In de zaak tegen de verdachte, die op 4 december 2016 in Hoek van Holland werd aangehouden, heeft de rechtbank Rotterdam op 26 juli 2018 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van mensensmokkel, nadat in zijn vrachtwagen achttien personen van Afghaanse afkomst werden aangetroffen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 4 jaar en 6 maanden, maar de rechtbank oordeelde dat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van deze personen in zijn trailer.
Tijdens de zitting op 12 juli 2018 werd het bewijs besproken, waaronder getuigenverklaringen van de aangetroffen vreemdelingen. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de getuigen niet voldoende waren om te bewijzen dat de verdachte op de hoogte was van de vreemdelingen in zijn vrachtwagen. De verdachte en zijn medeverdachte gaven consistente verklaringen over hun route en pauzes, die werden ondersteund door objectieve bevindingen van de Koninklijke Marechaussee.
De rechtbank oordeelde dat de omstandigheden waaronder de vreemdelingen in de trailers werden aangetroffen niet automatisch duiden op betrokkenheid van de verdachte. Aangezien er onvoldoende bewijs was dat de verdachte opzettelijk behulpzaam was geweest bij de mensensmokkel, werd hij vrijgesproken van alle beschuldigingen. Dit vonnis benadrukt het belang van wettig en overtuigend bewijs in strafzaken.