ECLI:NL:RBROT:2019:10706
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.C. Woudstra
- E. van Alebeek-Baars
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een huisverbod opgelegd door de burgemeester en de rechtsgeldigheid daarvan
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 juli 2019 uitspraak gedaan in een beroep tegen een huisverbod dat door de burgemeester van Schiedam was opgelegd aan eiser. Het huisverbod was opgelegd op 14 april 2019 en had een duur van tien dagen. Eiser had beroep ingesteld tegen dit besluit, ondanks dat het huisverbod op 19 april 2019 was opgeheven. De rechtbank oordeelde dat eiser, ondanks zijn eerdere besluit om niet meer terug te keren naar de woning, nog steeds een rechtens te beschermen belang had bij de beoordeling van zijn beroep. De rechtbank concludeerde dat de burgemeester terecht had aangenomen dat de aanwezigheid van eiser in de woning een ernstig vermoeden van gevaar opleverde voor de veiligheid van de achterblijver, die in de woning verbleef. De rechtbank weegt de belangen van de achterblijver zwaarder dan die van eiser, en oordeelt dat er geen schending van het zorgvuldigheidsbeginsel heeft plaatsgevonden. Eiser betwistte de feiten die aan het huisverbod ten grondslag lagen, maar de rechtbank oordeelde dat de burgemeester in redelijkheid het huisverbod had kunnen opleggen. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er was geen aanleiding voor het vergoeden van schade of proceskosten. De uitspraak benadrukt de zorgvuldigheid die vereist is bij het opleggen van huisverboden en de belangenafweging die daarbij gemaakt moet worden.