ECLI:NL:RBROT:2019:10777

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 december 2019
Publicatiedatum
17 april 2020
Zaaknummer
7849631 / CV EXPL 19-27030
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van schadevergoeding en incassokosten door Q-Park na treintje rijden

In deze zaak heeft Q-Park Operations Netherlands B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde die op 2 januari 2019 de parkeeraccommodatie van Q-Park heeft verlaten door middel van 'treintje rijden', waarbij hij zonder betaling van het verschuldigde parkeergeld de slagboom is gepasseerd. Q-Park vorderde een bedrag van € 414,00, bestaande uit het tarief voor een verloren kaart, een aanvullende schadevergoeding van € 300,00, en buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een parkeerovereenkomst tot stand is gekomen en dat de gedaagde aan de algemene voorwaarden van Q-Park was gebonden. De rechter oordeelde dat de gedaagde onvoldoende bewijs had geleverd om zijn verweer te onderbouwen en dat Q-Park recht had op de gevorderde schadevergoeding. De kantonrechter heeft de vordering van Q-Park gedeeltelijk toegewezen, waarbij de gedaagde werd veroordeeld tot betaling van € 300,00 aan aanvullende schadevergoeding, € 45,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, en de wettelijke rente over het verschuldigde bedrag vanaf het moment van verzuim. Tevens werd de gedaagde in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 7849631 / CV EXPL 19-27030
uitspraak: 13 december 2019
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Q-Park Operations Netherlands B.V.,
gevestigd te Maastricht,
eiseres,
gemachtigde: mr. Ch.F.P.M. Spreksel te Maastricht,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. P.E. Epping.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als “Q-Park” en “ [gedaagde] ”.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen.
  • het exploot van dagvaarding van 27 mei 2019, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • de conclusie van repliek, met producties;
  • de akte van depot van 18 september 2019 van een DVD met beeldmateriaal van Q-Park;
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis nader bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1.
Q-Park exploiteert en beheert parkeeraccommodaties, waaronder de parkeeraccommodatie de Rotterdam (hierna: de parkeeraccommodatie).
2.2.
Door middel van het verzoeken om en ontvangen/accepteren van het parkeerticket of het binnenrijden met een betaalpas of met abonnement kunnen bezoekers zich de toegang tot de parkeeraccommodatie verschaffen. Door het binnenrijden wordt een parkeerovereenkomst met Q-Park aangegaan.
2.3.
Q-Park maakt gebruik van algemene voorwaarden.
2.4.
Artikel 5.9 van de algemene voorwaarden luidt als volgt: “
De parkeerder en zijn voertuig dienen de parkeerfaciliteit uitsluitend te verlaten met gebruikmaking van een geldig, door Q-Park geaccepteerd parkeerbewijs of middel. Het zonder gebruikmaking van een geldig door Q-Park geaccepteerd parkeerbewijs of middel verlaten van de parkeerfaciliteit is onder geen beding toegestaan. De parkeerder is in dat geval het door Q-Park voor de betreffende parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” verschuldigd (afhankelijk van de parkeerfaciliteit bedraagt dit éénmaal, tweemaal of driemaal het geldende dagtarief), vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad € 300,- (…)”.
2.5.
Artikel 6.3 van de algemene voorwaarden luidt als volgt: “
Het zonder voorafgaande betaling van het verschuldigde parkeergeld met het voertuig verlaten van de parkeerfaciliteit, bijvoorbeeld door middel van het zogenoemde “treintje rijden”, waarbij de parkeerder direct achter zijn voorganger onder de slagboom doorrijdt, is onder geen beding toegestaan. De parkeerder is in dat geval het door Q-Park voor de betreffende parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” verschuldigd (…), vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad € 300,- (…)”.
2.6.
Q-Park hanteert in de parkeeraccommodatie een tarief “verloren kaart” van € 60,00.

3..Het geschil in conventie

3.1.
Q-Park heeft gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan haar te betalen een bedrag van € 414,00 ter voldoening van het tarief verloren kaart, de aanvullende schadevergoeding, de buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van pleging althans van verzuim, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
3.2.
Aan die vordering heeft Q-Park - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende ten grondslag gelegd. Op 2 januari 2019 te 20:57 uur heeft het voertuig met kenteken [kentekennummer] (type Volkswagen POLO) de parkeeraccommodatie verlaten door bumper-klevend achter een voorganger langs de slagboom te rijden, het zogenoemde “treintje rijden”. Het kenteken [kentekennummer] (hierna: het kenteken) staat op naam van [gedaagde] . [gedaagde] is in verzuim met betaling van de kosten voor het gebruik van de parkeeraccommodatie aangezien betaling op grond van de overeenkomst vóór het verlaten van de parkeeraccommodatie dient plaats te vinden. Op het informatiebord bij de ingang van de parkeeraccommodatie worden voorafgaand aan het naar binnenrijden de geldende tarieven vermeld en wordt verwezen naar de (toepasselijkheid van de) algemene voorwaarden en de plaats waar deze kunnen worden opgevraagd. [gedaagde] is op grond van deze algemene voorwaarden voor iedere keer dat hij de parkeeraccommodatie heeft verlaten zonder te betalen het tarief verloren kaart van in dit geval € 60,00 en een aanvullende schadevergoeding van € 300,00 verschuldigd. Q-Park vordert de aanvullende schadevergoeding wegens onder andere geleden omzetderving, gemaakte kosten, uitgevoerde werkzaamheden, reeds gedane en toekomstige investeringen, ingeschakelde derden en ter preventie. Q-Park heeft buitengerechtelijke incassokosten ad € 54,00 moeten maken die, evenals de wettelijke rente, op grond van de wet voor rekening van [gedaagde] komen.
3.3.
[gedaagde] heeft primair geconcludeerd tot het niet-ontvankelijk verklaren van Q-Park in haar vordering, althans tot afwijzing daarvan, met veroordeling van Q-Park in de kosten van de procedure en subsidiair tot vernietiging van de algemene voorwaarden van Q-Park, tot bevel tot openlegging van de boeken, bescheiden en geschriften dan wel tot overlegging van de registraties van de contante betalingshandelingen, tot afwijzing dan wel matiging van het tarief verloren kaart en de schadevergoeding en tot afwijzing van de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, met veroordeling van Q-Park in de kosten van de procedure.
3.4.
Hij heeft daartoe - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende aangevoerd. Q-Park heeft niet voldaan aan de stel- en bewijsaandraagplicht. Uit de producties blijkt niet wat het kenteken is van het voertuig, wat het merk is van het voertuig en of [gedaagde] zich in het voertuig bevindt. Ook is geen bewijs overgelegd waaruit blijkt dat het kenteken op naam van [gedaagde] staat. Bij de ingang van de parkeeraccommodatie stond geen informatiebord. Q-Park heeft [gedaagde] daarom geen redelijke mogelijkheid geboden kennis te nemen van de algemene voorwaarden, zodat deze vernietigd dienen te worden. [gedaagde] heeft eerder gebruik gemaakt van de parkeeraccommodatie en heeft daarvoor toen contant betaald. Een vriendin van hem kan dat bevestigen. Bovendien kan Q-Park dit controleren door middel van haar Parkeer Management Systeem. [gedaagde] heeft zelf geen mogelijkheid de contante betaling aan te tonen. Q-Park heeft onvoldoende aangetoond op basis van welke grondslag zij het tarief verloren kaart en de schadevergoeding vordert. Evenmin is de hoogte onderbouwd. Bovendien is het in strijd met de redelijkheid en billijkheid om op grond van totale willekeur te oordelen dat in dit geval tweemaal de waarde van een verloren kaart verschuldigd zou zijn. Ook is niet duidelijk wat de waarde van een verloren kaart is in de parkeeraccommodatie. Daar [gedaagde] niet de middelen heeft de vordering te voldoen verzoekt hij tot matiging van het tarief verloren kaart en de schadevergoeding.

4..De beoordeling

4.1.
[gedaagde] heeft zich tegen de vordering verweerd door te stellen dat Q-Park niet ontvankelijk is in haar vordering. Nu niet is gesteld of gebleken dat [gedaagde] door de (gebrekkige) inhoud van de dagvaarding is bemoeilijkt in het voeren van verweer, is niet komen vast te staan dat hij onredelijk in zijn belangen is geschaad. Q-Park is derhalve ontvankelijk in haar vordering.
4.2.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de DVD met beeldmateriaal van Q-Park blijkt dat het voertuig met kenteken [kentekennummer] de parkeeraccommodatie treintje rijdend heeft verlaten. Met de enkele stelling dat geen bewijs is overgelegd waaruit blijkt dat het kenteken op naam van [gedaagde] staat, heeft [gedaagde] onvoldoende weersproken dat hij op 2 januari 2019 kentekenhouder was van het kenteken [kentekennummer] . Dit is derhalve in rechte komen vast te staan. Uit een registratie als kentekenhouder wordt het vermoeden afgeleid dat de eigenaar ook de bestuurder van het voertuig is. [gedaagde] wordt aldus vermoed de bestuurder te zijn geweest, doch indien dit gemotiveerd wordt betwist, is het aan Q-Park om haar stellingen nader te onderbouwen en zo nodig te bewijzen. Derhalve is het leveren van tegenbewijs door [gedaagde] niet aan de orde en wordt van haar als kentekenhouder “slechts” verwacht dit vermoeden te weerleggen. Nu [gedaagde] dit niet heeft gedaan, is in rechte komen vast te staan dat hij op 2 januari 2019 de bestuurder van het voertuig was en zich schuldig heeft gemaakt aan treintje rijden.
4.3.
Door het binnenrijden van de parkeeraccommodatie is tussen Q-Park en [gedaagde] als bestuurder van het voertuig een parkeerovereenkomst tot stand gekomen. Onderdeel van deze overeenkomst zijn de algemene voorwaarden van Q-Park. [gedaagde] aanvaardde die algemene voorwaarden immers door, na kennisneming van het informatiebord waarop de voorwaarden van toepassing werden verklaard, de parkeeraccommodatie in te rijden. Zelfs als Q-Park begreep of moest begrijpen dat een parkeerder de inhoud van de algemene voorwaarden niet kent alvorens de parkeergarage in te rijden, is die parkeerder aan die voorwaarden gebonden (artikel 6:232 BW). Dat het informatiebord ter plekke aanwezig was in de hier relevante periode, wordt, ondanks dat [gedaagde] heeft aangevoerd dat haar niet is gebleken dat dat informatiebord er op 2 januari 2019 in die hoedanigheid stond, als vaststaand aangenomen. Hoewel [gedaagde] een afdruk van Google Maps van een beeld van de parkeeraccommodatie van na 2 januari 2019 in het geding heeft gebracht waaruit zou moeten blijken dat het informatiebord niet aanwezig was, blijkt daaruit naar het oordeel van de kantonrechter juist het tegenovergestelde. Op de twee pilaren aan de zijkant van de inritten zijn immers witte vlakken met informatie zichtbaar. [gedaagde] heeft met het overleggen van de afdruk aldus onvoldoende feiten of omstandigheden naar voren gebracht die maken dat twijfel bestaat over het aanwezig zijn van het informatiebord op 2 januari 2019.
4.4.
De vraag is vervolgens of Q-Park aan [gedaagde] een redelijke mogelijkheid heeft geboden om van de algemene voorwaarden kennis te nemen. Indien dit niet het geval is geweest, zijn de bedingen in die voorwaarden vernietigbaar (artikel 6:233 sub b BW). Het verweer van [gedaagde] slaagt echter niet. De algemene voorwaarden waren blijkens de inhoud van het informatiebord gemakkelijk elektronisch toegankelijk op een door Q-Park meegedeeld adres. Daarmee heeft Q-Park aan [gedaagde] een redelijke mogelijkheid geboden om van de voorwaarden kennis te nemen (artikel 6:234 BW). De algemene voorwaarden blijven in zoverre dus een onderdeel van de tussen Q-Park en [gedaagde] gesloten parkeerovereenkomst.
4.5.
Op grond van de artikelen 5.9 en 6.3 van die algemene voorwaarden is een ieder die de parkeeraccommodatie treintje rijdend verlaat zowel het tarief ‘verloren kaart’ als een schadevergoeding van € 300,00 verschuldigd. Ondanks het verweer van [gedaagde] te dien aanzien heeft Q-Park nagelaten te onderbouwen hoe zij in dit geval aan het tarief ‘verloren kaart’ komt. Dit heeft tot gevolg dat dit deel van de vordering bij gebreke van een deugdelijke onderbouwing wordt afgewezen.
4.6.
Voor de bedongen schadevergoeding geldt het volgende. De kantonrechter dient op grond van rechtspraak van het Hof van Justitie (4 juni 2009, C 243/08) en de Hoge Raad (13 september 2013 ECLI:NL:HR:2013:691) ambtshalve te beoordelen of bedingen in de algemene voorwaarden onredelijk bezwarend zijn. De kantonrechter stelt daarbij voorop dat, in het geval wordt vastgesteld dat een beding ‘oneerlijk’ is in de zin van artikel 3 lid 1 en punt e uit de bijlage van Richtlijn 93/13/EEG (hierna: de Richtlijn), deze het beding niet mag matigen, maar zonder meer verplicht is dat beding voor de consument buiten beschouwing te laten (HvJ 30 mei 2013, C 488/11), tenzij de consument zich hiertegen verzet (HvJ 4 juni 2009, C 243/08. Daartoe dient artikel 6:233 BW conform de Richtlijn te worden uitgelegd en – indien de kantonrechter vaststelt dat het beding ‘oneerlijk’ is – het beding ambtshalve te worden vernietigd.
4.7.
Q-Park heeft zich op het standpunt gesteld dat de bedongen schadevergoeding niet oneerlijk is in de zin van de Richtlijn. De bedongen schadevergoeding beoogt volgens Q-Park primair “treintje rijden” te voorkomen. Voor een voldoende preventieve werking is vereist dat het verschuldigde bedrag hoog genoeg is. Er is geen ander middel om “treintje rijden” tegen te gaan dat even effectief is als deze bedongen schadevergoeding. Het “treintje rijden” leidt volgens Q-Park tot gevaarlijke situaties in en buiten de parkeergarage. Voorts leidt Q-Park door deze gedraging schade. Q-Park heeft kosten moeten maken door investeringen in dure camerasystemen voor scherpe detectie van het “treintje rijden”. Zij heeft derhalve groot belang bij het tegengaan van deze vorm van parkeerfraude. De inkomsten van de bedongen schadevergoeding worden gebruikt om maatregelen te nemen ter voorkoming en vervolging van “treintje rijden”. De bedongen schadevergoeding is volgens Q-Park redelijk ten opzichte van de in het verleden gedane en in de toekomst nog noodzakelijke investeringen.
4.8.
De kantonrechter is van oordeel dat de door Q-Park bedongen schadevergoeding, gelet op hetgeen Q-Park heeft gesteld over de beoogde preventieve werking daarvan, de gevaarzetting voor andere verkeersdeelnemers in en buiten de parkeeraccommodatie, het feit dat [gedaagde] er voor heeft gekozen de parkeeraccommodatie op deze ongebruikelijke en ongewenste wijze te verlaten, en op de gemotiveerde onderbouwing van Q-Park van de hoogte van de hierdoor door haar geleden schade, niet oneerlijk is in de zin van de Richtlijn.
4.9.
Gelet op het voorgaande betekent dit dat [gedaagde] een aanvullende schadevergoeding van € 300,00 aan Q-Park verschuldigd is. Het verweer dat [gedaagde] betaald heeft voor zijn bezoek aan de parkeeraccommodatie kan hem niet baten. Nog daargelaten dat niet in rechte is komen vast te staan dat [gedaagde] op 2 januari 2019 het parkeergeld heeft betaald, doet een betaling niet af aan het feit dat [gedaagde] de parkeeraccommodatie treintje rijdend heeft verlaten zulks voldoende is voor verschuldigdheid van de aanvullende schadevergoeding.
4.10.
[gedaagde] heeft verzocht de aanvullende schadevergoeding te matigen gezien zijn financiële omstandigheden. De in artikel 6:94 lid 1 BW opgenomen maatstaf dat voor matiging slechts reden kan zijn indien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist, brengt mee dat de rechter pas van zijn bevoegdheid tot matiging gebruik mag maken als de toepassing van een beding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt en noopt de rechter aldus tot terughoudendheid. Er moet sprake zijn van bijzondere omstandigheden die maken dat inroeping van het beding tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt. Met de enkele stelling dat [gedaagde] van een uitkering dient rond te komen, heeft hij onvoldoende bijzondere omstandigheden aangevoerd om het beroep op matiging te honoreren. De aanvullende schadevergoeding van € 300,00 wordt dan ook toegewezen.
4.11.
Nu [gedaagde] met betaling van dit bedrag in gebreke is gebleven, is hij in verzuim geraakt. Derhalve is hij op grond van artikel 6:119 BW de wettelijke rente over dit bedrag verschuldigd vanaf het moment dat hij met betaling daarvan in verzuim is. De gevorderde wettelijke rente zal daarom worden toegewezen over een bedrag van € 300,00.
4.12.
Q-Park vordert een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De vordering dient te worden beoordeeld aan de hand van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). [gedaagde] is een vergoeding verschuldigd, nu de aanmaning van Q-Park van 7 februari 2019 voldoet aan de eisen die artikel 6:96 lid 6 BW daaraan stelt. De vergoeding waarop ingevolge het Besluit aanspraak kan worden gemaakt wordt berekend aan de hand van de toewijsbare hoofdsom. Een bedrag van € 45,00 zal daarom worden toegewezen.
4.13.
[gedaagde] zal, als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld.

5..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan Q-Park tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 300,00 aan aanvullende schadevergoeding en € 45,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119a BW over een bedrag van € 300,00 vanaf de datum van verzuim tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Q-Park vastgesteld op € 206,18 aan verschotten (waarvan € 121,00 aan griffierecht en € 85,18 aan dagvaardingskosten) en € 144,00 aan salaris voor de gemachtigde;
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.M. van Breevoort en uitgesproken ter openbare terechtzitting.