ECLI:NL:RBROT:2018:5964

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 juni 2018
Publicatiedatum
23 juli 2018
Zaaknummer
10/700502-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor poging doodslag en bedreiging met vuurwapen, veroordeling voor voorhanden hebben vuurwapen en openlijk geweld

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 juni 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot doodslag en bedreiging met een vuurwapen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij met opzet op een onbekende inzittende van een auto heeft geschoten, waardoor hij voor deze feiten is vrijgesproken. De verdachte had het vuurwapen kort daarvoor afgenomen van een overvaller en schoot in de richting van de wegrijdende auto terwijl hij achter deze auto aan rende. De rechtbank oordeelde dat, hoewel het schieten als bedreigend moet worden opgevat, niet kon worden vastgesteld dat de inzittende van de auto daadwerkelijk bedreigd was. De rechtbank heeft echter wel bewezen verklaard dat de verdachte het vuurwapen voorhanden heeft gehad en openlijk geweld heeft gepleegd. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 365 dagen, waarvan 198 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder deelname aan gedragsinterventies. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn status als first offender en het feit dat hij zelf slachtoffer was van een beroving. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en het gevaar dat het gebruik van een vuurwapen in een woonwijk met zich meebracht.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/700502-17
Datum uitspraak: 5 juni 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Dordrecht,
raadsman mr. G.R. Stolk, advocaat te Schiedam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 22 mei 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.B.J. ten Have heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder feit 1 primair en feit 1 subsidiair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder feit 1 meer subsidiair, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering en zal deelnemen aan de gedragsinterventies GI-RN Cognitieve Vaardigheden en GI-GGZ Leefstijltraining.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder feit 1 primair en feit 1 subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder feit 3 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewijswaardering ten aanzien van het onder feit 1 meer subsidiair en het onder feit 2 ten laste gelegde
4.3.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder feit 1 meer subsidiair en onder feit 2 ten laste gelegde feiten beide wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
4.3.2.
Standpunt verdediging
De raadsman van de verdachte heeft betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de aan hem ten laste gelegde poging tot bedreiging door met een vuurwapen op één of meerdere inzittenden van een auto te schieten. De verdachte is, kort nadat hij in zijn auto was gestapt, door een onbekende man beroofd van zijn sporttas met daarin € 1.000,00. In de worsteling die tussen de overvaller en de verdachte is ontstaan heeft de verdachte de overvaller het vuurwapen afhandig gemaakt. Vervolgens is het wapen tijdens de worsteling afgegaan.
Dit brengt met zich dat de verdachte niet bewust met het vuurwapen heeft geschoten.
Hieruit volgt verder dat de verdachte het vuurwapen te kort in zijn bezit heeft gehad om te kunnen oordelen dat hij ook beschikkingsmacht over dat wapen had. Dat maakt dat de verdachte ook van het onder feit 2 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
4.3.3.
Beoordeling
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. De verdachte is vlakbij zijn huis in zijn auto gestapt en is voordat hij kon wegrijden onder schot genomen door een overvaller. Terwijl de verdachte in zijn auto zat met een open portier, en de overvaller buiten de auto stond, ontstond er een worsteling om het vuurwapen omdat de verdachte de hand/arm van de overvaller met daarin het vuurwapen vastgreep. De verdachte heeft het vuurwapen in handen gekregen en is uit de auto gesprongen. De overvaller heeft kans gezien om weg te rijden met de auto van de verdachte.
De verklaring van de verdachte dat het vuurwapen is afgegaan tijdens de worsteling met de overvaller vindt echter geen steun in de getuigenverklaringen in het dossier. De getuige [naam getuige 1] heeft verklaard dat zij een jongen achter een auto heeft aan zien rennen. Tijdens het rennen pakte de jongen een vuurwapen uit zijn jaszak en schoot daarmee in de richting van die wegrijdende auto. De getuige [naam getuige 2] was bij een flat in de betreffende straat aan het werk en heeft kort na de gebeurtenis met de verdachte gesproken. Hij heeft verklaard dat de verdachte aan hem heeft verteld dat hij was beroofd, dat hij het vuurwapen van de overvaller in handen had gekregen en dat hij daarmee op de grijze Ford Focus had geschoten. Omdat de verklaringen op hoofdlijnen wel overeenkomen, stelt de rechtbank op basis van deze verklaringen vast dat de verdachte in de rijrichting van zijn auto heeft geschoten terwijl hij achter die auto aan rende.
Voor een veroordeling ter zake van bedreiging is vereist dat de bedreiging de bedreigde ook daadwerkelijk heeft bereikt en dat bij hem de redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee wordt gedreigd ook gepleegd zou worden. Uit het dossier blijkt niet wie de inzittende van de auto is geweest. Omdat die persoon onbekend is gebleven, en dus ook niet verhoord is, kan de rechtbank niet vaststellen of de inzittende heeft gemerkt dat er door de verdachte is geschoten. De rechtbank is van oordeel dat het schieten met een vuurwapen in de rijrichting van een auto zonder meer als bedreigend moet worden opgevat. Wanneer deze bedreiging de inzittende zou hebben bereikt, kon deze bedreiging bij hem de redelijke vrees doen ontstaan dat de verdachte zijn bedreiging ook daadwerkelijk zou uitvoeren door gericht op hem te schieten. Bewezen kan worden dat de verdachte heeft gepoogd de inzittende van de auto te bedreigen met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit stelt de rechtbank voorop dat voor een veroordeling wegens het voorhanden hebben van een wapen en munitie in de zin van artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie is vereist dat sprake is geweest van een meerdere of mindere mate van bewustheid bij de verdachte omtrent de aanwezigheid daarvan. De rechtbank overweegt dat de verdachte de overvaller het vuurwapen afhandig heeft gemaakt en daarna, zoals de rechtbank hiervoor heeft vastgesteld, bewust een schot heeft gelost met dat vuurwapen. Het bewuste gebruik van dat vuurwapen maakt dat de rechtbank de verdediging niet volgt als zij stelt dat de verdachte het vuurwapen te kort in zijn bezit heeft gehad om er ook daadwerkelijk beschikkingsmacht over te hebben. Bewezen kan worden dat de verdachte een vuurwapen en munitie voorhanden heeft gehad.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 meer subsidiair en feit 2 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 3 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij op 07 december 2017 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om één tot op heden onbekend gebleven inzittende van een auto (merk Ford, type Focus, kleur grijs) te bedreigen met enig misdrijf tegen het leven gericht, met een vuurwapen heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 07 december 2017 te Rotterdam een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie II onder 2° van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3° van die wet in de vorm van een pistool en munitie van categorie III, te weten vier, kogelpatronen, voorhanden heeft gehad;
3.
hij op 7 mei 2017 te Rotterdam, op de openbare weg, de
Coolsingel, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen, welk geweld bestond uit het gooien van stenen en een bierfles en een stoel en blikjes naar politiemensen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.poging tot bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

2.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie

3.openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte is, naar moet worden aangenomen, het slachtoffer geworden van een beroving. De verdachte heeft in een worsteling het vuurwapen van zijn berover afgepakt. Toen die persoon vervolgens wegreed in de auto van de verdachte, rende de verdachte achter zijn auto aan en heeft hij de dader geprobeerd te bedreigen door met het afgepakte pistool in de rijrichting van die auto te schieten. De rechtbank neemt het de verdachte niet kwalijk dat hij het vuurwapen heeft weten af te pakken toen hij zich daarmee geconfronteerd zag. Wel neemt zij het hem kwalijk dat hij daarna met dat (semi)automatische en geladen vuurwapen midden op de dag in een woonwijk in de richting van een auto heeft geschoten. Dergelijk gewelddadig optreden op straat, midden in een woonwijk, is extreem gevaarzettend, levensbedreigend en angstaanjagend. Dit geldt niet alleen voor de inzittende van de auto, maar ook voor de omwonenden en getuigen van het incident. De rechtbank merkt daarbij op dat uit de getuigenverklaringen blijkt dat mensen juist onderweg waren om kinderen van school te halen.
Ruim een half jaar eerder heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging in vereniging tegen politieagenten. Na een door Feyenoord verloren voetbalwedstrijd hebben mensen zich in het centrum van Rotterdam tegen de politie gekeerd en zijn er allerlei objecten naar de politie gegooid. De verdachte heeft zich daarbij aangesloten omdat hij volgens zijn verklaring ‘het gevoel had daaraan mee te moeten doen’.
In beide gevallen brengt het handelen van de verdachte onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van de samenleving met zich en versterkt het gevoel van onveiligheid.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 26 april 2018, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 20 februari 2018. Dit rapport houdt – onder meer en voor zover van belang – het volgende in.
De verdachte beschikt in potentie over voldoende mogelijkheden om zijn leven goed te organiseren. Wel is de verdachte gevoelig voor negatieve beïnvloeding. Het recidiverisico wordt ingeschat als matig. Een cognitieve vaardigheidstraining is passend in dat kader. Omdat de openlijke geweldpleging onder invloed van alcohol is gepleegd en de verdachte ook bekend is met combinatiegebruik van alcohol en cocaïne is ook een leefstijltraining passend. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die langer is dan de duur van de tot aan de zitting ondergane voorlopige hechtenis achterwege te laten. De rechtbank zal de verdediging volgen in haar verzoek en overweegt dat de verdachte nog relatief jong is, first offender is, en zelf slachtoffer is geworden van een beroving met een vuurwapen.
Uit het dossier komen naar het oordeel van de rechtbank bedenkelijke omstandigheden naar voren. Zo blijkt dat de verdachte cocaïne gebruikt en wordt er een foto van – zo heeft de verdachte verklaard – een kilo cocaïne in zijn telefoon aangetroffen. Dit baart de rechtbank zorgen. Gelet op het voorgaande en omdat de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een fors deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 45, 57, 141 en 285 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 meer subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 365 (driehonderd vijfenzestig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
198 (honderd achtennegentig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de
proeftijd,die hierbij wordt gesteld op
2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal deelnemen aan de gedragsinterventie GI-RN Cognitieve Vaardigheden;
3. de veroordeelde zal deelnemen aan de gedragsinterventie GI-GGZ Leefstijltraining;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I.W.M. Laurijssens, voorzitter,
en mrs. A.M. van der Leeden en J.W. Langeler, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
Primair
hij op of omstreeks 07 december 2017 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk één of meer tot op heden onbekend gebleven inzittenden van een auto (merk Ford, type Focus, kleur grijs) van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een vuurwapen heeft geschoten op,
althans in de richting van die inzittenden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 07 december 2017 te Rotterdam één of meer tot op heden onbekend gebleven inzittenden van een auto (merk Ford, type Focus, kleur grijs) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met een vuurwapen te schieten
Meer Subsidiair
hij op of omstreeks 07 december 2017 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om één of meer tot op heden onbekend gebleven inzittenden van een auto (merk Ford, type Focus, kleur grijs) te bedreigen met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, met een vuurwapen heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
2.
hij op of omstreeks 07 december 2017 te Rotterdam een (of meer) wapen(s) als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1° en/of Categorie II onder 2° van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3° van die wet in de vorm
van een pistool
en/of
munitie van categorie II en/of III, te weten vier, althans één of meer kogelpatro(o)n(en), voorhanden heeft gehad;
3.
ter berechting gevoegd de zaak met parketnummer 10/742162-17
hij op of omstreeks 7 mei 2017 te Rotterdam, op of aan de openbare weg(en), de Coolsingel, in elk geval op of aan (een) openbare weg(en), openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen, welk geweld bestond uit het gooien van (een) ste(e)nen en/of een (bier)fles en/of (een) stoel(en) en/of (een) blikje(s) naar politiemensen.