Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
[naam 2] ( [verzoeker 2] ),beide te [vestigingsplaats] , verzoekers,
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 30 maart 2018 uitspraak gedaan op de verzoeken om voorlopige voorzieningen van [verzoekster] en [verzoeker 2] tegen de Autoriteit Financiële Markten (AFM). De verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen de besluiten van AFM van 22 januari 2018, waarin werd besloten tot openbaarmaking van boetebesluiten die eerder aan hen waren opgelegd. De boetes waren opgelegd wegens overtredingen van de Wet op het financieel toezicht (Wft). De verzoekers stelden dat volledige openbaarmaking van de boetebesluiten hen onevenredig zou schaden en vroegen om schorsing van de publicatie totdat in de bodemprocedure zou zijn beslist.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat AFM op basis van de Wft verplicht is om boetebesluiten openbaar te maken zodra deze onherroepelijk zijn. De rechtbank oordeelde dat de belangen van de verzoekers niet zodanig bijzonder zijn dat deze zwaarder wegen dan het belang van de openbaarmaking. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de publicatie van de boetebesluiten een maatschappelijk belang dient en dat de verzoekers niet hebben aangetoond dat zij onevenredige schade zouden lijden door de publicatie.
Wel heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat AFM de persberichten bij de openbaar te maken boetebesluiten diende aan te passen, zodat de tekst niet onterecht de indruk wekt dat de verzoekers zich schuldig hebben gemaakt aan illegale praktijken. De verzoeken om voorlopige voorzieningen zijn gedeeltelijk toegewezen, waarbij AFM werd opgedragen de persberichten aan te passen, maar de verzoeken voor het overige zijn afgewezen. Tevens is AFM veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de verzoekers.