In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 februari 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Yiwu Kangyuan Imp & Exp Co Ltd (hierna: Yiwu) en Holland Rhine Group B.V. (hierna: RMT). Yiwu vorderde de opheffing van een conservatoir beslag dat door RMT was gelegd. De achtergrond van het geschil ligt in een overeenkomst tussen partijen, waarbij Yiwu een waarborgsom van € 100.000,00 aan RMT had betaald voor de levering van bier. Yiwu heeft RMT verzocht de waarborgsom terug te betalen, maar RMT weigerde dit en beroept zich op een verrekeningsrecht. Yiwu heeft daarop een rechtszaak aangespannen om terugbetaling van de waarborgsom te vorderen.
De rechtbank had eerder op 17 oktober 2018 in een bodemprocedure geoordeeld dat de vordering van Yiwu tot terugbetaling van de waarborgsom toewijsbaar was. RMT had echter conservatoir beslag gelegd op de gelden van Yiwu, wat Yiwu als een verkapt eigen beslag beschouwde en als misbruik van recht aanmerkte. Yiwu stelde dat RMT met het beslag de tenuitvoerlegging van het eerdere vonnis trachtte te frustreren.
De voorzieningenrechter oordeelde dat het belang van Yiwu bij opheffing van het beslag zwaarder woog dan het belang van RMT bij handhaving daarvan. De rechtbank concludeerde dat de vordering van RMT ondeugdelijk was, omdat RMT niet had aangetoond dat zij schade had geleden die de beslaglegging rechtvaardigde. De voorzieningenrechter heeft het beslag opgeheven en RMT veroordeeld in de proceskosten van Yiwu.