ECLI:NL:RBROT:2019:10837

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 december 2019
Publicatiedatum
5 juni 2020
Zaaknummer
C/10/585379 / JE RK 19-3367
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging uithuisplaatsing van een minderjarige in een pleeggezin

Op 13 december 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak betreffende de verlenging van de uithuisplaatsing van de minderjarige [naam kind 1]. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 28 juni 2020. De zaak werd behandeld met gesloten deuren, waarbij de minderjarige, de moeder, de bijzondere curator, de pleegmoeder en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond aanwezig waren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige sinds maart 2019 in een netwerkpleeggezin verblijft, waar zij zich positief ontwikkelt en de nodige stabiliteit en aandacht krijgt. De betrokken partijen, waaronder de moeder en de bijzondere curator, hebben ingestemd met de verlenging van de uithuisplaatsing, waarbij ook een omgangsregeling met de ouders is vastgesteld. De kinderrechter oordeelde dat de verlenging van de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [naam kind 1]. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/585379 / JE RK 19-3367
datum uitspraak: 13 december 2019

beschikking verlenging uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,

betreffende
[naam kind 1], geboren op [geboortedatum kind] 2006 te [geboorteplaats kind] , hierna te noemen [naam kind 1] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

mr. J. OVERSLUIZEN,

hierna te noemen de bijzondere curator, kantoorhoudende te Rotterdam.
De kinderrechter merkt als informanten aan:

[naam pleegmoeder] ,

hierna te noemen de pleegmoeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 7 november 2019, ingekomen bij de griffie op 8 november 2019;
- de briefrapportage van de GI van 10 december 2019, ingekomen bij de griffie op
10 december 2019.
De zaak is gelijktijdig behandeld met de zaak ingeschreven onder zaaknummer C/10/571015 / JE RK 19-966 betreffende het verzoek tot ondertoezichtstelling van [naam kind 2] .
Op 13 december 2019 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Gehoord zijn:
- de minderjarige [naam kind 1] , die apart is gehoord, bijgestaan door de bijzondere curator,
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. M.S. Krol,
- de bijzondere curator,
- de pleegmoeder,
- een tweetal vertegenwoordigers van de GI, [naam vertegenwoordigster 1] en [naam vertegenwoordiger] ,
- een vertegenwoordigster van de Raad, [naam vertegenwoordigster 2] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind 1] wordt uitgeoefend door de moeder.
[naam kind 1] verblijft in een pleeggezin.
Bij beschikking van 21 juni 2019 is [naam kind 1] onder toezicht gesteld, met ingang van
28 juni 2019 tot 28 juni 2020, en is mr. J. Oversluizen als bijzondere curator voor [naam kind 1] benoemd voor de duur van de ondertoezichtstelling.
Bij beschikking van 29 oktober 2019 is de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 28 december 2019.
Het verzoekDe GI heeft verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De standpuntenDe GI heeft ter zitting het verzoek gehandhaafd en meegedeeld dat er nu een omgangsregeling is vastgesteld tussen [naam kind 1] en de ouders tot medio januari 2020. Het blijft lastig om in contact te komen met de vader. Hierdoor is het moeilijk om tot een definitieve omgangsregeling te komen.
Door en namens de moeder is ter zitting ingestemd met het verzoek van de GI tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] . Het is van belang dat zij haar schooljaar kan afmaken. Ten aanzien van de omgangsregeling met de vader dient de GI een verzoek op grond van artikel 1:265g van het Burgerlijk Wetboek (BW) bij de rechtbank in te dienen, nu er een ouderschapsplan is vastgesteld.
De bijzondere curator heeft ter zitting meegedeeld dat het positief is dat de moeder instemt met een verlenging van de uithuisplaatsing van [naam kind 1] . [naam kind 1] heeft haar wens tijdens haar gesprek met de kinderrechter kenbaar gemaakt. Er is een start gemaakt met de omgang tussen [naam kind 1] en beide ouders. In de komende periode moet bezien worden of de afspraken rondom de omgang worden nagekomen, zodat het vertrouwen van [naam kind 1] in haar ouders groeit. Door de bijzondere curator wordt verzocht om het verzoek van de GI toe te wijzen.
De pleegmoeder heeft ter zitting naar voren gebracht dat het goed gaat met [naam kind 1] . Zij behaalt goede resultaten op school. Desgevraagd heeft de pleegmoeder aangegeven dat [naam kind 1] bij haar kan blijven wonen, zolang als [naam kind 1] en de moeder willen.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting volgt dat een verlenging van de uithuisplaatsing van [naam kind 1] noodzakelijk is in het belang van haar verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, van het BW). [naam kind 1] verblijft sinds maart 2019 in een netwerkpleeggezin, waar zij zich positief ontwikkelt. In het pleeggezin krijgt [naam kind 1] de rust, aandacht en stabiliteit geboden die zij nodig heeft. Alle betrokkenen zijn het erover eens dat de plaatsing van [naam kind 1] de komende tijd moet worden voortgezet. Er is ter zitting geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI. De kinderrechter zal daarom de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] in een voorziening voor pleegzorg verlengen tot 28 juni 2020.

De beslissingDe kinderrechter:

verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] in een voorziening voor pleegzorg tot 28 juni 2020;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 december 2019 door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. R. Spaans als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 13 januari 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.