Uitspraak
Rechtbank RotterdaM
10 januari 2018.
raadsmanvan de verdachte is aanwezig mr. R.D.A. van Boom, advocaat te Utrecht.
Deze zijn in drie categorieën onder te verdelen.
In de eerste plaatsheeft de raadsman verzocht om het horen van een aantal getuigen;
in de tweede plaatsom de inzage dan wel voeging in het procesdossier van een groot aantal stukken en
in de laatste plaatsom het beantwoorden van een groot aantal vragen in een aanvullend proces-verbaal. De rechtbank begrijpt de officier van justitie zo, dat zij heeft toegezegd dat de laatstbedoelde vragen in een aanvullend proces-verbaal zullen worden beantwoord. Alleen al om die reden behoeft de rechtbank over dit laatste verzoek geen beslissing te nemen. Overigens wijst de rechtbank er op, dat de hieronder te bespreken regeling over het voegen van stukken alleen betrekking heeft op bestaande stukken en (dus) niet van toepassing is op verzoeken om (nader) proces-verbaal op te maken en dit bij de processtukken te voegen ( TK 2009–2010, 32 468 , nr. 3, p. 27).
1. Het wettelijk kader; de maatstaven
alleen dan kan worden gezegd dat de verdachte door afwijzing van het verzoek redelijkerwijs niet in zijn verdediging wordt geschaad, indien de punten waarover de getuige kan verklaren, in redelijkheid niet van belang kunnen zijn voor enige in zijn strafzaak te nemen beslissing dan wel redelijkerwijze moet worden uitgesloten dat die getuige iets over bedoelde punten zou kunnen verklaren” (r.o. 2.5). Daarbij wordt wel van de verdediging verwacht dat zij motiveert waarom de opgegeven getuigen moeten worden gehoord. Te denken valt in dit verband aan het opgeven van de redenen voor het doen horen van getuigen wier verklaringen kunnen strekken tot staving van een alternatieve lezing, of het doen horen van getuigen die in het vooronderzoek zijn gehoord en die tegen de verdachte hebben verklaard, teneinde deze personen of hun afgelegde verklaringen op geloofwaardigheid en betrouwbaarheid te toetsen.
fishing expedition” zijn en dient de stukken nauwkeurig te omschrijven ( TK 2009-2010, 32 468 , nr. 3, p. 27). In artikel 34, tweede lid, Sv is bepaald, dat de verdachte aan de officier van justitie kan vragen om inzage in die stukken om het verzoek te kunnen onderbouwen. De officier van justitie kan die voeging en inzage weigeren, als hij van oordeel is dat het niet om processtukken gaat danwel een van de belangen van artikel 187d Sv in het geding zijn: een getuige zal ernstige overlast ondervinden of in de uitoefening van zijn beroep worden belemmerd; een zwaarwegend opsporingsbelang of de staatsveiligheid wordt geschaad.
aan de hand van de eisen die voortvloeien uit de beginselen van een behoorlijke procesorde, waarbij mede betekenis toekomt aan de (belastende dan wel ontlastende) aard van de over te leggen bescheiden of stukken en, indien het gaat om belastende bescheiden of stukken, aan de (al dan niet complexe) aard van de te berechten zaak en het stadium waarin de procedure zich bevindt” (HR 5 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:2, r.o. 2.3 wat betreft het verzoek om stukken ter zitting te voegen en HR 10 oktober 2017, ECLI:NL:HR:2017:2571 wat betreft stukken die niet ter zitting aanwezig zijn). Dat laat dus de mogelijkheid open dat een stuk dat relevant is, toch niet aan de processtukken wordt toegevoegd, gelet op aard van de te berechten zaak en het stadium waarin de procedure zich bevindt. Bovendien impliceert het noodzaakscriterium van artikel 315 Sv dat het perspectief van beoordeling, het perspectief van de rechter is en niet van de verdediging. Het is de rechter die bepaalt welke voeging van stukken noodzakelijk is met oog op zijn beslissing en niet zonder meer met het oog op de belangen van de verdediging.
zaak wordt verwezen naar de rechter-commissarisbelast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, teneinde:
mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
mr. A. van Luijck en mr. R.H. Kroon, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Ince, griffier.