ECLI:NL:RBROT:2018:5965

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 juni 2018
Publicatiedatum
23 juli 2018
Zaaknummer
10-026602-18 / vordering TUL VV: 10/681107-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorhanden hebben van een vuurwapen met recidive

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 juni 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van een vuurwapen. De verdachte, geboren in Dordrecht en ten tijde van de zitting preventief gedetineerd, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. R. van den Hemel. De officier van justitie, mr. W.B.J. ten Have, eiste een gevangenisstraf van 18 maanden, met een vrijheidsbeperkende maatregel van 2 jaar voor het gebied Sliedrecht, en de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 6 februari 2018 in Sliedrecht een revolver en munitie voorhanden had, terwijl hij reeds eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten. De verdachte verklaarde dat hij dacht een alarmpistool bij zich te hebben, maar de rechtbank oordeelde dat zijn verklaring niet aannemelijk was. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het ten laste gelegde feit en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, met een proeftijd van 2 jaar en een gebiedsverbod voor Sliedrecht. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf gelast, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden had gehouden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de jongste rechter niet in staat was het vonnis te ondertekenen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-026602-18
Parketnummer vordering TUL VV: 10/681107-16
Datum uitspraak: 5 juni 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
Kerkeplaat 25, 3313 LC Dordrecht,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Dordrecht,
raadsvrouw mr. R. van den Hemel, advocaat te Dordrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 22 mei 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.B.J. ten Have heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest;
  • oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende een verbod om gedurende een periode van 2 jaar in Sliedrecht te komen. Bij overtreding van dat verbod dient er (telkens) 2 weken hechtenis te worden toegepast, met een maximum van 6 maanden;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/681107-16.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdachte heeft verklaard dat hij niet wist dat hij een echte revolver bij zich droeg; hij verkeerde in de veronderstelling dat het ging om een alarmpistool.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank overweegt dat de verdachte heeft verklaard dat hij een vergoeding van
€ 200,00 zou ontvangen voor het wegbrengen van een alarmpistool voor iemand wiens naam hij niet bekend wil maken. Deze vergoeding staat niet in verhouding tot de minimale inspanning die het vergt om een alarmpistool weg te brengen. Reeds hierom is de rechtbank van oordeel dat dat de verklaring van de verdachte niet aannemelijk is geworden. De rechtbank gaat ervan uit dat de verdachte zich ervan bewust was dat hij een echt vuurwapen bij zich droeg.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van het wettig bewijsmiddel opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 6 februari 2018 te Sliedrecht een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een revolver van het merk BBM type Olympic 38 kaliber .22 LR
en
munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III te weten 18 kogelpatronen, kaliber .22 LR
voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft een geladen revolver met munitie voorhanden gehad terwijl hij zich overdag in een lijnbus bevond. Hij droeg de revolver en munitie in een tasje om zijn nek. De verdachte liep op dat moment in een proeftijd van een eerdere veroordeling op grond van de Wet Wapens en Munitie en hij was in de maand voor zijn aanhouding nog veroordeeld door de politierechter. Met zijn handelen heeft de verdachte een onaanvaardbaar gevaar voor de veiligheid van andere personen in het leven geroepen omdat het voorhanden hebben van een geladen vuurwapen het gebruik van dat vuurwapen mogelijk maakt en, naar de ervaring leert, ook vaak met zich meebrengt. Dit is de reden waarom tegen illegaal vuurwapenbezit streng dient te worden opgetreden.
7.3.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 20 april 2018, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.1.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 14 mei 2018. Dit rapport houdt – onder meer en voor zover van belang – het volgende in.
Er zijn aan de verdachte meerdere reclasseringstoezichten opgelegd, waarbij diverse
interventies zijn ingezet. Deze zijn alle mislukt. De verdachte zegt gemotiveerd te zijn voor begeleiding voor zijn woon- en schuldenproblematiek en dat hij wil deelnemen aan behandeling gericht op agressiebeheersing. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. In dat kader heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), die voor het voorhanden hebben van een revolver uitgaan van een gevangenisstraf van drie maanden.
De officier van justitie heeft ter toelichting op zijn strafeis medegedeeld dat hij is uitgegaan van de eerdere veroordeling van de verdachte in augustus 2016. Daar heeft de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk opgelegd gekregen. Omdat de verdachte is gerecidiveerd heeft de officier van justitie een eis geformuleerd die hoger is dan de eerder opgelegde straf. De rechtbank neemt de eis van de officier van justitie niet over. De rechtbank stelt vast dat aan de eerdere veroordeling een geheel ander feitencomplex ten grondslag lag en dat het in die zaak in tegenstelling tot de onderhavige zaak ging om een automatisch vuurwapen. De rechtbank weegt bij de vaststelling van de strafmaat wel in negatieve zin mee dat de verdachte reeds meermalen is veroordeeld voor (vuur)wapenbezit. Ook wordt als strafverzwarend meegenomen dat de verdachte het vuurwapen geladen en met munitie bij zich droeg in een lijnbus.
De verdachte heeft tijdens de terechtzitting verklaard dat hij steeds opnieuw in de problemen komt omdat hij na detentie zonder hulp de straat op wordt gestuurd. Hij zag dan, volgens eigen zeggen, geen andere mogelijkheid dan terug te gaan naar Sliedrecht waar hij hulp kon vragen aan bekenden. Zijn negatieve netwerk bevindt zich echter in Sliedrecht waardoor mensen hem daar – omdat ze op de hoogte zijn van zijn verleden – sneller benaderen voor criminele activiteiten. Om dat in de toekomst te voorkomen heeft de verdachte ter zitting een gebiedsverbod voor de gemeente Sliedrecht voorgesteld. Daar zal de rechtbank in meegaan.
De verdachte heeft tevens aangegeven dat hij hulp bij agressieregulering nodig heeft en ook bij zaken als wonen en afwikkeling van schulden. Zeker nu de rechtbank een gebiedsverbod zal opleggen voor de gemeente Sliedrecht, acht de rechtbank het van belang dat de verdachte begeleiding krijgt. Om die reden zal de rechtbank, ondanks de eerder mislukte toezichten, een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. De rechtbank sluit daarbij aan bij de voorwaarden die de politierechter in zijn uitspraak van 5 januari 2018 heeft opgelegd. De rechtbank overweegt dat uit het dossier blijkt dat de verdachte gemotiveerd is om een nieuwe weg in te slaan, hetgeen ook blijkt uit het feit dat de verdachte nu voorstander is van een gebiedsverbod terwijl hij zich daar eerder tegen heeft verzet. Door zijn aanhouding voor deze zaak in februari 2018 heeft de verdachte zichzelf de kans ontnomen om aan te tonen dat hij daadwerkelijk gemotiveerd is om te werken aan de bij uitspraak van 5 januari 2018 gewijzigde voorwaarden en aldus te werken aan zijn agressieproblematiek en de hulp en steun van de reclassering te aanvaarden. Daarnaast dient het voorwaardelijk strafdeel er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Ter voorkoming van strafbare feiten wordt aan de verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van twee jaren opgelegd, inhoudende een gebiedsverbod voor de gemeente Sliedrecht. In het geval de verdachte zich hier niet aan houdt, zal er telkens twee weken vervangende hechtenis worden toegepast, met een maximum van zes maanden (in de zin van artikel 38w Sr). Nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen wordt bevolen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is (overeenkomstig artikel 38v lid 4 Sr).
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

Aan dit vonnis is als bijlage een lijst gehecht van de in beslag genomen voorwerpen, waarvan de inhoud als hier ingelast dient te worden beschouwd.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen voorwerpen te onttrekken aan het verkeer.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich niet uitgelaten over het beslag.
8.3.
Beoordeling
De in beslag genomen voorwerpen zullen worden onttrokken aan het verkeer omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

9.Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 19 augustus 2016 van de meervoudige kamer van deze rechtbank is de verdachte ter zake van vuurwapenbezit veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan een gedeelte groot 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 5 januari 2017.
9.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft de volledige tenuitvoerlegging gevorderd.
9.3.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.4.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van het voorwaardelijk gedeelte van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde straf.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Behalve op het reeds genoemde artikelen is gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36b, 36d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
3 (drie) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de
proeftijd, die hierbij wordt gesteld op
2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van een forensische polikliniek zoals Fivoor of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, voor zijn agressieproblematiek, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van
2 (twee) jaren, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen zich niet op te houden in de gemeente Sliedrecht, gedurende twee jaren na heden;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 2 weken, met een totale duur van ten hoogste zes maanden;
beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart onttrokken aan het verkeer de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte lijst zijn genummerd 1, 2 en 3;
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van de rechtbank te Rotterdam d.d. 19 augustus 2016, gewezen onder parketnummer 10/681107-16, te weten een
gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) maanden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I.W.M. Laurijssens, voorzitter,
en mrs. A.M. van der Leeden en J.W. Langeler, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 6 februari 2018 te Sliedrecht (een) wapen(s) als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een revolver van het merk BBM type Olympic 38 kaliber .22 LR
en/of
munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III te weten 18 kogelpatronen, kaliber .22 LR
voorhanden heeft gehad.