nickname medeverdachte 1] ’ – medeverdachte [naam medeverdachte 1] – kort daarvoor naar Ede kwam met twee meisjes die al als prostituee voor hem werkten: [naam slachtoffer 2] (de rechtbank begrijpt: [naam slachtoffer 2] ) en [voornaam slachtoffer 1] (de rechtbank begrijpt: [naam slachtoffer 1] ). [naam medeverdachte 1] heeft verklaard dat [naam slachtoffer 2] werd overgedragen aan de verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte 2] . Zij was bezig met het opzetten van een escortbureau en zij was “op jacht naar meisjes”. Zij werkte samen met de verdachte: “Zij deden alles samen, [naam verdachte] was chauffeur en beveiliger”. Daarnaast werkte medeverdachte [naam medeverdachte 2] net als [naam slachtoffer 2] zelf in de prostitutie.
Medeverdachte [naam medeverdachte 2] heeft ook zelf verklaard dat zij degene was die de afspraken met klanten regelde, die de telefoongesprekken voerde, die [naam slachtoffer 2] aanstuurde in haar werkzaamheden en haar uitlegde welke prijzen voor welke seksuele diensten moesten worden gevraagd.
Ook heeft medeverdachte [naam medeverdachte 2] haar medewerking verleend bij het ophalen van [naam slachtoffer 2] uit de instelling in Apeldoorn waar zij na het aantreffen door de politie was ondergebracht. [naam slachtoffer 2] is immers met een auto opgehaald die op naam stond van medeverdachte [naam medeverdachte 2] . [naam slachtoffer 2] is vanuit de instelling teruggebracht naar de woning van medeverdachte [naam medeverdachte 2] in Ede waar zij haar prostitutiewerkzaamheden heeft voortgezet.
Misbruik van de kwetsbare positie wordt verondersteld aanwezig te zijn als, kort gezegd, het slachtoffer in een situatie verkeert die niet gelijk is aan de omstandigheden van een mondige prostituee in Nederland. Een dergelijke situatie wordt aangeduid als uitbuitingssituatie. Reeds de omstandigheid dat [naam slachtoffer 2] een verstandelijke beperking had die bekend was bij de verdachte en de medeverdachte, en dat [naam slachtoffer 2] geld aan de verdachten moest afdragen, duidt op een afhankelijkheids- dan wel een uitbuitingssituatie. Daar komt bij dat de verdachte en medeverdachte, [naam slachtoffer 2] hebben meegenomen naar verschillende plaatsen in Nederland waar zij als prostituee moest werken. [naam slachtoffer 2] is ook bij een prostitutiecontrole in het [plaats] aangetroffen. Ook daar was zij naar eigen zeggen – en ook volgens verklaring van medeverdachte [naam medeverdachte 2] – als prostituee werkzaam.
Weggaan uit de situatie was geen reële optie voor [naam slachtoffer 2] . Medeverdachte [naam medeverdachte 2] werd een vriendin met wie zij samenwerkte en bij wie zij in huis woonde. [naam slachtoffer 2] was afhankelijk van haar en van de verdachte en zij deed alles wat haar door hen werd opgedragen: het hebben van diverse vormen van seksueel contact met klanten al dan niet met condoom, ook wanneer zij menstrueerde, en het afdragen van door haar verdiende geld.
Dat [naam slachtoffer 2] voor de verdachte en de medeverdachte werkte blijkt eveneens uit een mutatierapport van 18 december 2013 waarin staat dat [naam slachtoffer 2] de verdachte haar ‘ex-werkgever’ noemt.
De verstandelijke beperking waarover de vader, maar ook een medewerkster van stichting Mee heeft verklaard, moet zichtbaar zijn geweest voor de verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte 2] en dat zij dat ook meegekregen hebben, blijkt uit hun eigen verklaringen daarover. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte 2] van de verstandelijke beperking doelbewust misbruik hebben gemaakt.
4.4.3.
Dwang en geweld
Uit de verklaring van [naam slachtoffer 2] blijkt verder dat de verdachte haar heeft geslagen op het moment dat zij haar inkomsten niet wilde afstaan. In het dossier bevindt zich een pinggesprek van 19 december 2013 van [nickname verdachte] aan [naam slachtoffer 2] met de tekst: “je bent het niet waar(d), ik heb een paar man die je kapotneuken”. Uit het dossier blijkt dat deze tekst afkomstig was van een telefoonnummer dat bij de verdachte in gebruik was. Dit nummer is ook aangetroffen in de Black Berry van [naam slachtoffer 2] onder de naam [nickname verdachte] , een bijnaam van de verdachte.
4.4.4.
Opzettelijk voordeel trekken
Uit de aangifte van de vader van [naam slachtoffer 2] blijkt ook dat [naam slachtoffer 2] door haar verstandelijke beperking haar eigen financiën niet kon beheren.
Medeverdachte [naam medeverdachte 2] zorgde, ook volgens haar eigen verklaringen, ervoor dat alles soepel verliep, dat de inkomsten binnen bleven komen en dat zowel verdachte als medeverdachte [naam medeverdachte 2] hun deel van de inkomsten van [naam slachtoffer 2] kregen. Over de onevenwichtigheid in die verdeling heeft [naam slachtoffer 2] verklaard en van haar verdiensten is niets teruggevonden.
Uit de bij dit vonnis gevoegde bijlage II met uitgewerkte bewijsmiddelen blijkt dat de verklaringen van [naam slachtoffer 2] op essentiële onderdelen met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte worden ondersteund door andere bewijsmiddelen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat is voldaan aan het wettelijk bewijsminimum.
De rechtbank stelt voorts vast dat de verdachte financieel gewin heeft gehad van de prostitutie-werkzaamheden van [naam slachtoffer 2] . [naam slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij vrijwel al haar verdiende geld aan de verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte 2] heeft afgedragen.
De rechtbank leidt hieruit af dat de verdachten niet alleen het oogmerk van uitbuiting hadden, maar dat zij [naam slachtoffer 2] ook daadwerkelijk hebben uitgebuit.
4.4.5.
In vereniging
De rechtbank is van oordeel dat uit de inhoud van de bewijsmiddelen blijkt van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte 2] .
De verdachte was de pooier die op de achtergrond bleef als beveiliger en chauffeur. Hij trad op wanneer de zaken niet goed dreigden te gaan. Medeverdachte [naam medeverdachte 2] was degene die zorgde voor de huisvesting, de afspraken met de klanten en de betaling door de klanten. Ook zorgde zij voor de dagelijkse hygiëne van [naam slachtoffer 2] en dat er genoeg condooms aanwezig waren.
4.4.6.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel.
4.5.
Beoordeling ten aanzien van feit 3
Tegen het licht van de aangifte ziet de rechtbank niet in waarom zij de verdachte niet kan houden aan hetgeen hij op 6 januari 2016 tegen twee verbalisanten heeft gezegd over dit incident. De verdachte stelt voorts dat hij in allerijl uit het raam is geklommen en niets meer aan had dan een onderbroek en een shirtje, maar die verklaring sluit niet aan bij de bevindingen van de verbalisanten die ter plaatse waren om de verdachte buiten heterdaad aan te houden. Het heeft meerdere minuten geduurd voordat duidelijk werd dat de verdachte zich niet liet aanhouden en de benen genomen had. Daar is naar alle waarschijnlijkheid een gesprek aan vooraf gegaan in de slaapkamer waaruit de verdachte is ontvlucht. Aan zijn ontkenning ter terechtzitting gaat de rechtbank dan ook voorbij.
4.6.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2013 tot en met 28 februari 2014 in
de gemeente(n) Rotterdam, en/of Ede, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander ,
een ander, te weten: [naam slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 2] ) door dwang, geweld
en door misbruik van de kwetsbare positie, heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en opgenomen met het oogmerk van uitbuiting van die [naam slachtoffer 2] , en/of
met één of meer van de onder 1° van dit artikel genoemde middelen,
te weten door dwang, geweld en andere feitelijkheden, en
door dreiging met geweld en door misbruik van de kwetsbare positie die [naam slachtoffer 2] heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van
diensten en/of de onder 1° van dit artikel genoemde omstandigheden enige
handelingen heeft ondernomen waarvan hij, verdachte en diens mededader
wisten of redelijkerwijs moesten vermoeden dat die [naam slachtoffer 2] zich daardoor
beschikbaar zou stellen tot het verrichten van diensten, en/of
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die
[naam slachtoffer 2] , en/of
met één of meer van de onder 1° van dit artikel genoemde middelen,
te weten door dwang, geweld en door misbruik van de kwetsbare positie die [naam slachtoffer 2] heeft bewogen hem, verdachte en/of diens mededader te bevoordelen uit de opbrengst van haar
seksuele handelingen met en/of voor een derde,
immers heeft/hebben/is/zijn hij en/of één of meer van zijn mededader
terwijl die [naam slachtoffer 2] een (lichte) verstandelijke beperking (IQ van 55) heeft,
en
wetende dat die [naam slachtoffer 2] een (lichte) verstandelijke beperking heeft en dat
hij, verdachte, in de veronderstelling was dat die [naam slachtoffer 2] "iemand met 50%" is,
en"de hersenen van [naam slachtoffer 2] niet goed werken" en dat die [naam slachtoffer 2]
"niet helemaal 100% was",
- die [naam slachtoffer 2] opgehaald in Rotterdam en Arnhem teneinde haar, die [naam slachtoffer 2] ,
bij/voor hem, verdachte en/of zijn mededader prostitutiewerkzaamheden te
laten verrichten, en
- met die [naam slachtoffer 2] een (vriendschaps)relatie aangegaan, en
- een advertentie met foto's en/of afbeeldingen van die [naam slachtoffer 2] gemaakt op
internet (www.Kinky.nl), en
- instructies gegeven en/of laten geven aan die [naam slachtoffer 2] , teneinde de
prostitutiewerkzaamheden en de inkomsten van die [naam slachtoffer 2] te controleren, en
- ( telefonisch) afspraken maakten met klanten voor die [naam slachtoffer 2] , en
- die [naam slachtoffer 2] vervoerd van en naar hotel(s) en/of andere locaties voor
afspraken met (een) klant(en) voor die [naam slachtoffer 2] , en
- tegen die [naam slachtoffer 2] gezegd dat zij klappen zou krijgen als zij niet zou (willen) werken in de prostitutie, en
- het geld van klanten in ontvangst genomen, en
- die [naam slachtoffer 2] opgedragen het door haar verdiende geld aan hem, verdachte en/of
zijn mededader af te geven en aldus
- die [naam slachtoffer 2] uitgebuit, en
- die [naam slachtoffer 2] heeft geslagen/klappen gegeven toen zij haar geld niet wilde
geven, en
- die [naam slachtoffer 2] opgehaald uit een instelling/opvang in Apeldoorn teneinde haar
(opnieuw) prostitutiewerkzaamheden te laten verrichten, en/of
het sturen van (zgn. 'ping'-)berichten (BlackBerry telefoon): "Je bent het
niet waard, kom ik heb een paar man die je kapotneuken", althans woorden van
soortgelijke strekking.
3.
hij op 25 december 2015 te Ede, [naam slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 3]
) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk bewogen in de richting van die [naam slachtoffer 3] , met
in de ene hand een mes en de andere hand in de vorm van een stop teken,
waarbij hij, verdachte, die [naam slachtoffer 3] , dreigend, de woorden heeft
toegevoegd: "Hou je stil, niet schreeuwen", althans woorden van gelijke
strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1. Mensenhandel, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;

3.Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van een jonge vrouw met een verstandelijke beperking. Hij heeft het slachtoffer gedurende een periode van bijna een jaar hard en onveilig laten werken in de prostitutie en haar het daarmee verdiende geld aan hem laten afdragen. Blijkens zijn uitlatingen wist hij van haar kwetsbaarheid. Zij was door haar beperkte vermogens niet bij machte om een andere keuze te maken en zich aan de situatie waarin zij verkeerde te onttrekken. Door zo te handelen heeft verdachte misbruik van [naam slachtoffer 2] gemaakt en zich schuldig gemaakt aan een ernstig strafbaar feit waarbij hij zijn eigen (financiële) belangen op de voorgrond heeft gesteld. De verdachte heeft daarbij geen oog gehad voor de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke feiten daar nog gedurende lange tijd psychische en emotionele schade van kunnen ondervinden. Mensenhandel vormt een grove inbreuk op de menselijke waardigheid en de lichamelijke en geestelijke integriteit van slachtoffers en wordt gezien als schending van fundamentele mensenrechten.
Nadat de politie de verdachte ter zake van het voorgaande wilde aanhouden in de woning te Ede, is hij via de regenpijp en de achtertuinen aan de politie weten te ontkomen. Op zijn vlucht is hij de woning van een buurvrouw, aangeefster [naam slachtoffer 3] , binnengedrongen. In die woning is hij naar de overloop gegaan alwaar hij aangeefster tegen het lijf liep en heeft haar vervolgens met een mes bedreigd.
Het is invoelbaar dat alleen al de aanwezigheid van een vreemde man in jouw woning als bedreigend wordt ervaren. Dat de verdachte daarbij een mes in zijn hand hield, heeft grote indruk op het slachtoffer hebben gemaakt, zo blijkt ook uit haar verklaring waarin zij stelt bang geweest te zijn en zich in haar vrijheid aangetast te hebben gevoeld. Verdachte heeft voor de aangeefster in haar eigen woning – de plek waar men zich veilig zou moeten kunnen voelen – een gevoel van onveiligheid gecreëerd.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
2 oktober 2017, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke en andersoortige strafbare feiten.
Gezien de ernst van de feiten - en met name het onder 1 bewezenverklaarde feit - kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf.
Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank houdt er rekening mee dat de verdachte een andere rol had dan zijn medeverdachte [naam medeverdachte 2] . Pas wanneer de zaken voor hem (financieel) niet goed verliepen trad hij op de voorgrond al dan niet met gebruikmaking van geweld en/of bedreiging met geweld.
7.3.2.
Samenloop op grond van artikel 63
De verdachte op 19 november 2015 door deze rechtbank in een andere strafzaak veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, waarbij eveneens sprake was van mensenhandel. De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf in deze zaak daarom betrokken wat de op te leggen straf zou zijn geweest in het geval onderhavige zaak meegenomen zou zijn bij de eerdere strafzaak. Er zou dan sprake zijn geweest van in totaal 3 (hoofdzakelijk minderjarige) slachtoffers die de verdachte tot prostitutie heeft gebracht en/of gedwongen en op wiens kosten hij heeft geteerd. In dat geval komt de rechtbank een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, gepast voor en zal zij volstaan met oplegging van een gevangenisstraf van 18 maanden met aftrek van voorarrest.

8.Vorderingen benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel

8.1.
De vordering van [naam benadeelde 1]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam benadeelde 1] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert vergoeding van € 85,- aan materiële schade en een vergoeding van €2.000,- aan immateriële schade. Deze bedragen worden als voorschot gevorderd.
8.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft hoofdelijke toewijzing van de vordering gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering. De schade wordt door de verdediging betwist. Namens de benadeelde wordt verzocht om tot een voorlopige vaststelling van een schadebedrag te komen in de vorm van een voorschot. Dit impliceert dat de civiele rechter in een later stadium tot een definitieve vaststelling zal komen. Uit vaste jurisprudentie blijkt dat het vragen van een voorschot niet past en niet mogelijk is bij de voegingsprocedure binnen het strafrecht. Het toewijzen van een voorschot (voorlopige vaststelling) verhoudt zich niet tot het opleggen van een schadevergoedingsmaatregel, zeker niet nu aan deze maatregel ‘vervangende’ hechtenis is gekoppeld. Alleen al om die reden dient de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
8.1.3.
Beoordeling
8.1.3.1.
Materiële schade
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt zal de vordering worden toegewezen ten aanzien van de materiële schade. Dit bedrag aan immateriële schade van € 85- dient te worden gezien als vaststaand en niet als voorschot.
8.1.3.2.
Immateriële schade
Voor wat betreft de immateriële schade geldt dat op dit moment nog niet met zekerheid kan worden gezegd of sprake is van een eindtoestand. Uitgaande van de op dit moment vaststaande gevolgen van het bewezenverklaarde feit acht de rechtbank, gelet op in vergelijkbare gevallen toegekende bedragen, een schadevergoeding van € 2.000,- redelijk en de rechtbank zal dit bedrag derhalve als voorschot toewijzen. Hiertegen verzet de regeling inzake de benadeelde partij of het civiele procesrecht zich niet.
8.1.3.3.
Hoofdelijke veroordeling
De benadeelde partij [naam benadeelde 1] heeft een en dezelfde vordering ingediend in de drie zaken tegen de verdachte en medeverdachten [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] . Nu de verdachte het onder 2 bewezenverklaarde feit, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Daarnaast geldt dat de rechtbank tot de slotsom is gekomen dat de benadeelde partij als het ware is ‘overgedragen’ door medeverdachte [naam medeverdachte 1] aan de verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte 2] zonder dat er bewijsbaar sprake is geweest van medeplegen. De verwevenheid van het feitencomplex en de grondslagen van de vordering rechtvaardigt evenwel dat bij een toewijzing van de vordering de veroordeling ook ten aanzien van medeverdachte [naam medeverdachte 1] hoofdelijk wordt uitgesproken.
Indien en voor zover een mededader de benadeelde partij betaalt is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
8.1.3.4.
Wettelijke rente en (buiten)gerechtelijke kosten
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 1 maart 2013.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil
en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.1.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde 1] een schadevergoeding betalen van € 2.085,- vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
8.2.
De vordering van [naam benadeelde 2]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam benadeelde 2] ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu aan de verdachte geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen toepassing heeft gevonden.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 57, 63, 273f en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met de mededaders [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 1] , dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1] (geboren op [geboortedatum benadeelde 1] ), te betalen een bedrag van
€ 2.085,- (zegge: tweeduizend vijfentachtig euro), bestaande uit € 85,- aan materiële schade en € 2.000 aan voorschot van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 maart 2013 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil , aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] te betalen
€ 2.085,- (zegge: tweeduizend vijfentachtig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2013 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 2.085,- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
30 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M. van Kuilenburg, voorzitter,
en mrs. M.C. van der Kolk en A.J.M. van Breevoort, rechters,
in tegenwoordigheid van S. Wongsokerto, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2013 tot en met 28 februari 2014 in
de gemeente(n) Utrecht, Rotterdam, en/of Ede, in elk geval in Nederland,
(lid 3 sub 1)
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(lid 1 sub 1)
een ander, te weten: [naam slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 2] ) door dwang, geweld
en/of één of meer (andere) feitelijkheden, en/of door dreiging met geweld,
andere feitelijkheden en/of afpersing, misleiding en/of door misbruik van uit
feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, en/of door misbruik van de
kwetsbare positie, heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of
opgenomen met het oogmerk van uitbuiting van die [naam slachtoffer 2] , en/of
(lid 1 sub 4)
(telkens) met één of meer van de onder 1° van dit artikel genoemde middelen,
te weten door dwang, geweld en/of één of meer (andere) feitelijkheden, en/of
door dreiging met geweld, andere feitelijkheden en/of afpersing, misleiding
en/of door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht,
en/of door misbruik van de kwetsbare positie die [naam slachtoffer 2] heeft gedwongen en/of
bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en/of
diensten en/of de onder 1° van dit artikel genoemde omstandigheden enige
handeling(en) heeft ondernomen waarvan hij, verdachte en/of diens mededader(s)
wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [naam slachtoffer 2] zich daardoor
beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten, en/of
(lid 1 sub 6)
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die
[naam slachtoffer 2] , en/of
(lid 1 sub 9)
(telkens) met één of meer van de onder 1° van dit artikel genoemde middelen,
te weten door dwang, geweld en/of één of meer (andere) feitelijkheden, en/of
door dreiging met geweld, andere feitelijkheden en/of afpersing, misleiding
en/of door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht,
en/of door misbruik van de kwetsbare positie die [naam slachtoffer 2] heeft bewogen hem,
verdachte en/of diens mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van haar
seksuele handelingen met en/of voor een derde,
immers heeft/hebben/is/zijn hij en/of één of meer van zijn mededader(s)
terwijl die [naam slachtoffer 2] een (lichte) verstandelijke beperking (IQ van 55) heeft,
en/of
wetende dat die [naam slachtoffer 2] een (lichte) verstandelijke beperking heeft en/of dat
hij, verdachte, in de veronderstelling was dat die [naam slachtoffer 2] "iemand met 50%" is,
en/of "de hersenen van [naam slachtoffer 2] niet goed werken" en/of dat die [naam slachtoffer 2]
"niet helemaal 100% was",
- die [naam slachtoffer 2] opgehaald in Rotterdam en/of Arnhem teneinde haar, die [naam slachtoffer 2] ,
bij/voor hem, verdachte en/of zijn mededader(s) prostitutiewerkzaamheden te
laten verrichten, en/of
- met die [naam slachtoffer 2] een (vriendschaps)relatie aangegaan, en/of
- een advertentie met foto's en/of afbeeldingen van die [naam slachtoffer 2] gemaakt op
internet (www.Kinky.nl), en/of
- instructies gegeven en/of laten geven aan die [naam slachtoffer 2] , teneinde de
prostitutiewerkzaamheden en de inkomsten van die [naam slachtoffer 2] te controleren, en/of
- ( telefonisch) afspraken maakten met klanten voor die [naam slachtoffer 2] , en/of
- die [naam slachtoffer 2] vervoerd van en naar hotel(s) en/of andere locaties voor
afspraken met (een) klant(en) voor die [naam slachtoffer 2] , en/of
- tegen die [naam slachtoffer 2] gezegd dat zij klappen zou krijgen als zij niet zou
(willen) werken in de prostitutie, en/of
- het geld van klant(en) in ontvangst genomen, en/of
- die [naam slachtoffer 2] opgedragen het door haar verdiende geld aan hem, verdachte en/of
zijn mededader(s) af te geven en/of aldus
- die [naam slachtoffer 2] uitgebuit, en/of
- die [naam slachtoffer 2] heeft geslagen/klappen gegeven toen zij haar geld niet wilde
geven, en/of
- die [naam slachtoffer 2] opgehaald uit een instelling/opvang in Apeldoorn teneinde haar
(opnieuw) prostitutiewerkzaamheden te laten verrichten, en/of
- die [naam slachtoffer 2] en/of (een) ander(en) heeft bedreigd met/door
het tonen van een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp), en/of
het sturen van (zgn. 'ping'-)berichten (BlackBerry telefoon): "Je bent het
niet waard, kom ik heb een paar man die je kapotneuken", althans woorden van
soortgelijke strekking, en/of
( artikel 273f Wetboek van Strafrecht )
art 273f lid 1 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 4 januari 2013 tot en met 26 oktober 2013
in de gemeente(n) Ede, Utrecht, Rotterdam, en/of Eindhoven, in elk geval in
Nederland,
(lid 3 sub 1)
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(lid 1 sub 2)
een ander, te weten: [naam slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 1]
) heeft/hebben geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of
opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [naam slachtoffer 1] , terwijl die
[naam slachtoffer 1] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, en/of
(lid 1 sub 5)
die [naam slachtoffer 1] ertoe heeft/hebben gebracht zich beschikbaar te stellen tot
het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling,
dan wel ten aanzien van die [naam slachtoffer 1] enige handeling heeft/hebben
ondernomen waarvan hij en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs
moest(en) vermoeden dat die [naam slachtoffer 1] zich daardoor beschikbaar zou(den)
stellen tot het verrichten van die handelingen, terwijl die [naam slachtoffer 1] de
leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, en/of
(lid 1 sub 8)
opzettelijk voordeel heeft/hebben getrokken uit seksuele handelingen van
[naam slachtoffer 1] met of voor een derde tegen betaling, terwijl die [naam slachtoffer 1] de
leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
immers heeft/hebben/is/zijn hij en/of zijn medeverdachte(n),
- die [naam slachtoffer 1] gehuisvest en/of opgenomen in (mede)verdachtes woning ( [adres]
te Ede), en/of
- tegen die [naam slachtoffer 1] gezegd dat zij in de prostitutie moest gaan werken,
en/of
- ( een) klant(en) voor die [naam slachtoffer 1] in die woning ontvangen, en/of
- een advertentie met foto's en/of afbeeldingen van die [naam slachtoffer 1] aangemaakt
op internet (www.Kinky.nl), en/of
- instructies gegeven en/of laten geven aan die [naam slachtoffer 1] , teneinde de
prostitutiewerkzaamheden en de inkomsten van die [naam slachtoffer 1] te controleren,
en/of
- het geld van voornoemde klant(en) in ontvangst genomen, en/of
- die [naam slachtoffer 1] opgedragen het door haar verdiende geld aan hem, verdachte
en/of zijn mededader(s) af te geven en/of aldus
- die [naam slachtoffer 1] uitgebuit,
- die [naam slachtoffer 1] in contact gebracht met zijn mededader(s) teneinde haar, die
[naam slachtoffer 1] , bij/voor die mededaders prostitutiewerkzaamheden te laten
verrichten, en/of
- misbruik gemaakt van het uit de feitelijke verhoudingen voortvloeiende
overwicht en/of zijn en/of zijn mededader(s) fysieke en/of psychische en/of
emotionele overwicht, en/of
- tegen die [naam slachtoffer 1] gezegd dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
haar vriend [naam medeverdachte 1] zou(den) doodschieten als zij niet (weer) in de
prostitutie zou gaan werken, en/of
( artikel 273f Wetboek van Strafrecht )
art 273f lid 1 ahf/sub 2° Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 25 december 2015 te Ede [naam slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 3]
) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans
met zware mishandeling en/of gijzeling, immers heeft verdachte opzettelijk
bewogen in de richting van die [naam slachtoffer 3] ,
terwijl hij beide armen had uitgestrekt in de richting van die [naam slachtoffer 3] , met
in de ene hand een mes en de andere hand in de vorm van een stop teken,
waarbij hij, verdachte, die [naam slachtoffer 3] , al dan niet dreigend, de woorden heeft
toegevoegd: "Hou je stil, niet schreeuwen", althans woorden van gelijke
dreigende aard of strekking
( artikel 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )