In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 februari 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van openlijke geweldpleging in vereniging. De verdachte was ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd in de PI Rotterdam. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van vier maanden, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan openlijke geweldpleging op 3 september 2018 te Rotterdam, waarbij hij samen met anderen geweld heeft gepleegd tegen een slachtoffer. De rechtbank baseerde haar oordeel op camerabeelden die het geweld documenteerden en op de herkenning van de verdachte door verbalisanten. De rechtbank concludeerde dat de verdachte een significante bijdrage had geleverd aan het groepsgeweld, wat leidde tot zijn veroordeling. De rechtbank legde een gevangenisstraf van drie maanden op, met aftrek van voorarrest, en oordeelde dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, evenals de gevoelens van onveiligheid die dergelijke feiten in de samenleving veroorzaken.