ECLI:NL:RBROT:2018:6459

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 juli 2018
Publicatiedatum
6 augustus 2018
Zaaknummer
10/750313-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplegen van de invoer van cocaïne en veroordeling voor voorbereidingshandelingen van de invoer van 310 kilogram cocaïne

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 juli 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van de invoer van 310 kilogram cocaïne. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het eerste ten laste gelegde feit, namelijk het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van de cocaïne. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte deelnemingshandelingen had verricht vóór de inbeslagname van de cocaïne op 20 augustus 2017. De verdachte had wel bekend dat hij op 28 augustus 2017 voorbereidingshandelingen had verricht op het terrein van een container depot, waar hij werkzaam was. De rechtbank achtte het tweede ten laste gelegde feit, de voorbereidingshandelingen, wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit was begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij niet eerder was veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/750313-17
Datum uitspraak: 26 juli 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
wonende te [adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ( [land verdachte] ),
Raadsman mr. R. Tetteroo, advocaat te Schiedam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 12 juli 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P. Gruppelaar heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
Inleiding
Op 2 augustus 2017 is de container met nummer [nummer container] beladen met bevroren vis in Paramaribo geladen op het motorschip [naam motorschip 1] . Na tussenstops in Pointe-à-Pintre (Guadeloupe) en Duinkerken (Frankrijk) is de container op 20 augustus 2017 gelost van het motorschip [naam motorschip 2] in de haven van Rotterdam. Op diezelfde dag is de container aangeboden bij de douanescan. Op de douanescan werden onregelmatigheden waargenomen in de bodem van de container. Twee narcotica speurhonden hebben vervolgens positief gereageerd op de zijkant en onderkant van de container. Onder de dekplaat van de container en tussen het purschuim troffen de medewerkers van de douane in totaal 310 pakketten aan. Na weging en onderzoek door het Douanelaboratorium bleek dat het ging om ongeveer 310 kilogram cocaïne.
De douanemedewerkers hebben de pakketten vervangen door dummypakketten en de container geprepareerd met afluister- en plaatsbepalingsapparatuur. Op één van de dummypakketten werd op bevel van de officier van justitie een terugplaatsmonster met daarin 10 gram cocaïne geplakt. De container heeft vervolgens zijn normale route vervolgd. Na aflevering van de lading bevroren vis werd de container op 28 augustus 2017 geplaatst op het lege container depot [naam container depot] aan de [plaats delict] te Rotterdam. Hier werd de container onder observatie genomen met behulp van technische hulpmiddelen.
Op basis van de camerabeelden van [naam container depot] is waargenomen dat op 28 augustus 2017 omstreeks 22:00 uur - na sluitingstijd - een voertuig arriveert bij het toegangshek van [naam container depot] . Ongeveer 10 minuten later arriveert een bestelbus bij het toegangshek van [naam container depot] . Het toegangshek gaat open en de twee voertuigen rijden vervolgens het terrein op. Omstreeks 22:16 uur rijdt een Empty Handler (heftruck) over het terrein. Enkele minuten later beweegt de container met nummer [nummer container] richting de reparatieloods. Middels de in de container geplaatste afluisterapparatuur is vastgesteld dat rond 22:31 uur twee mannenstemmen, werk-, slijp- en stapelgeluiden te horen zijn. Uit helikopterbeelden van die avond blijkt dat rond 23:37 uur een persoon de reparatieloods verlaat. Om 23:38 uur rijdt een bestelbusje in de richting van de reparatieloods. De politie besluit op dat moment over te gaan tot aanhouding van de personen in de buurt van de reparatieloods. Uiteindelijk zijn door de politie twee personen aangehouden op het [naam container depot] terrein. De eerste aangehouden persoon bleek te zijn de medeverdachte [naam medeverdachte] . Hij werd aangetroffen in het struikgewas achter de reparatieloods. De tweede persoon die werd aangehouden is de verdachte. Hij werd aangetroffen in een schrootafvalcontainer op het naastgelegen terrein. De verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte] waren beiden werkzaam bij [naam container depot] .
Aan de verdachte wordt onder 1 ten laste gelegd dat hij zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk binnen het grondgebied brengen van 310 kilogram cocaïne. Onder feit 2 wordt hem ten laste gelegd dat hij voorbereidings- en bevorderingshandelingen daartoe heeft verricht.
Standpunten officier van justitie en verdediging
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk binnen het grondgebied brengen van 310 kilogram cocaïne en de voorbereidingshandelingen daartoe. Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde heeft zij aangevoerd dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachte [naam medeverdachte] en dat hun handelingen gericht waren op het opzettelijk binnen het grondgebied brengen van de cocaïne.
De verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij zich in de avond van 28 augustus 2017 schuldig heeft gemaakt aan voorbereidings-, dan wel bevorderingshandelingen op het [naam container depot] terrein door in de reparatieloods samen met een ander de bodem van een container los te halen en vervolgens de pakketjes eruit te halen. De raadsman van de verdachte heeft bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat de verdachte geen (deelnemings)handelingen heeft verricht vóór het moment van de inbeslagname van de cocaïne, zodat geen sprake kan zijn van medeplegen van het binnen het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne.
Beoordeling
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde geldt dat het een feit van algemene bekendheid is dat de logistiek rond de invoer van verboden verdovende middelen complex is waarbij meestal meerdere personen betrokken zijn. Het is bijvoorbeeld immers niet mogelijk dergelijke goederen via de reguliere weg door een reder per schip vanuit Latijns-Amerika naar Europa te vervoeren. Drugs moeten worden gesmokkeld. Alle individuele, identificeerbare handelingen van personen die betrekking hebben op die complexe logistiek moeten daarom in beginsel worden geacht gericht te zijn op de opzet tot het binnen het grondgebied van – in dit geval – Nederland brengen van deze verboden verdovende middelen.
De rechtbank overweegt evenwel dat van medeplegen van een feit als het onderhavige in beginsel alleen sprake kan zijn indien en voor zover de binnen het grondgebied van Nederland gebrachte cocaïne nog niet strafvorderlijk in beslag is genomen. Handelingen die worden verricht na de inbeslagname van de cocaïne kunnen per definitie niet meer strekken tot het verdere vervoer en de overdracht van die binnen het grondgebied van Nederland gebrachte stof. Anders ligt het echter in het geval waarin de medepleger al deelnemingshandelingen heeft verricht vóór de inbeslagname. Afspraken die voor die tijd zijn gemaakt zijn immers reeds dienstig aan het eigenlijke misdrijf.
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat zich in het dossier geen bewijsmiddelen bevinden waaruit volgt dat de verdachte (deelnemings)handelingen heeft verricht vóór de inbeslagname van de cocaïne op 20 augustus 2017. De rechtbank hecht bovendien geloof aan de verklaring van de verdachte dat hij op 28 augustus 2017 is gevraagd wat extra uren te werken en dat hij (pas) tijdens die werkzaamheden werd geconfronteerd met de pakketten. De enkele omstandigheid dat de verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte] ook op 18 augustus 2017 telefonisch contact hebben gehad, kan - mede gelet op hun arbeidsverhouding - niet zonder meer de gevolgtrekking dragen dat het in dat gesprek ging om de invoer van (de onderhavige dan wel een andere lading) verdovende middelen. De verdachte zal gelet op het voorgaande worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde.
Het onder 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend en zal zonder nadere motivering bewezen worden verklaard. De rechtbank zal de verdachte partieel vrijspreken voor de voorbereidingshandelingen die zien op de periode vóór 28 augustus 2017. De rechtbank overweegt daartoe dat uit het dossier niet blijkt dat er met betrekking tot die handelingen een nauwe en bewuste samenwerking was met de medeverdachte.
Conclusie
De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
2.
hij in de periode van
28 augustustot en met 29 augustus 2017 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het vervoeren en binnen het grondgebied van
Nederland brengen van 310 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en te bevorderen,
- zich en een ander gelegenheid en middelen en inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft verschaf
t, en
- voorwerpen en vervoermiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit
hebbende verdachte en/ zijn, verdachtes, mededader:
- zich na de reguliere werktijd, op het terrein van [naam container depot] begeven, en
- de container [nummer container] op het terrein verplaatst en in de reparatieloods van voornoemd terrein gebracht, en
- in die loods de container [nummer container] geopend en/of de bodem van die container eruit gelast, althans losgehaald, en
- vervolgens voornoemde pakketten uit de bodem van voornoemde container gehaald.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet voor te bereiden of te bevorderen, zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en voorwerpen en vervoermiddelen voorhanden hebben, waarvan hij ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit;
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen ten behoeve van het binnen het grondgebied van Nederland brengen van 310 kilogram cocaïne en het verdere vervoer daarvan. Op 20 augustus 2017 is in de haven van Rotterdam een container met in de bodem verstopte pakketten cocaïne gelost. De douanemedewerkers hebben de pakketten met cocaïne vervangen door dummypakketten en hebben de container vervolgens geprepareerd voor aflevering. De verdachte heeft in de avond van 28 augustus 2017, op het terrein waar hij als reparateur van containers werkzaam was, de bodem van de container losgehaald en vervolgens de door de douane geplaatste dummypakketten uit de container gehaald.
Hoewel er geen aanwijzingen zijn dat de verdachte een rol had bij de invoer van de cocaïne over de landsgrens van Nederland, heeft hij door het uitladen van de drugs wel bijgedragen aan de voorbereiding van het verdere vervoer daarvan en daarmee het in het maatschappelijk verkeer brengen van die drugs. Het betreft een grote hoeveelheid. Door aldus te handelen heeft de verdachte zich op het terrein begeven van de internationale handel in verdovende middelen. Het is algemeen bekend dat harddrugs een gevaar voor de volksgezondheid opleveren. Het gebruik ervan is bovendien bezwarend voor de samenleving, onder andere door de daarmee gepaard gaande criminaliteit. Door de strafbaarstelling van voorbereidingshandelingen en het daarop gestelde wettelijke strafmaximum is tot uiting gebracht dat de drugshandel, ook indien deze zich nog in de voorbereidende fase bevindt, streng dient te worden bestraft.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 6 februari 2018, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank zal in strafverlagende zin afwijken van de eis van de officier van justitie, nu de verdachte van het onder 1 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. Daarnaast heeft de rechtbank ten gunste van de verdachte acht geslagen op de omstandigheid dat hij met zijn handelen weliswaar een onmisbare, maar niet een leidinggevende of bepalende rol heeft gespeeld. De verdachte heeft eenmalig een (wezenlijke) bijdrage geleverd. De rechtbank gaat bovendien uit van de verklaring van de verdachte dat hij (pas) tijdens zijn werkzaamheden aan de container werd geconfronteerd met de pakketten.
Een deel van de straf zal de rechtbank voorwaardelijk opleggen als stok achter de deur, om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst nogmaals schuldig te maken aan strafbare feiten.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d en 47 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 10a van de Opiumwet

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden,
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I.W.M. Laurijssens, voorzitter,
en mrs. K. Bakker en D.Y.A. van Meersbergen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Witteman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 20 augustus 2017 tot en met 29 augustus
2017 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld
in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 310 kilogram, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel
als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij in of omstreeks de periode van 15 juli 2017 tot en met 29 augustus 2017
te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken,
verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van
Nederland brengen van 310 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de
Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit
hebbende/is verdachte en/of (een of meer van) zijn, verdachtes, mededader(s):
- één of meer (organisatie)telefoon(s) aangeschaft en/of verstrekt gekregen, in elk geval voorhanden gehad, en/of
- in persoon, telefonisch en/of via e-mail contact met één of meer mededaders(s) onderhouden, en/of
- de container [nummer container] met lading (met in de bodem pakketten cocaïne verstopt) naar Nederland verscheept en/of laten verschepen, en/of
- de container [nummer container] doorgegeven (gekregen), en/of
- de (lege) container [nummer container] (met in de bodem de pakketten cocaïne) doen/laten afleveren op het terrein van [naam container depot] , alwaar hij, verdachte, en zijn medeverdachte werkzaam is/zijn,
- de routing van de voornoemde container via internet meermalen geraadpleegd en/of gevolgd, en/of
- geld in het vooruitzicht gesteld gekregen, en/of
- afspraken gemaakt over het afgeven/verstrekken van geld, en/of
- afspraken met zijn mededader(s) gemaakt over het uithalen van de pakketten cocaïne, en/of
- sporttassen voor het verdere transport van de pakketten cocaïne aangeschaft en/of verstrekt gekregen, en/of
- zich onbevoegd, althans heimelijk, in elk geval na de reguliere werktijd, op het terrein van [naam container depot] begeven, en/of
- de container [nummer container] op het terrein verplaatst en/of naar/in de reparatieloods van voornoemd terrein gebracht, en/of
- in die loods de container [nummer container] geopend en/of de bodem van die container eruit gelast, althans losgehaald, en/of
- ( vervolgens) voornoemde pakketten uit de bodem van voornoemde container gehaald;