In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 13 november 2018 uitspraak gedaan op het verzoek van verzoekster om een voorlopige voorziening in het kader van haar aanvraag voor maatschappelijke opvang op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Verzoekster, die met haar vier minderjarige kinderen uit Engeland naar Nederland is gekomen, had eerder een aanvraag ingediend die door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nissewaard was afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoekster en haar kinderen niet meer kunnen worden opgevangen in de woning van een derde en dat er geen andere opvangmogelijkheden zijn onderzocht door verweerder. Dit leidde tot de conclusie dat verzoekster niet in staat is om zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving, wat een voorwaarde is voor afwijzing van de aanvraag op basis van de Wmo 2015.
De voorzieningenrechter benadrukte dat de minderjarige kinderen van verzoekster behoren tot de kwetsbare personen zoals gedefinieerd in artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM). De rechtbank oordeelde dat de weigering van de gemeente om verzoekster toegang te verlenen tot maatschappelijke opvang niet stand kan houden, gezien de omstandigheden van de zaak en het belang van de kinderen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen, het bestreden besluit geschorst en bepaald dat verzoekster en haar kinderen per direct toegang krijgen tot maatschappelijke opvang. Tevens is de gemeente veroordeeld in de proceskosten van verzoekster, vastgesteld op € 1.002,-.