ECLI:NL:RBROT:2019:134

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 januari 2019
Publicatiedatum
10 januari 2019
Zaaknummer
10/183264-18 / vordering TUL VV: 10/741301-15
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel aan een verdachte wegens bedreiging met misdrijf tegen het leven en zware mishandeling

Op 3 januari 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 16 september 2018 te Rotterdam meerdere bedreigingen heeft geuit richting een slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn om de verdachte een kans te bieden in de vorm van een voorwaardelijke ISD-maatregel. De officier van justitie had gevorderd om de verdachte voorwaardelijk te plaatsen in een instelling voor stelselmatige daders, maar de rechtbank besloot tot een onvoorwaardelijke maatregel van twee jaar. De rechtbank baseerde haar beslissing op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die eerder al meerdere keren was veroordeeld voor alcoholgerelateerde strafbare feiten. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet gemotiveerd was om mee te werken aan een ISD-traject en dat eerdere kansen niet waren benut. De veiligheid van de samenleving was in het geding, waardoor de onvoorwaardelijke maatregel noodzakelijk werd geacht. De rechtbank verklaarde het ten laste gelegde bewezen en sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten. De beslissing werd genomen in het belang van de maatschappij en ter bescherming van de veiligheid van personen en goederen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/183264-18
Parketnummer vordering TUL VV: 10/741301-15
Datum uitspraak: 3 januari 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] [woonplaats verdachte] ,
preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet,
raadsman mr. S. Lodder, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 20 december 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L. Verhoeven heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • oplegging van de maatregel tot plaatsing in een instelling voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren met de daarbij geldende algemene voorwaarden alsmede als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandelingsverplichting, verplichting om mee te werken aan woonbegeleiding en middelencontroles, een en ander zoals door de reclassering is geadviseerd;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/741301-15.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 16 september 2018 te Rotterdam [naam slachtoffer] (meermalen) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door die [naam slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen
"Ik ga een AK kopen en alle agenten neerschieten" en
"Ik ga je opzoeken, dan snijd ik je helemaal open" en "Ik lepel je blauwe ogen eruit" en
"Ik ga met een scheermes in jouw gezicht snijden. Jij krijgt hier vijftig littekens van " en
"Ik ga je doodsteken" en
"Ook al moet ik het hele land door, ik zoek je op en maak je af", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluit. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering maatregel

7.1
Standpunten officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot het opleggen van een voorwaardelijke ISD- maatregel om zo de verdachte een allerlaatste kans te geven zijn leven te beteren met behulp van ambulante begeleiding.
Door de verdediging is naar voren gebracht dat de verdachte niet gemotiveerd is om mee te werken aan het ISD-traject, maar dat hij wel gemotiveerd is om ambulant aan zijn alcoholverslaving te werken. Er is verzocht een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, met daarbij als bijzondere voorwaarde een eventuele klinische behandeling.
7.2
Algemene overweging
De maatregel die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.3
Feit waarop de maatregel is gebaseerd
De verdachte heeft onder invloed van alcohol een politieman veelvuldig bedreigd. Dit is naar en onacceptabel gedrag. Politieambtenaren verdienen, gezien de rol die zij in de samenleving vervullen, respect en moeten hun werk kunnen uitoefenen zonder dat zij daarbij op een dergelijke wijze worden behandeld.
7.4
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit
de justitiële documentatievan 5 december 2018, waaruit blijkt dat de verdachte vele malen eerder is veroordeeld voor onder andere alcohol gerelateerde, strafbare feiten.
Verder heeft de rechtbank kennis genomen van het door
Reclassering Nederlandover de verdachte opgemaakte rapport van 10 december 2018. Daarin staat onder meer:
“Tot op heden hebben ambulante kaders niet het gewenste effect opgeleverd daar het ontbrak aan de inzet van betrokkene. Een (korte) gevangenisstraf als voorwaardelijke straf blijkt betrokkene onvoldoende te bewegen richting verandering. De ISD-maatregel daarentegen zou hem motiveren zich aan de afspraken te houden omdat hij dit wil voorkomen. (…) Als laatste poging in een ambulant traject adviseert de reclassering een voorwaardelijke ISD-maatregel. Mocht betrokkene zich niet houden aan de voorwaarden en afspraken dan zien wij geen andere mogelijkheid meer dan een stringenter kader zoals de ISD-maatregel. Betrokkene heeft aangegeven ten allen tijde de ISD-maatregel te willen voorkomen. Om die reden is mogelijk de kans van slagen van een gedwongen ambulant traject groter met de ISD-maatregel als stok achter de deur.”
Ook is kennisgenomen van het rapport van
GZ-psycholoog O.C. van der Bentvan 21 september 2018. Dit rapport houdt - onder meer - het volgende in.
Er zijn aanwijzingen voor het bestaan van antisociale persoonlijkheidstrekken en problematisch middelengebruik (alcohol). Betrokkene is zich hier erg bewust van en heeft de neiging sociaal wenselijke antwoorden te geven. Verder is hij geneigd zijn aandeel te bagatelliseren en te externaliseren. Tijdens het onderzoek worden er geen aanwijzingen gezien voor het bestaan van psychiatrie in engere zin. Over het bestaan van persoonlijkheidsproblematiek kan in het kader van dit korte onderzoekscontact geen uitspraak worden gedaan. Er zijn geen contra-indicaties voor de ISD-maatregel.
7.5
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte eerder tot onder meer voorwaardelijke gevangenisstraffen is veroordeeld. Van de bij vonnis van 26 januari 2016 opgelegde voorwaardelijke straf, waarvan op 6 april 2018 nog de proeftijd is verlengd, wordt nu (weer) de tenuitvoerlegging gevorderd. Uit het daartoe opgemaakte rapport van de reclassering van 28 mei 2018 blijkt dat de verdachte ten aanzien van dat toezicht aan geen enkele meldplichtafspraak heeft voldaan en onbereikbaar was. De reclasseringswerker die laatstgenoemd rapport heeft opgesteld, mevrouw [naam reclaseringswerker] , heeft op zitting aangegeven dat de verdachte in het geheel niets heeft gedaan om aan te tonen gemotiveerd te zijn de behandelingen in verband met zijn verslaving te ondergaan en dat zij er weinig vertrouwen in heeft dat hij nu wel gemotiveerd zal zijn.
Verder wordt vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan één of meer misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. De verdachte is, zoals blijkt uit het op zijn naam gestelde uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 5 december 2018, in de vijf jaren voorafgaande aan de door hem begane feiten tenminste driemaal tot een vrijheidsbenemende straf veroordeeld. De desbetreffende vonnissen zijn onherroepelijk. De onderhavige feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen.
Er moet ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan, nu de tot op heden aan de verdachte opgelegde (voorwaardelijke) straffen en bijzondere voorwaarden er niet toe hebben geleid dat het criminele gedrag van de verdachte is beëindigd. Er zijn indicaties dat de verdachte een alcoholprobleem heeft. Zo is hij diverse malen veroordeeld vanwege alcoholgebruik in het verkeer. De verdachte lijkt zich er niet aan te storen dat hij met dat gedrag een gevaar vormt voor anderen. Ter zitting heeft verdachte de indruk achtergelaten dat de door hem gestelde motivatie om zijn gedrag aan te passen werd ingegeven door de dreiging van de oplegging van de ISD-maatregel, maar niet doordat hij inziet dat zijn gedrag laakbaar is.
Deze maatregel dient in beginsel tevens een bijdrage te leveren aan de oplossing van de verslavingsproblematiek van de verdachte en aan zijn vermoedelijke persoonlijkheidsproblematiek, zodat de maatregel er niet alleen toe leidt dat hij gedurende de maatregel niet in staat is strafbare feiten te plegen, maar er ook wordt gewerkt aan een gedragbeïnvloedende aanpak met een recidivebeperkend effect op de lange termijn, met het doel de verdachte een reële kans te bieden op een regulier leven. Anderzijds dient de maatregel ter bescherming van de maatschappij.
Gelet op al het voorgaande ziet de rechtbank, anders dan de officier van justitie en de verdediging, onvoldoende aanknopingspunten de verdachte nog een kans te bieden om zich in het kader van bijzondere voorwaarden te laten behandelen. Hij heeft inmiddels veel kansen gekregen en deze door eigen toedoen onbenut gelaten. De rechtbank heeft er, mede gelet op de indruk die de verdachte op zitting heeft gemaakt, geen vertrouwen in dat dat nu anders zou zijn. Het belang van de samenleving staat nu voorop. De veiligheid van personen of goederen vereist dat aan de verdachte wordt opgelegd de maatregel plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de maximale duur van twee jaren, zonder aftrek van de duur van de ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis. Met de door de officier van justitie neergelegde vordering is voldaan aan het vereiste van artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht om een dergelijke maatregel op te kunnen leggen.

8.Vordering tenuitvoerlegging

Bij vonnis van 26 januari 2016 van de meervoudige kamer van deze rechtbank is de verdachte ter zake van opzetheling en verboden wapenbezit veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan een gedeelte groot 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 26 januari 2017.
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. De rechtbank ziet echter in de op te leggen ISD-maatregel reden die last niet te geven en de gevorderde tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf af te wijzen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 38m, 38n en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
gelast dat de verdachte wordt geplaatst in een
inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 26 januari 2016 met parketnummer 10/741301-15 van de meervoudige kamer van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V.F. Milders, voorzitter,
en mrs. G.P. van Beek en J.C.A.M. Los, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Salah-Hashim, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 januari 2019.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 september 2018 te Rotterdam [naam slachtoffer] (meermalen) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [naam slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen
"Ik ga een AK kopen en alle agenten neerschieten" en/of
"Ik ga je opzoeken, dan snijd ik je helemaal open" en/of
"Ik lepel je blauwe ogen eruit" en/of
"Ik ga met een scheermes in jouw gezicht snijden. Jij krijgt hier vijftig
littekens van" en/of
"Ik ga je doodsteken" en/of
"Ook al moet ik het hele land door, ik zoek je op en maak je af", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.