ECLI:NL:RBROT:2018:6429

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 juli 2018
Publicatiedatum
3 augustus 2018
Zaaknummer
10/750063-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en mensensmokkel met kinderen in verborgen ruimte van vrachtauto

Op 25 juli 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een medeverdachte schuldig is bevonden aan mensensmokkel van zes personen, waaronder vier kinderen. De feiten vonden plaats op 11 februari 2016, toen de verdachte als bijrijder in een vrachtauto zat die op het punt stond de ferry naar Engeland te nemen. Tijdens een uitreiscontrole in Hoek van Holland werden zes vreemdelingen met Afghaanse nationaliteit ontdekt in een verborgen ruimte van het voertuig. De verdachte ontkende kennis te hebben van de aanwezigheid van deze personen en beweerde in Nederland te zijn voor een verhuisklus. De rechtbank achtte deze verklaring echter onaannemelijk, gezien de omstandigheden en het bewijs dat de verdachte en zijn medeverdachte samenwerkten bij het vervoer van de vreemdelingen.

De rechtbank concludeerde dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de mensensmokkel en dat hij dit uit winstbejag deed. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden. De rechtbank weegt in haar beslissing de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte mee. De rechtbank benadrukt dat mensensmokkel niet alleen het overheidsbeleid ondermijnt, maar ook bijdraagt aan een illegaal circuit en de risico's voor de gesmokkelden vergroot. De verdachte werd schuldig bevonden aan het medeplegen van mensensmokkel en het faciliteren van de toegang tot Nederland voor de vreemdelingen, terwijl hij wist dat dit wederrechtelijk was.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/750063-16
Datum uitspraak: 25 juli 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
feitelijk verblijvende op het adres [verblijfadres verdachte] , [verblijfplaats verdachte] ( [verblijfsland verdachte] ),
raadsvrouw mr. A. Petrescu, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 11 juli 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Blom heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte vrij dient te worden gesproken van het
ten laste gelegde feit wegens het ontbreken van voldoende wettig bewijs voor het opzet op de mensensmokkel en het medeplegen. De verdachte wist niet meer dan dat hij zou helpen met een verhuisklus en had ook niet redelijkerwijs moeten vermoeden dat hij zich bezighield met mensensmokkel. De verdachte kon met zijn medeverdachte [naam medeverdachte] (hierna: de medeverdachte) niet communiceren omdat hij geen Engels sprak en is daarnaast niet de hele tijd bij het voertuig geweest.
Beoordeling
Op 11 februari 2016 omstreeks 19.45 uur werd er een uitreiscontrole uitgevoerd op het vrachtterrein op de grensdoorlaatpost te Hoek van Holland. Een voertuig van het merk Mercedes Sprinter, waarvan de medeverdachte de bestuurder was en de verdachte de bijrijder, werd met behulp van een speurhond onderworpen aan een controle. Er bleek een verborgen ruimte te zitten in de laadruimte van het voertuig, waarin zich zes vreemdelingen met de Afghaanse nationaliteit bevonden. Twee van deze vreemdelingen zijn gehoord, namelijk [naam vreemdeling 1] en [naam vreemdeling 2] . [naam vreemdeling 1] verklaarde dat hij samen met de andere vijf vreemdelingen in het betreffende voertuig was gestapt en dat de autorit tot aan de controle ongeveer één uur had geduurd. [naam vreemdeling 2] verklaarde dat zij tot de controle ongeveer twee uur hadden gereden.
De rechtbank acht de verklaring van de verdachte dat hij geen wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de vreemdelingen in de auto onaannemelijk en overweegt daartoe het volgende.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachten op 10 februari 2016 vanuit Harwich in Engeland de overtocht hebben gemaakt naar Hoek van Holland. Op 11 februari 2016 hebben zij de gehele dag samen in Nederland verbleven. Gedurende die tijd hebben zij de Mercedes Sprinter op enig moment wel verlaten, maar beiden verklaren dat ze in de periode van 16.16 uur, zijnde het moment waarop de medeverdachte de tickets voor de ferry naar Groot-Brittannië heeft gekocht, tot het moment van de controle om 19:45 uur bij de bus zijn geweest. Gelet op de verklaringen van [naam vreemdeling 1] en [naam vreemdeling 2] dat zij voorafgaand aan de controle gedurende één of twee uur in de bus hadden gezeten, moeten de verdachten dus in of bij de bus aanwezig zijn geweest op het moment dat de vreemdelingen de bus betraden. Daar komt bij dat op het moment van aanhouding bij de medeverdachte een briefje met aantekeningen werd aangetroffen met onder meer de tekst ‘Melanchtonweg 70 Rotterdam parking for waiting people. 6 AM.’ Daarnaast bleek de medeverdachte die dag om 18:41 uur een sms te hebben ontvangen met de tekst: ‘They are there cant find the park I cal u 10 min’.
Op grond van voornoemde feiten en omstandigheden - in onderling verband en samenhang bezien - is de rechtbank van oordeel dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is dat de verdachte behulpzaam is geweest bij het vervoer van de vreemdelingen door Nederland naar Groot-Brittannië. De rechtbank acht ook bewezen dat de verdachte wist dat hij vreemdelingen vervoerde. Dat de reis bedoeld was voor een verhuisklus acht de rechtbank, zoals gezegd, ongeloofwaardig. Niet alleen is het opmerkelijk dat de verdachte - naar eigen zeggen - gedurende zijn vrije dagen met iemand die hij niet kende en met wie hij niet kon communiceren, een reis naar Nederland zou hebben ondernomen om hem te helpen met het sjouwen van oude meubels. Belangrijker nog is dat de verdachte, zoals hij ter zitting heeft verklaard, niet op de hoogte was van de details van deze verhuisklus en dat hij ook niet wist hoeveel hij aan deze klus zou verdienen. Bovendien zijn voor de reis van de verdachte en zijn medeverdachte kosten gemaakt voor onder meer een retourticket met de ferry van en naar Groot-Brittannië en een hotelovernachting, welke kosten bezwaarlijk opwegen tegen het vervoer van oude meubels die de verdachte en zijn medeverdachte volgens hun verklaringen, buiten op het gras ergens in Rotterdam hebben achtergelaten.
Bij deze stand van zaken is naar het oordeel van de rechtbank geen ander doel gebleken dan dat de bus bestemd was voor mensensmokkel, nu daarin in een verborgen ruimte in de laadruimte zes vreemdelingen zijn aangetroffen. De verdachten hebben met deze vreemdelingen in de laadruimte hun weg naar Hoek van Holland vervolgd, met het doel om met de ferry de oversteek naar Groot-Brittannië te maken. Gelet op deze handelwijze kan het niet anders dan dat de verdachte het vervoer van de vreemdelingen willens en wetens heeft gefaciliteerd. Dat hij daarbij uit winstbejag heeft gehandeld, wordt eveneens bewezen geacht. Van winstbejag is sprake indien het handelen van de dader is ingegeven door een gerichtheid op verrijking, waarbij het niet noodzakelijk hoeft te gaan om een op geld waardeerbaar voordeel en evenmin bepalend is of het beoogde voordeel daadwerkelijk is behaald. Voldoende is dat de dader op de verrijking uit is geweest. De verdachte heeft verklaard wel iets te verdienen aan de reis, maar wist niet hoeveel dat zou zijn. Eén van de vreemdelingen heeft verklaard dat zij per persoon 4.000 à 5.000 dollar hebben moeten betalen voor hun reis vanuit Afghanistan. Van ideële motieven aan de zijde van de verdachte die tot een ander oordeel zouden moeten leiden, is niet gebleken.
Mede in aanmerking genomen dat zowel de verdachte als de medeverdachte heeft verklaard dat zij samen naar Nederland zijn gekomen en dat zij gedurende hun verblijf in Nederland de gehele periode samen zijn geweest en hebben gewerkt, wordt geoordeeld dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking bij het bewezenverklaarde.
Conclusie
De rechtbank verwerpt de verweren van de verdediging en acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 11 februari 2016 te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander, 6 (zes), personen met de Afghaanse nationaliteit,
- behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door,
en
- uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in
Nederland en een andere lidstaat van de Europese Unie terwijl hij, verdachte en zijn mededader wisten dat die toegang of die doorreis en dat verblijf wederrechtelijk was,
immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met zijn mededaders,
- bovengenoemde personen in een vrachtwagen vervoerd door Nederland, en
- een ticket aangeschaft voor de ferry (Stena Line) naar Groot-Brittannië
(aldus) het verblijf in Nederland en het transport en de doorreis door Nederland van die bovengenoemde personen gefaciliteerd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op de eendaadse samenloop van:
Medeplegen van het een ander behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland en een andere lidstaat van de Europese Unie, terwijl hij ernstige redenen heeft te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk is,
en
Medeplegen van een ander uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland en een andere lidstaat van de Europese Unie, terwijl hij weet of ernstige redenen heeft te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk is.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

Algemene overweging
De straf die aan de verdachte worden opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met de medeverdachte schuldig gemaakt aan mensensmokkel van zes personen, onder wie vier kinderen, door hen in Nederland in een verborgen ruimte van de laadruimte van een busje te vervoeren met als bestemming Groot-Brittannië. De gesmokkelden zijn daarbij onder gevaarlijke omstandigheden vervoerd. Zij bevonden zich in een zeer krappe ruimte en hadden het, zo volgt uit de afgelegde verklaringen, zeer benauwd. Ook was het voor hen niet mogelijk om zonder hulp van buitenaf de ruimte te verlaten.
Door mensensmokkel wordt niet alleen het overheidsbeleid inzake bestrijding van illegaal verblijf in en illegale toegang tot Nederland en andere landen van de Europese Unie doorkruist, maar wordt ook bijgedragen aan een illegaal circuit. De handelwijze van de verdachte ondermijnt dit beleid en veroorzaakt onrust en gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Ook leiden dit soort feiten gemakkelijk tot allerlei vormen van uitbuiting en misbruik van kwetsbare personen.
De verdachte heeft het feit uit winstbejag begaan, namelijk om financieel voordeel te verkrijgen. De rechtbank verwijt de verdachte dat hij niet heeft stilgestaan bij het ontwrichtende karakter van mensensmokkel en evenmin bij de risico’s die de gesmokkelden tijdens het vervoer liepen.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 28 juli 2016, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Zij legt echter een lagere straf op dan door de officier van justitie geëist, gelet op
het tijdsverloop en het gegeven dat de door de officier van justitie genoemde strafverzwarende omstandigheden anders worden gewogen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47, 55 en 197a van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V.F. Milders, voorzitter,
en mrs. S.E.C. Debets en J.C. Tijink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C. Ihataren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 juli 2018.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 11 februari 2016 te Hoek van Holland, gemeente
Rotterdam, en/of te Rotterdam althans in Nederland tezamen en in vereniging
met (een) ander(en), althans alleen, 6 (zes), althans één of meer
perso(o)n(en) met de Afghaanse nationaliteit, althans van buitenlandse
afkomst,
- behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis
door, en/of
- uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf
in
Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie en/of IJsland en/of
Noorwegen en/of een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te
New York tot stand gekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land,
over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New
York tot stand gekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, of
die ander (telkens) daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen
heeft/hebben verschaft terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
(telkens) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat die toegang
of die doorreis en/of dat verblijf wederrechtelijk was,
immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met één of meer van zijn
mededaders, althans alleen,
- bovengenoemde personen in een vrachtwagen vervoerd van Frankrijk /
Duitsland / België naar Nederland en/of door Nederland, en/of
- een ticket aangeschaft voor de ferry (Stena Line) naar Groot-Brittannië
(aldus) het verblijf in Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie en/of het transport en de doorreis door Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie van die bovengenoemde pers(o)n(en) georganiseerd en/of gecoördineerd en/of gefaciliteerd
terwijl als gevolg hiervan levensgevaar voor een ander, te weten voornoemde 6
(zes), althans één of meer perso(o)n(en) met de Afghaanse nationaliteit, te
duchten was.
Artikel 197a lid 1, 2 en 5 Wetboek van Strafrecht