ECLI:NL:RBROT:2018:9003

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 november 2018
Publicatiedatum
2 november 2018
Zaaknummer
10/741046-15
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens gebrek aan bewijs in geweldszaak rondom Club Blender in Rotterdam

Op 2 november 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van geweldpleging op 26 december 2014 bij Club Blender in Rotterdam, waarbij het slachtoffer ernstig hersenletsel opliep. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen bewijs was voor de rechtstreekse betrokkenheid van de verdachte bij de geweldshandelingen. De getuigenverklaringen en camerabeelden waren onvoldoende om de verdachte te identificeren als degene die het geweld had gepleegd. De officier van justitie had een gevangenisstraf en taakstraf geëist, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte vrijgesproken moest worden van alle tenlastegelegde feiten. De benadeelde partij, die schadevergoeding had gevorderd, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering omdat de verdachte was vrijgesproken. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat de verdachte verantwoordelijk was voor het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer, en sprak de verdachte vrij van alle beschuldigingen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/741046-15
Datum uitspraak: 2 november 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] ,
[woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. S. Splinter, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 19 oktober 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.J. du Croix heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het meer subsidiair ten laste gelegde (poging zware mishandeling);
  • oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van twintig (20) dagen met aftrek van voorarrest en oplegging van een taakstraf voor de duur van 120 uren, voor het geval deze niet naar behoren wordt verricht te vervangen door 60 dagen vervangende hechtenis.

4.Motivering vrijspraak

4.1.
De feiten
In de vroege ochtend van 26 december 2014 zijn bij en in de buurt van Club Blender in Rotterdam verschillende vechtpartijen uitgebroken tussen de twee vriendengroepen van enerzijds de verdachte en zijn medeverdachte [naam medeverdachte] en anderzijds het latere slachtoffer [naam slachtoffer] . Op enig moment is een aantal jongens van beide groepen achter elkaar aan naar de overkant van de straat gerend en korte tijd later is aan die overkant achter een busje liggend op de grond en buiten bewustzijn [naam slachtoffer] aangetroffen.
[naam slachtoffer] is per ambulance naar het Erasmus Medisch Centrum gebracht. Daar is gebleken dat sprake was van ernstig hersenletsel. Onder andere was het noodzakelijk om een deel van zijn schedel tijdelijk te verwijderen. Tot 5 januari 2015 is [naam slachtoffer] in coma gehouden. Hij mocht op 13 januari 2015 de intensive care verlaten. Nadien heeft hij nog langdurig gerevalideerd en intensieve behandelingen voor posttraumatische stressstoornis gevolgd.
4.2
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de meer subsidiair tenlastegelegde poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Uit de verklaring van de getuige [naam getuige] volgt dat hij naar de overkant van de weg is gerend en dat hij daarbij door een jongen met donker golvend haar en een wit shirt achterna is gezeten. [naam slachtoffer] zelf heeft verklaard dat hij zag dat het gevecht zich verplaatste naar de overkant van de straat, dat [naam getuige] er bij betrokken was en dat hij er op af ging met het voornemen om het te sussen. Toen hij aan de overkant van de straat was, kreeg hij, zo heeft hij verklaard, een flying kick waardoor hij ten val kwam. Uit het proces-verbaal van het uitkijken van de camerabewakingsbeelden getiteld ‘ [naam proces-verbaal] ’ blijkt eveneens dat een jongen met een wit shirt [naam slachtoffer] heeft neergetrapt. Gelet op de verklaring van [naam getuige] en de camerabeelden moet worden geconcludeerd dat het de verdachte is geweest die [naam slachtoffer] met een trap heeft neergehaald. Vervolgens heeft de medeverdachte [naam medeverdachte] andere geweldshandelingen tegen (het hoofd van) het slachtoffer verricht. Deze laatste geweldshandelingen, die het letsel bij [naam slachtoffer] hebben veroorzaakt, zijn niet aan de verdachte toe te rekenen. Het met een trap ten val brengen van [naam slachtoffer] betreft naar z’n aard een andere gedraging dan het vol tegen het hoofd trappen toen hij al op de grond lag. Daarom dient vrijspraak te volgen van het primair tenlastegelegde medeplegen van poging doodslag. Met het geven van een ‘flying kick’ heeft de verdachte evenmin het (voorwaardelijk) opzet gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, zodat ook vrijspraak moet volgen van het subsidiair tenlastegelegde.
4.3
Beoordeling
Vaststaat dat tegen [naam slachtoffer] ernstig geweld is gebruikt en dat hij daarbij zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of het de verdachte is die hiervoor (al dan niet samen met iemand anders) verantwoordelijk is. De verdachte heeft verklaard niet aan de overkant van de straat te zijn geweest en heeft ontkend geweld te hebben gebruikt tegen [naam slachtoffer] .
[naam getuige] heeft in eerste instantie verklaard dat hij naar de overkant van de straat is gerend en dat hij daarbij door een ‘Marokkaanse jongen’ en ‘een jongen met donker golvend haar en een wit shirt’ achterna is gezeten. Over die ‘Marokkaanse jongen’ heeft hij verder verklaard dat hij hem, [naam getuige] , een soort ‘high kick’ wilde geven, maar hem niet raakte. [naam getuige] is toen doorgerend. Hij heeft niets van de mishandeling van [naam slachtoffer] gezien. Op een hem getoonde foto van drie personen heeft [naam getuige] de verdachte aangewezen als de jongen met wit shirt en donker golvend haar en zegt daar dan over dat hij deze jongen twee klappen heeft gegeven en dat hij “bijna zeker weet” dat dit de jongen is die achter hem aanrende naar de overkant, vermoedelijk, aldus [naam getuige] , om wraak te willen nemen. Nadat aan [naam getuige] camerabeelden zijn getoond, is door hem verklaard dat die jongen met dat lichte shirt de door hem beschreven jongen met het witte shirt kan zijn geweest en dat die volgens hem achter hem aankwam, maar dat hij dat niet 100% zeker weet.
De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van [naam getuige] op zichzelf onvoldoende duidelijkheid geven dat het de verdachte moet zijn geweest die hem naar de overkant van de straat achterna is gerend. Omdat de verklaringen verder niet worden ondersteund door andere getuigenverklaringen, moeten die verklaringen met de nodige behoedzaamheid worden beschouwd en daarom zijn deze niet redengevend voor het bewijs.
In het dossier bevinden zich verder de camerabeelden van café [naam horecagelegenheid] en het mede op basis daarvan opgemaakte proces-verbaal van uitkijken van die beelden. Aan de hand hiervan kan echter evenmin met de vereiste mate van zekerheid worden vastgesteld dat de verdachte naar de overkant is gerend en zich daar vervolgens schuldig heeft gemaakt aan geweldshandelingen tegen [naam slachtoffer] . Het proces-verbaal is opgemaakt nadat de camerabeelden technisch zijn bewerkt en vervolgens frame voor frame met een vergrootglas bekeken. Het bevat diverse conclusies van de verbalisanten ten aanzien van gedragingen verricht door de verdachte (en de medeverdachte), terwijl de rechtbank op grond van de inhoud van het proces-verbaal in onvoldoende mate kan vaststellen op basis van welke concrete waarnemingen de verbalisanten tot deze conclusies zijn gekomen. Uit het proces-verbaal blijkt dat deze conclusies onder meer zijn getrokken op basis van de hiervoor besproken verklaringen van [naam getuige] . Daarbij komt dat de rechtbank niet de beschikking heeft over de beelden zoals door de verbalisanten bekeken. Op de onbewerkte camerabeelden zijn onderscheidende kenmerken niet voldoende waar te nemen. Wel is een persoon met vermoedelijk een wit shirt te zien, maar de rechtbank kan niet vaststellen dat dat de verdachte is, noch dat die persoon geweldshandelingen tegen [naam slachtoffer] heeft verricht. De beelden zijn daar simpelweg te onduidelijk voor.
Ook het feit dat uit de camerabeelden van Club Blender blijkt dat de verdachte in het gezelschap van de medeverdachte en de door [naam getuige] als ‘Marokkaanse jongen’ omschreven persoon in het tijdsbestek dat de geweldshandelingen moeten hebben plaatsgevonden, het terras verlaten en even later weer komen aanrennen, is daartoe onvoldoende.
Het door de medeverdachte aan de verdachte de volgende dag verzonden Whatsapp-bericht (“Ik zag dat jij hem KO sloeg”) kan evenmin bijdragen aan het bewijs, omdat de verdachte wordt verweten dat hij een ‘flying kick’ zou hebben gegeven. Deze gedraging die de verdachte wordt verweten is namelijk niet in overeenstemming met de inhoud van het bericht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot het oordeel dat er geen bewijsmiddelen voorhanden zijn, ook niet in onderling verband en samenhang bezien, waaruit de rechtstreekse betrokkenheid van de verdachte bij de tenlastegelegde geweldshandelingen tegen [naam slachtoffer] volgt. De conclusie is dan ook dat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.

5.Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] te Rotterdam, bijgestaan door mr. D.N. de Jonge, advocaat te Rotterdam ter zake van het laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 3.264.91 aan materiële schade en een vergoeding van € 50.000,- aan immateriële schade.
Hoewel evident is dat de benadeelde partij als gevolg van wat hem op 26 december 2014 is overkomen materiële en immateriële schade heeft geleden, zal hij in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. De verdachte wordt namelijk vrijgesproken van het strafbare feit waarop de vordering is gebaseerd.
Omdat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

6.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

7.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair, subsidiair, meer subsidiair en uiterst subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V.F. Milders, voorzitter,
en mrs. E.A. Poppe-Gielesen en W.M. Stolk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van Empelen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 november 2018.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij
op of omstreeks 26 december 2014 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [naam slachtoffer] van het leven te beroven,
met dat opzet die [naam slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (telkens) (met kracht)
- op/tegen het lichaam en/of het hoofd heeft geschopt/getrapt en/of gestompt/geslagen
(waardoor deze ten val is gekomen), en/of
- ( vervolgens) die [naam slachtoffer] (terwijl deze op de grond lag) op/tegen het hoofd heeft geschopt/getrapt en/of gestompt/geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij
op of omstreeks 26 december 2014 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
aan [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een fractuur in (het wandbeen van) de schedel en/of (een) hersenbloeding(en) en/of hersenkneuzing(en) heeft toegebracht,
tengevolge waarvan deze [naam slachtoffer] een aantal blijvende en/of langdurige gevolgen heeft ondervonden (o.a. cognitief van aard en/of met betrekking tot zijn ruimtelijk inzicht)
door deze [naam slachtoffer] meermalen, althans eenmaal (met kracht) op/tegen diens hoofd, althans lichaam te stompen en/of slaan en/of schoppen en/of trappen (waardoor deze ten val is gekomen)
en/of (vervolgens) die [naam slachtoffer] (terwijl deze op de grond lag) meermalen, althans eenmaal (met kracht) (met geschoeide voet) tegen het (achter)hoofd te trappen en/of schoppen en/of stompen en/of slaan;
Meer subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij
op of omstreeks 26 december 2014 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader voorgenomen misdrijf om aan
[naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [naam slachtoffer] (met kracht) heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt (waardoor deze ten val kwam),
en vervolgens, terwijl die [naam slachtoffer] op de grond lag, deze meermalen, althans eenmaal (met kracht) tegen het hoofd heeft geschopt en/of getrapt en/of geslagen/gestompt;
Uiterst subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij
op of omstreeks 26 december 2014 te Rotterdam, op of aan de openbare weg, de Witte de Withstraat, in elk geval op of aan een openbare weg,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer] ,
welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal, (telkens) (met kracht)
- schoppen/trappen en/of stompen/slaan op/tegen het lichaam en/of het hoofd van die [naam slachtoffer] (waardoor deze ten val is gekomen), en/of
- ( vervolgens) die [naam slachtoffer] (terwijl deze op de grond lag) op/tegen het hoofd schoppen/trappen en/of stompen/slaan.