ECLI:NL:RBROT:2018:564

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 januari 2018
Publicatiedatum
29 januari 2018
Zaaknummer
10/750226-14
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en uitbuiting van een kwetsbare vrouw in de prostitutie

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 25 januari 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met haar medeverdachte betrokken was bij mensenhandel. De verdachte heeft een jonge vrouw met een verstandelijke beperking, [naam slachtoffer 2], gedurende bijna een jaar gedwongen om in de prostitutie te werken. Het slachtoffer moest al haar verdiende geld afstaan aan de verdachte en haar medeverdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en haar medeverdachte misbruik hebben gemaakt van de kwetsbare positie van het slachtoffer, die een IQ van 55 had. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en andere getuigen zorgvuldig gewogen. De verklaringen van [naam slachtoffer 1] werden als onbetrouwbaar beschouwd, terwijl de verklaringen van [naam slachtoffer 2] voldoende steun vonden in ander bewijs. De verdachte werd uiteindelijk schuldig bevonden aan mensenhandel, waarbij de rechtbank oordeelde dat zij samen met haar medeverdachte het slachtoffer heeft geworven, vervoerd en gehuisvest met het oogmerk van uitbuiting. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, en heeft haar ook verplicht om schadevergoeding te betalen aan het slachtoffer.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/750226-14
Datum uitspraak: 25 januari 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte]
gemachtigde raadsvrouw S. van Steenberge, advocaat te Terneuzen.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 11 januari 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld dat bij de verdachte abusievelijk in het onder 1 ten laste gelegde feit de einddatum 28 januari 2014 in plaats van 28 februari 2014 is ten laste gelegd. Zij verzoekt de rechtbank de ten laste legging aldus op te vatten.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Blom heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 6 voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering, zich zal melden bij de reclassering en dat zij zich (ambulant) zal laten behandelen.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak ten aanzien van feit 2
4.1.1.
Waardering van de verklaringen van [naam slachtoffer 1]
Geconstateerd moet worden dat [naam slachtoffer 1] in dit dossier heel wisselend verklaard heeft en dat een deel van haar verklaringen zich niet of heel moeizaam verhouden tot objectief vast te stellen feiten en omstandigheden. Meest in het oog springend is de omstandigheid dat zij tijdens haar verhoor van 11 januari 2017 bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat zij geen contacten meer onderhield met de verdachte, waarna door de raadsman van een van de medeverdachten is geconstateerd dat zij direct na dit verhoor bij de medeverdachte [naam medeverdachte 1] in de auto is gestapt. Bij het volgende verhoor bij de rechter-commissaris heeft zij moeten erkennen daarover gelogen te hebben. De rode draad in de verklaringen van [naam slachtoffer 1] zelfs tot en met haar verhoren bij de rechter-commissaris is dat zij over de medeverdachte [naam medeverdachte 1] geen belastende verklaring heeft afgelegd. In die verklaringen heeft zij om dat standpunt in te kunnen blijven nemen, aantoonbaar onwaarheden verkondigd. Zo heeft zij verklaard dat zij zelf haar profiel op Kinky.nl heeft aangemaakt met het emailadres [naam email-adres] , hetgeen de rechtbank ongeloofwaardig acht. Ook heeft zij direct na de controle op 26 oktober 2014 verklaard dat zij medeverdachte [naam medeverdachte 1] toen al zeker twee weken niet meer gezien had. Huisbaas [naam huisbaas] heeft verklaard dat dat niet waar was, aangezien hij medeverdachte [naam medeverdachte 1] direct daarna gewoon nog heeft gesproken over de woning waar [naam medeverdachte 1] hoofdhuurder van was. Al zijn persoonlijke spullen zijn ook in de woning in Eindhoven aangetroffen. Meermalen is in een formele verhoorsetting aan haar gevraagd of medeverdachte [naam medeverdachte 1] wist van haar werkzaamheden als prostituee en telkens heeft zij dat ontkent. Toch zijn er meerdere getuigen – verbalisanten [naam verbalisant 1] en [naam verbalisant 2] , moeder [naam moeder] en ook [naam getuige] – die hebben verklaard dat [naam slachtoffer 1] tegen hun gezegd heeft dat medeverdachte [naam medeverdachte 1] van meet af aan of in ieder geval langere tijd ervan op de hoogte was wat zij deed. Sterker nog, er zijn Skype-chatgesprekken waarin zij het heeft over iemand die zij nodig heeft om haar werk te doen en die van haar profiteert, maar dat deze persoon op dat moment even vast zit. Op dat moment was medeverdachte [naam medeverdachte 1] gedetineerd. Gelet op deze bedenkingen ten aanzien van de betrouwbaarheid van haar verklaringen, moeten de verklaringen van [naam slachtoffer 1] met behoedzaamheid worden gehanteerd en zal terughoudend omgegaan worden met het gebruik van die verklaringen. Wanneer verklaringen van [naam slachtoffer 1] in voldoende mate gesteund worden door ander bewijsmateriaal, kan de rechtbank deze gebruiken voor het bewijs.
4.1.2.
Waardering van de verklaringen van [naam slachtoffer 2]
Uit het dossier is gebleken dat [naam slachtoffer 2] een verstandelijke beperking (IQ 55) heeft waardoor zij niet zoals een gemiddeld ander persoon tijd en plaats kan duiden. Haar verstandelijke beperking maakt haar ook beïnvloedbaar. Deze omstandigheden maken dat haar verklaringen met de nodige behoedzaamheid gebezigd dienen te worden, maar de rechtbank ziet geen aanleiding om alle verklaringen van [naam slachtoffer 2] op voorhand als onbetrouwbaar aan te merken en van het bewijs uit te sluiten. Wanneer verklaringen van [naam slachtoffer 2] in voldoende mate gesteund worden door ander bewijsmateriaal, kan de rechtbank deze gebruiken voor het bewijs. Discrepanties in de verschillende verklaringen van [naam slachtoffer 2] doen in zoverre niet af aan de betrouwbaarheid of de geloofwaardigheid van haar verklaringen.
4.1.3.
Overwegingen van de rechtbank leidend tot vrijspraak
De verklaring van [naam slachtoffer 1] dat zij in Ede als prostituee werkzaam is geweest vanuit de woning van de verdachte alsook de beschuldiging aan het adres van de verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte 2] dat zij haar later nog hebben gedwongen tot prostitutie, staan goeddeels op zichzelf en het ontbreekt in het dossier aan overtuigend steunbewijs.
Voor zover medeverdachte [naam medeverdachte 1] heeft verklaard over de verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte 2] , moeten die verklaringen gezien worden in het licht van zijn proceshouding en procespositie. Hij heeft nagenoeg alles ontkend of zich beroepen op zijn zwijgrecht.
Wat hij heeft verklaard, maakt duidelijk dat hij alle belang heeft bij het afleggen van belastende verklaringen over de verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte 2] . Zijn verklaringen leveren daarom geen overtuigend steunbewijs.
Aan de verklaringen van getuige [naam slachtoffer 2] kleven de hiervoor beschreven bezwaren en daarom leveren deze op zichzelf evenmin voldoende overtuigend steunbewijs op.
De officier van justitie heeft tot slot in haar requisitoir gewezen op sms-berichten van personen die gebruik lijken te hebben gemaakt van de diensten van [naam slachtoffer 1] in de periode dat zij op het adres [adres] te Ede verbleef. Voor zover deze personen als getuigen zijn gehoord en daarbij überhaupt hebben erkend dat zij van de diensten van een prostituee gebruik hebben gemaakt, heeft de ene getuige verklaard dat de afspraak in Ede met een prostituee was die niet thuis kon ontvangen. Hun eerste afspraak was op een industrieterrein in de auto, waarop hij een tweede afspraak niet door heeft laten gaan. De tweede getuige heeft [naam slachtoffer 1] niet herkend op de aan hem getoonde foto. Hij heeft niet inhoudelijk verklaard over de omstandigheden waaronder de afspraak heeft plaatsgevonden.
Ook in onderlinge samenhang en verband gezien, worden de verklaringen van [naam slachtoffer 1] door het voorhanden bewijsmateriaal onvoldoende ondersteund. Dat zij in de ten laste gelegde periode werkzaam is geweest als prostituee acht de rechtbank niet onaannemelijk, maar voor betrokkenheid daarbij van de verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte 2] ontbreekt voldoende wettig en overtuigend bewijs.
De rechtbank komt dan ook, anders dan de officier van justitie, tot vrijspraak van het onder feit 2 ten laste gelegde feit.
4.2.
Standpunt officier van justitie ten aanzien van het onder feit 1 ten laste gelegde
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dit feit tezamen in vereniging met haar medeverdachte [naam medeverdachte 2] heeft gepleegd in Rotterdam en in Ede, maar niet in Utrecht zodat de verdachte partieel dient te worden vrijgesproken ten aan zien van de pleegplaats Utrecht.
4.3.
Standpunt verdediging ten aanzien van het onder feit 1 ten laste gelegde
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken. Subsidiair stelt zij dat er in ieder geval partiële vrijspraak dient te volgen.
De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat de verklaringen van [naam slachtoffer 2] ten aanzien van de vermeende rol van de verdachte sterk uiteenlopen, tegenstrijdig en inconsistent zijn. De verdachte betwist niet dat [naam slachtoffer 2] in Ede enige tijd prostitutiewerkzaamheden heeft verricht, maar zij ontkent dat zij of haar toenmalige partner, medeverdachte [naam medeverdachte 2] [naam slachtoffer 2] daartoe hebben gedwongen of hebben uitgebuit. In het dossier is verder geen enkel bewijs voorhanden dat de verdachte als (mede)pleger [naam slachtoffer 2] door dwang heeft gehuisvest of haar op enige wijze heeft gedwongen of bewogen om zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van prostitutiewerkzaamheden. Subsidiair is door de raadsvrouw betoogd dat de verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde periode.
Uit het dossier blijkt niet, althans in onvoldoende mate dat de verdachte betrokken is geweest bij de prostitutiewerkzaamheden van [naam slachtoffer 2] vóór 20 april 2013 en ná 11 mei 2013.
4.4.
Bewijswaardering ten aanzien van feit 1
4.4.1.
Vrijspraak pleegplaats Utrecht.
Uit de inhoud van het dossier is niet gebleken van enige betrokkenheid van de verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte 2] bij de prostitutiewerkzaamheden van [naam slachtoffer 2] in Utrecht. De verdachte zal ten aanzien van dit deel van de ten laste legging worden vrijgesproken.
4.4.2.
Brengen tot werkzaamheden in de prostitutie en misbruik van de kwetsbare positie
Gelet op de verklaring van de verdachte dat [naam slachtoffer 2] niet is uitgebuit of gedwongen en dat zij al vrijwillig in de prostitutie werkzaam was op het moment dat zij in Ede in huis kwam, ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of de verklaringen van [naam slachtoffer 2] voldoende steun vinden in andere bewijsmiddelen.
Haar verklaringen worden ondersteund door de aangifte van de vader van [naam slachtoffer 2] op 21 februari 2014, waarin hij ook verwijst naar een eerder gesprek op 4 mei 2013. Hij heeft verklaard dat zijn dochter in de prostitutie werkte en dat zij al haar geld moest afstaan. Zijzelf bezat helemaal niets. [naam slachtoffer 2] is een makkelijk beïnvloedbare en kwetsbare jonge vrouw met een laag IQ (55) die veelvuldig in instellingen verbleef. Zij functioneert volgens een medewerker van stichting Mee op het niveau van een zevenjarige.
Naar aanleiding van dat gesprek op 4 mei 2013 heeft de politie contact gezocht met [naam slachtoffer 2] en haar op 11 mei 2013 aangetroffen in Ede, waar zij naar eigen zeggen – en ook volgens verklaring van de verdachte – als prostituee werkzaam was.
De verdachte heeft verklaard dat ‘ [nickname medeverdachte 1] ’ – medeverdachte [naam medeverdachte 1] – kort daarvoor naar Ede kwam met twee meisjes die al als prostituee voor hem werkten: [naam slachtoffer 2] (de rechtbank begrijpt: [naam slachtoffer 2] ) en [voornaam slachtoffer 1] (de rechtbank begrijpt: [naam slachtoffer 1] ). [naam medeverdachte 1] heeft verklaard dat [naam slachtoffer 2] werd overgedragen aan de verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte 2] . De verdachte was bezig met het opzetten van een escortbureau en zij was “op jacht naar meisjes”. Zij werkte samen met medeverdachte [naam medeverdachte 2] : “Zij deden alles samen, [naam medeverdachte 2] was chauffeur en beveiliger”. Daarnaast werkte de verdachte net als [naam slachtoffer 2] zelf in de prostitutie.
De verdachte heeft ook zelf verklaard dat zij degene was die de afspraken met klanten regelde, die de telefoongesprekken voerde, die [naam slachtoffer 2] aanstuurde in haar werkzaamheden en haar uitlegde welke prijzen voor welke seksuele diensten moesten worden gevraagd.
Ook heeft de verdachte haar medewerking verleend bij het ophalen van [naam slachtoffer 2] uit de instelling in Apeldoorn waar zij na het aantreffen door de politie was ondergebracht. [naam slachtoffer 2] is immers met een auto opgehaald die op naam stond van de verdachte. [naam slachtoffer 2] is vanuit de instelling teruggebracht naar de woning van de verdachte in Ede waar zij haar prostitutiewerkzaamheden heeft voortgezet.
Misbruik van de kwetsbare positie wordt verondersteld aanwezig te zijn als, kort gezegd, het slachtoffer in een situatie verkeert die niet gelijk is aan de omstandigheden van een mondige prostituee in Nederland. Een dergelijke situatie wordt aangeduid als uitbuitingssituatie. Reeds de omstandigheid dat [naam slachtoffer 2] een verstandelijke beperking had die bekend was bij de verdachte en haar medeverdachte, en dat [naam slachtoffer 2] geld aan de verdachten moest afdragen, duidt op een afhankelijkheids- dan wel een uitbuitingssituatie. Daar komt bij dat de verdachte en haar medeverdachte, [naam slachtoffer 2] hebben meegenomen naar verschillende plaatsen in Nederland waar zij als prostituee moest werken.
[naam slachtoffer 2] is ook bij een prostitutiecontrole in het [plaats] aangetroffen. Ook daar was zij naar eigen zeggen – en ook volgens verklaring van de verdachte – als prostituee werkzaam.
Weggaan uit de situatie was geen reële optie voor [naam slachtoffer 2] . De verdachte werd een vriendin met wie zij samenwerkte en bij wie zij in huis woonde. [naam slachtoffer 2] was afhankelijk van haar en van de medeverdachte en zij deed alles wat haar door hen werd opgedragen: het hebben van diverse vormen van seksueel contact met klanten al dan niet met condoom, ook wanneer zij menstrueerde, en het afdragen van door haar verdiende geld.
Dat [naam slachtoffer 2] voor de verdachte en de medeverdachte werkte blijkt eveneens uit een mutatierapport van 18 december 2013 waarin staat dat [naam slachtoffer 2] medeverdachte [naam medeverdachte 2] haar ‘ex-werkgever’ noemt.
De verstandelijke beperking waarover de vader, maar ook een medewerkster van stichting Mee heeft verklaard, moet zichtbaar zijn geweest voor de verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte 2] en dat zij dat ook meegekregen hebben, blijkt uit hun eigen verklaringen daarover. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte 2] van de verstandelijke beperking doelbewust misbruik hebben gemaakt.
4.4.3.
Dwang en geweld
Uit de verklaring van [naam slachtoffer 2] blijkt verder dat de verdachte [naam medeverdachte 2] haar heeft geslagen op het moment dat zij haar inkomsten niet wilde afstaan. In het dossier bevindt zich een pinggesprek van 19 december 2013 van [nickname medeverdachte 2] aan [naam slachtoffer 2] met de tekst: “je bent het niet waar(d), ik heb een paar man die je kapotneuken”. Uit het dossier blijkt dat deze tekst afkomstig was van een telefoonnummer dat bij de verdachte [naam medeverdachte 2] in gebruik was. Dit nummer is ook aangetroffen in de Black Berry van [naam slachtoffer 2] onder de naam [nickname medeverdachte 2] , een bijnaam van medeverdachte [naam medeverdachte 2] .
4.4.4.
Opzettelijk voordeel trekken
Uit de aangifte van de vader van [naam slachtoffer 2] blijkt ook dat [naam slachtoffer 2] door haar verstandelijke beperking haar eigen financiën niet kon beheren.
De verdachte zorgde, ook volgens haar eigen verklaringen, ervoor dat alles soepel verliep, dat de inkomsten binnen bleven komen en dat zowel medeverdachte [naam medeverdachte 2] als zijzelf hun deel van de inkomsten van [naam slachtoffer 2] kregen. Over de onevenwichtigheid in die verdeling heeft [naam slachtoffer 2] verklaard en van haar verdiensten is niets teruggevonden.
De rechtbank heeft ondanks de afhankelijke positie van de verdachte ten opzichte van die van de medeverdachte [naam medeverdachte 2] , geen enkele twijfel dat ook zij het oogmerk heeft gehad op seksuele uitbuiting van [naam slachtoffer 2] , al dan niet voor [naam medeverdachte 2] . Bovendien heeft de verdachte zich een deel van de opbrengsten toegeëigend waarmee zij ook opzettelijk voordeel getrokken heeft uit de door [naam slachtoffer 2] verrichtte seksuele handelingen.
Uit de bij dit vonnis gevoegde bijlage II met uitgewerkte bewijsmiddelen blijkt dat de verklaringen van [naam slachtoffer 2] op essentiële onderdelen met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte worden ondersteund door andere bewijsmiddelen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat is voldaan aan het wettelijk bewijsminimum.
De rechtbank stelt voorts vast dat de verdachte financieel gewin heeft gehad van de prostitutie-werkzaamheden van [naam slachtoffer 2] . [naam slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij vrijwel al haar verdiende geld aan de verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte 2] heeft afgedragen.
De rechtbank leidt hieruit af dat de verdachten niet alleen het oogmerk van uitbuiting hadden, maar dat zij [naam slachtoffer 2] ook daadwerkelijk hebben uitgebuit.
4.4.5.
In vereniging
Namens de verdachte is gesteld dat ook zij slachtoffer was. Ook zij werd door [naam medeverdachte 2] mishandeld en ook zij moest hem geld geven. [naam slachtoffer 2] zou niet voor haar, maar met haar hebben gewerkt.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Dat de verdachte zelf ook als prostituee heeft gewerkt staat vast. Dat zij mishandeld werd door medeverdachte [naam medeverdachte 2] is niet onaannemelijk. Maar dat neemt niet weg dat vast kan worden gesteld dat de verdachte in nauwe en bewuste samenwerking met medeverdachte [naam medeverdachte 2] , [naam slachtoffer 2] prostitutiewerkzaamheden heeft laten verrichten en ook dat zij heeft geprofiteerd van de opbrengsten van het geld dat [naam slachtoffer 2] met haar werkzaamheden als prostituee verdiende. De voorstelling van zaken, zoals door de raadsvrouw van de verdachte gepresenteerd, gaat ten onrechte uit van elkaar uitsluitende rollen: iemand wordt uitgebuit of iemand buit uit. Maar de situatie is zeer wel denkbaar en in deze zaak voorstelbaar dat de verdachte zelf door medeverdachte [naam medeverdachte 2] werd uitgebuit, terwijl zij anderzijds samen met hem [naam slachtoffer 2] uitbuitte.
De rechtbank is van oordeel dat uit de inhoud van de bewijsmiddelen blijkt van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en haar medeverdachte [naam medeverdachte 2] .
[naam medeverdachte 2] was de pooier die op de achtergrond bleef als beveiliger en chauffeur. Hij trad op wanneer de zaken niet goed dreigden te gaan. De verdachte was degene die zorgde voor de huisvesting, de afspraken met de klanten en de betaling door de klanten. Ook zorgde zij voor de dagelijkse hygiëne van [naam slachtoffer 2] en dat er genoeg condooms aanwezig waren.
4.4.6.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel.
4.5.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
zij in of omstreeks de periode van 1 maart 2013 tot en met 28 januari 2014 in
de gemeenten Rotterdam, Ede, Terneuzen, Maastricht, Middelburg en Goes,
in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander,
een ander, te weten: [naam slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 2] ) door dwang,
geweld en door dreiging met geweld en door misbruik van de kwetsbare positie, heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en opgenomen met het oogmerk van uitbuiting van die [naam slachtoffer 2] , en/of
met één of meer van de onder 1° van dit artikel genoemde middelen,
te weten door dwang, geweld en andere feitelijkheden, en
door dreiging met gewelden door misbruik van de kwetsbare positie die [naam slachtoffer 2] heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten en de onder 1° van dit artikel genoemde omstandigheden enige
handelingen heeft ondernomen waarvan zij, verdachte en
haar
mededader wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [naam slachtoffer 2]
zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van diensten,
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die
[naam slachtoffer 2] , en/of
met één of meer van de onder 1° van dit artikel genoemde middelen,
te weten door dwang, geweld en door dreiging met geweld,
en door misbruik van de kwetsbare positie die [naam slachtoffer 2] heeft bewogen haar,
verdachte en/of diens mededader te bevoordelen uit de opbrengst van haar
seksuele handelingen met en/of voor een derde,
immers heeft/hebben/is/zijn zij en/of één of meer van haar mededader(s),
terwijl die [naam slachtoffer 2] een (lichte) verstandelijke beperking (IQ van 55) heeft,
en wetende dat die [naam slachtoffer 2] een (lichte) verstandelijke beperking heeft en dat
zij, verdachte, in de veronderstelling was dat die [naam slachtoffer 2] "iemand met 50%"
is, en"de hersenen van [naam slachtoffer 2] niet goed werken" en dat die
[naam slachtoffer 2] "niet helemaal 100% was",
- die [naam slachtoffer 2] opgehaald in Rotterdam en Arnhem teneinde haar, die [naam slachtoffer 2] ,
bij/voor haar, verdachte en/of haar mededader(s) prostitutiewerkzaamheden te
laten verrichten, en
- met die [naam slachtoffer 2] een (vriendschaps)relatie aangegaan, en
- een advertentie met foto's en/of afbeeldingen van die [naam slachtoffer 2] gemaakt op
internet (www.Kinky.nl), en
- instructies gegeven en/of laten geven aan die [naam slachtoffer 2] , teneinde de
prostitutiewerkzaamheden en de inkomsten van die [naam slachtoffer 2] te controleren, en
- ( telefonisch) afspraken gemaakt met klanten voor die [naam slachtoffer 2] , en
- die [naam slachtoffer 2] vervoerd van en naar hotel(s) voor afspraken met (een) klant(en)
voor die [naam slachtoffer 2] , en
- tegen die [naam slachtoffer 2] gezegd dat zij klappen zou krijgen als zij niet zou
(willen) werken in de prostitutie, en
- het geld van klant(en) in ontvangst genomen, en
- die [naam slachtoffer 2] opgedragen het door haar verdiende geld aan haar, verdachte en
haar mededader(s) af te geven en/of aldus
- die [naam slachtoffer 2] uitgebuit, en
- die [naam slachtoffer 2] geslagen/klappen gegeven toen zij haar geld niet wilde geven,
en/of
- die [naam slachtoffer 2] opgehaald uit een instelling/opvang in Apeldoorn teneinde haar
(opnieuw) prostitutiewerkzaamheden te laten verrichten, en
het sturen van berichten (ping, BlackBerry telefoon): "Je bent het niet waard,
kom ik heb een paar man die je kapotneuken", althans woorden van soortgelijke
strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
1. Mensenhandel, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensenhandel. Het slachtoffer was een jonge vrouw met een verstandelijke beperking die zij samen met een ander c.q. in opdracht van een ander, gedurende een periode van bijna een jaar hard en onveilig heeft laten werken in de prostitutie. Het geld dat het slachtoffer daarmee verdiende geld hebben zij haar grotendeels afgenomen.
Door aldus te handelen heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een ernstig strafbaar feit waarbij zij haar eigen (financiële) belangen op de voorgrond heeft gesteld. De verdachte heeft daarbij geen oog gehad voor de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke feiten daar nog gedurende lange tijd psychische en emotionele schade van kunnen ondervinden. Mensenhandel vormt een grove inbreuk op de menselijke waardigheid en de lichamelijke en geestelijke integriteit van slachtoffers en wordt gezien als schending van fundamentele mensenrechten. De rechtbank neemt de verdachte in het bijzonder kwalijk dat zij bewust misbruik heeft gemaakt van de kwetsbaarheid van een verstandelijk beperkt meisje.
7.3.
Redelijke termijn
Bij de berechting van een zaak heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De aanhouding van een verdachte kan als een zodanige handeling worden aangemerkt. De verdachte is in de onderhavige zaak op 10 februari 2015 aangehouden. Op deze datum is de redelijke termijn derhalve aangevangen. Als de raadsman van medeverdachte [naam medeverdachte 1] zich niet ziek had gemeld op de ochtend van de vorige zitting, had de rechtbank uitspraak gedaan op 9 november 2017. De redelijke termijn is derhalve in beginsel overschreden met negen maanden. Er zijn echter bijzondere omstandigheden die een deel van de vertraging verklaren. Zowel het horen van de getuige [naam slachtoffer 2] als van de getuige [naam slachtoffer 1] heeft langer geduurd dan gebruikelijk. In het laatste geval, omdat zij op een leugen betrapt werd, in het eerste geval omdat het horen van dit verstandelijk beperkte meisje een moeizame exercitie bleek. Naar het oordeel van de rechtbank is toch de periode gelegen tussen de datum van de aanhoudingen en het eindvonnis onwenselijk lang geweest. Hiermee zal de rechtbank rekening houden en daarvoor enige compensatie bieden.
7.4.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.4.1.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf achterwege te laten en aan de verdachte een taakstraf op te leggen, al dan niet in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf. De raadsvrouw heeft benadrukt dat de verdachte in deze zaak als slachtoffer gezien moet worden, niet zo zeer als dader. Zij bevond zich immers ook in een positie waarin de medeverdachte zich door de verdachte liet onderhouden van haar inkomsten als prostituee en zij door hem ook werd mishandeld. Verder heeft zij gewezen op de persoonlijke omtandigheden zoals die naar voren komen uit het rapport van de Reclassering Nederland
7.4.2.
Rapportages
De rechtbank heeft kennis genomen van de inhoud van een rapport van Reclassering Nederland van 1 februari 2016 dat omtrent de verdachte is opgemaakt. Hieruit blijkt dat de verdachte eerder psychologisch onderzocht is en dat zij gediagnosticeerd is met een posttraumatische stressstoornis (PTSS).
7.4.3.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 2 oktober 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.5.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De wet biedt in dit geval geen ruimte voor het uitsluitend opleggen van een taakstraf Artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht is immers van toepassing. Het zou overigens ook een verkeerd signaal afgeven naar de maatschappij. Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf.
De rechtbank houdt er wel rekening mee dat de rol van de verdachte anders was dan die van haar medeverdachte, maar dat laat onverlet dat zij alsnog samen met hem misbruik heeft gemaakt van [naam slachtoffer 2] .
De rechtbank zal voorts rekening houden met de omstandigheid dat de verdachte blijkens het reclasseringsrapport is gediagnostiseerd met een posttraumatische stressstoornis.
De rechtbank ziet in al het voorgaande aanleiding om aan de verdachte een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank zal tevens een deel van deze voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Ter compensatie voor de overschrijding van de redelijke termijn brengt de rechtbank op het onvoorwaardelijk strafdeel één maand in mindering, zodat de aan de verdachte op te leggen gevangenisstraf 15 maanden bedraagt, waarvan vijf maanden voorwaardelijk.

8.Vorderingen benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel

8.1.
De vordering van [naam benadeelde 1]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam benadeelde 1] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert vergoeding van € 85,- aan materiële schade en een vergoeding van € 2.000,- aan immateriële schade. Deze bedragen worden als voorschot gevorderd.
8.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft hoofdelijke toewijzing van de vordering gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.2.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering. De schade wordt door de verdediging betwist. Namens de benadeelde wordt verzocht om tot een voorlopige vaststelling van een schadebedrag te komen in de vorm van een voorschot. Dit impliceert dat de civiele rechter in een later stadium tot een definitieve vaststelling zal komen. Uit vaste jurisprudentie blijkt dat het vragen van een voorschot niet past en niet mogelijk is bij de voegingsprocedure binnen het strafrecht. Het toewijzen van een voorschot (voorlopige vaststelling) verhoudt zich niet tot het opleggen van een schadevergoedingsmaatregel, zeker niet nu aan deze maatregel ‘vervangende’ hechtenis is gekoppeld. Alleen al om die reden dient de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
8.1.3.
Beoordeling
8.1.3.1.
Materiële schade
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt zal de vordering worden toegewezen ten aanzien van de materiële schade. Dit bedrag aan immateriële schade van € 85- dient te worden gezien als vaststaand en niet als voorschot.
8.1.3.2.
Immateriële schade
Voor wat betreft de immateriële schade geldt dat op dit moment nog niet met zekerheid kan worden gezegd of sprake is van een eindtoestand. Uitgaande van de op dit moment vaststaande gevolgen van het bewezenverklaarde feit acht de rechtbank, gelet op in vergelijkbare gevallen toegekende bedragen, een schadevergoeding van € 2.000,- redelijk en de rechtbank zal dit bedrag derhalve als voorschot toewijzen.
8.1.3.3.
Hoofdelijke veroordeling
De benadeelde partij [naam benadeelde 1] heeft een en dezelfde vordering ingediend in de drie zaken tegen de verdachte en medeverdachten [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] . Nu de verdachte het onder 2 bewezenverklaarde feit, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Daarnaast geldt dat de rechtbank tot de slotsom is gekomen dat de benadeelde partij als het ware is ‘overgedragen’ door medeverdachte [naam medeverdachte 1] aan de verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte 2] zonder dat er bewijsbaar sprake is geweest van medeplegen. De verwevenheid van het feitencomplex en de grondslagen van de vordering rechtvaardigt evenwel dat bij een toewijzing van de vordering de veroordeling ook ten aanzien van medeverdachte [naam medeverdachte 1] hoofdelijk wordt uitgesproken.
Indien en voor zover een mededader de benadeelde partij betaalt is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
8.1.3.4.
Wettelijke rente en (buiten)gerechtelijke kosten
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 1 maart 2013.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil
en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.1.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde 1] een schadevergoeding betalen van € 2.085,- vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
8.2.
De vordering van [naam benadeelde 2]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam benadeelde 2] ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de verdachte ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit zal worden vrijgesproken.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 273f van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
5 (vijf) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met de mededaders [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 1] , dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1] (geboren op [geboortedatum benadeelde 1] ), te betalen een bedrag van
€ 2.085,- (zegge: tweeduizend vijfentachtig euro), bestaande uit € 85,- aan materiële schade en € 2.000 aan voorschot van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 maart 2013 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil , aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] te betalen
€ 2.085,- (zegge: tweeduizend vijfentachtig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2013 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 2.085,- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 30 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M. van Kuilenburg, voorzitter,
en mrs. M.C. van der Kolk en A.J.M. van Breevoort, rechters,
in tegenwoordigheid van S. Wongsokerto, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
zij in of omstreeks de periode van 1 maart 2013 tot en met 28 januari 2014 in
de gemeente(n) Rotterdam, Ede, Terneuzen, Maastricht, Middelburg, en/of Goes,
in elk geval in Nederland,
(lid 3 sub 1)
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(lid 1 sub 1)
een ander, te weten: [naam slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 2] ) door dwang,
geweld en/of één of meer (andere) feitelijkheden, en/of door dreiging met
geweld, andere feitelijkheden en/of afpersing, misleiding en/of door misbruik
van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, en/of door misbruik
van de kwetsbare positie, heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest
en/of opgenomen met het oogmerk van uitbuiting van die [naam slachtoffer 2] , en/of
(lid 1 sub 4)
(telkens) met één of meer van de onder 1° van dit artikel genoemde middelen,
te weten door dwang, geweld en/of één of meer (andere) feitelijkheden, en/of
door dreiging met geweld, andere feitelijkheden en/of afpersing, misleiding
en/of door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht,
en/of door misbruik van de kwetsbare positie die [naam slachtoffer 2] heeft gedwongen en/of
bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en/of
diensten en/of de onder 1° van dit artikel genoemde omstandigheden enige
handeling(en) heeft ondernomen waarvan zij, verdachte en/of diens
mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [naam slachtoffer 2]
zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid en/of
diensten, en/of
(lid 1 sub 6)
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die
[naam slachtoffer 2] , en/of
(lid 1 sub 9)
(telkens) met één of meer van de onder 1° van dit artikel genoemde middelen,
te weten door dwang, geweld en/of één of meer (andere) feitelijkheden, en/of
door dreiging met geweld, andere feitelijkheden en/of afpersing, misleiding
en/of door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht,
en/of door misbruik van de kwetsbare positie die [naam slachtoffer 2] heeft bewogen haar,
verdachte en/of diens mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van haar
seksuele handelingen met en/of voor een derde,
immers heeft/hebben/is/zijn zij en/of één of meer van haar mededader(s),
terwijl die [naam slachtoffer 2] een (lichte) verstandelijke beperking (IQ van 55) heeft,
en/of
wetende dat die [naam slachtoffer 2] een (lichte) verstandelijke beperking heeft en/of dat
zij, verdachte, in de veronderstelling was dat die [naam slachtoffer 2] "iemand met 50%"
is, en/of "de hersenen van [naam slachtoffer 2] niet goed werken" en/of dat die
[naam slachtoffer 2] "niet helemaal 100% was",
- die [naam slachtoffer 2] opgehaald in Rotterdam en/of Arnhem teneinde haar, die [naam slachtoffer 2] ,
bij/voor haar, verdachte en/of haar mededader(s) prostitutiewerkzaamheden te
laten verrichten, en/of
- met die [naam slachtoffer 2] een (vriendschaps)relatie aangegaan, en/of
- een advertentie met foto's en/of afbeeldingen van die [naam slachtoffer 2] gemaakt op
internet (www.Kinky.nl), en/of
- instructies gegeven en/of laten geven aan die [naam slachtoffer 2] , teneinde de
prostitutiewerkzaamheden en de inkomsten van die [naam slachtoffer 2] te controleren, en/of
- ( telefonisch) afspraken gemaakt met klanten voor die [naam slachtoffer 2] , en/of
- die [naam slachtoffer 2] vervoerd van en naar hotel(s) voor afspraken met (een) klant(en)
voor die [naam slachtoffer 2] , en/of
- tegen die [naam slachtoffer 2] gezegd dat zij klappen zou krijgen als zij niet zou
(willen) werken in de prostitutie, en/of
- het geld van klant(en) in ontvangst genomen, en/of
- die [naam slachtoffer 2] opgedragen het door haar verdiende geld aan haar, verdachte en/of
haar mededader(s) af te geven en/of aldus
- die [naam slachtoffer 2] uitgebuit, en/of
- die [naam slachtoffer 2] geslagen/klappen gegeven toen zij haar geld niet wilde geven,
en/of
- die [naam slachtoffer 2] opgehaald uit een instelling/opvang in Apeldoorn teneinde haar
(opnieuw) prostitutiewerkzaamheden te laten verrichten, en/of
- die [naam slachtoffer 2] en/of (een) ander(en) bedreigd met/door
het tonen van een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp), en/of
het sturen van berichten (ping, BlackBerry telefoon): "Je bent het niet waard,
kom ik heb een paar man die je kapotneuken", althans woorden van soortgelijke
strekking,
( artikel 273f Wetboek van Strafrecht )
art 273f lid 1 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht
art 273f lid 1 ahf/sub 4° Wetboek van Strafrecht
art 273f lid 1 ahf/sub 6° Wetboek van Strafrecht
art 273f lid 1 ahf/sub 9° Wetboek van Strafrecht
2.
zij in of omstreeks de periode(s) van 3 maart 2013 tot en met 9 april 2013
en/of van 1 september tot en met 26 oktober 2013 in de gemeente(n) Ede en/of
Rotterdam, in elk geval in Nederland,
(lid 3 sub 1)
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(lid 1 sub 2)
een ander, te weten: [naam slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 1]
) heeft/hebben geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of
opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [naam slachtoffer 1] , terwijl die
[naam slachtoffer 1] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, en/of
lid 1 sub 5)
die [naam slachtoffer 1] ertoe heeft/hebben gebracht zich beschikbaar te stellen tot
het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling,
dan wel ten aanzien van die [naam slachtoffer 1] enige handeling heeft/hebben
ondernomen waarvan hij en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs
moest(en) vermoeden dat die [naam slachtoffer 1] zich daardoor beschikbaar zou(den)
stellen tot het verrichten van die handelingen, terwijl die [naam slachtoffer 1] de
leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, en/of
(lid 1 sub 8)
opzettelijk voordeel heeft/hebben getrokken uit seksuele handelingen van
[naam slachtoffer 1] met of voor een derde tegen betaling, terwijl die [naam slachtoffer 1] de
leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
immers heeft/hebben/is/zijn zij en/of één of meer van haar mededader(s)
- die [naam slachtoffer 1] gehuisvest en/of opgenomen in (mede)verdachtes woning ( [adres]
te Ede), en/of
- tegen die [naam slachtoffer 1] gezegd dat zij in de prostitutie moest gaan werken,
en/of
- ( een) klant(en) voor die [naam slachtoffer 1] in die woning ontvangen, en/of
- een advertentie met foto's en/of afbeeldingen van die [naam slachtoffer 1] aangemaakt
op internet (www.Kinky.nl), en/of
- instructies gegeven en/of laten geven aan die [naam slachtoffer 1] , teneinde de
prostitutiewerkzaamheden en de inkomsten van die [naam slachtoffer 1] te controleren,
en/of
- het geld van voornoemde klant(en) in ontvangst genomen, en/of
- die [naam slachtoffer 1] opgedragen het door haar verdiende geld aan haar, verdachte
en/of haar mededader(s) af te geven en/of aldus
- die [naam slachtoffer 1] uitgebuit,
- die [naam slachtoffer 1] in contact gebracht met haar mededader(s) teneinde haar, die
[naam slachtoffer 1] , bij/voor die mededaders prostitutiewerkzaamheden te laten
verrichten, en/of
- misbruik gemaakt van het uit de feitelijke verhoudingen voortvloeiende
overwicht en/of haar fysieke en/of psychische en/of emotionele overwicht,
en/of
- tegen die [naam slachtoffer 1] gezegd dat zij, verdachte, haar vriend [naam medeverdachte 1] zou
(laten) doodschieten als zij niet (weer) in de prostitutie zou gaan werken,
en/of
( artikel 273f Wetboek van Strafrecht )