ECLI:NL:RBROT:2019:135

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 januari 2019
Publicatiedatum
10 januari 2019
Zaaknummer
10/176832-18, 02/138043-18 en 02/135077-18 (ttz gev) / TUL 02/700036-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor mishandeling en diefstal met ISD-maatregel

Op 3 januari 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de gevoegde zaken tegen de verdachte, die preventief gedetineerd was in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam. De verdachte is veroordeeld voor mishandeling en diefstal, met een ISD-maatregel van twee jaar. De rechtbank heeft geconstateerd dat de verdachte zich in een korte tijd schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder het mishandelen van een slachtoffer op 5 september 2018 en het stelen van drank op 4 en 10 juli 2018. De verdachte heeft eerder veelvuldig soortgelijke strafbare feiten gepleegd en heeft een hoog recidiverisico. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en het advies van de reclassering. De ISD-maatregel is opgelegd om de samenleving te beschermen en de recidive van de verdachte te beëindigen. De vordering van de benadeelde partij is afgewezen, omdat deze niet voldoende onderbouwd was. Tevens is de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf afgewezen, omdat de rechtbank van oordeel was dat de ISD-maatregel voldoende was.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/176832-18, 02/138043-18 en 02/135077-18 (ttz gev)
Parketnummer vordering TUL VV: 02/700036-18
Datum uitspraak: 3 januari 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet,
raadsvrouw mr. E.W. Kempe, advocaat te Middelburg.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 20 december 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L. Verhoeven heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de onder parketnummers 10/176832-18, 02/138043-18 en 02/135077-18 ten laste gelegde feiten;
  • oplegging van de maatregel tot plaatsing in een instelling voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel), met een tussentijdse toetsing na 9 maanden;
  • afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 02/700036-18.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring parketnummer 02/135077-18
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij niet meer weet of hij dit feit heeft gepleegd.
De rechtbank acht op grond van de gebezigde bewijsmiddelen deze aan hem verweten winkeldiefstal echter wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring feit 1 parketnummer 02/138043-18
Het onder 1 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewijswaardering feit 2 parketnummer 02/138043-18
De verdachte heeft op 14 juli 2018 om 14.45 uur een gebiedsverbod uitgereikt gekregen voor de binnenstad van Vlissingen. Hem werd medegedeeld dat dit gebiedsverbod gold tot 15 juli 2018 om 03.00 uur. De verbalisanten troffen diezelfde dag om 17.02 uur de verdachte aan in het gebied waarvoor het verbod gold. Tegenover de politie heeft de verdachte verklaard dat hij wist waarvoor het gebiedsverbod gold en dat hij het gebiedsverbod had overtreden. De verdachte wordt gehouden aan deze verklaring, zodat het verweer dat de omvang van het gebiedsverbod voor hem niet duidelijk was, wordt verworpen. De ontkenning op zitting maakt dat niet anders. De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van dit feit.
4.4.
Bewijswaardering parketnummer 10/176832-18
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Daartoe is aangevoerd dat uit de camerabeelden niet blijkt dat de verdachte de aangever heeft geraakt.
Beoordeling
Van het incident waarvan [naam slachtoffer] aangifte heeft gedaan, zijn camerabeelden beschikbaar. Deze beelden zijn op de zitting bekeken. Daarop zijn duidelijk de geweldshandelingen van de verdachte te zien die ook zijn genoemd in de aangifte, namelijk dat hij meermalen heeft geslagen en eenmaal heeft geschopt. Door aangever [naam slachtoffer] is verder verklaard dat hij daarbij is geraakt door de verdachte. Dit laatste vindt, anders dan door de verdediging betoogd, naar het oordeel van de rechtbank voldoende steun in de camerabeelden. Daarop is namelijk waar te nemen dat de verdachte tweemaal met zijn rechtervuist in het gezicht van aangever [naam slachtoffer] stompt en dat hij hem eenmaal schopt. De rechtbank acht het feit dan ook wettig en overtuigend bewezen. Het verweer wordt verworpen.
4.5.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de in de zaak met parketnummer 10/176832-18, de onder 2 in de zaak met parketnummer 02/138043-18 en de in de zaak met parketnummer 02/135077-18 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 in de zaak met parketnummer 02/138043-18 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
Zaak met parketnummer 10/176832-18
hij op 5 september 2018 te Dordrecht [naam slachtoffer] heeft mishandeld door voornoemde [naam slachtoffer]
- meermalen, tegen het gezicht te stompen en tegen het (linker)been te schoppen
Zaak met parketnummer 02/138043-18
1.
hij in de periode van 4 juli 2018 tot en met 5 juli 2018 te Vlissingen twee,
flessendrank,
dietoebehoorde, aan Cinecity B.V., heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, ;
2.
hij op 14 juli 2018 te Vlissingen opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod krachtens een wettelijk voorschrift, te weten artikel 172/172a van de gemeentewet, gedaan door of namens de burgemeester van Vlissingen, in elk geval een ambtenaar als bedoeld in artikel 184 Wetboek van Strafrecht, eerste en/of tweede lid, inhoudende dat hij, verdachte, zich op 14 juli 2018 vanaf 15:00 niet mocht bevinden in Scheldestraat, door, zich op voornoemde datum om 17:12 uur in voornoemd gebied te bevinden;
Zaak met parketnummer 02/135077-18
hij op 10 juli 2018 te Vlissingen blikken bier, dat toebehoorde, aan Albert Heijn aan de [adres delict] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
zaak met parketnummer 10/176832-18
mishandeling;
zaak met parketnummer 02/138043-18
feit 1: diefstal;
feit 2: opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast;
zaak met parketnummer 02/135077-18
diefstal.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering maatregel

7.1.
Algemene overweging
De maatregel die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de maatregel is gebaseerd
De verdachte heeft zich in een korte tijd schuldig gemaakt aan vier strafbare feiten. Zo heeft hij op 5 september 2018 aangever [naam slachtoffer] mishandeld door hem te slaan en schoppen. Hierdoor heeft de verdachte op een onaanvaardbare wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de aangever. Verder is door de verdachte in de nacht van 4 op 5 juli 2018 en op 10 juli 2018 drank gestolen. De verdachte heeft hiermee voor de nodige overlast gezorgd en blijk gegeven geen respect te hebben voor de eigendomsrechten van anderen. Ten slotte heeft hij zich op 14 juli 2018 niets aangetrokken van een gebiedsverbod dat hem was opgelegd. Dit alles wordt de verdachte stevig aangerekend.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 30 november 2018, waaruit blijkt dat de verdachte eerder veelvuldig is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De rechtbank heeft acht geslagen op het reclasseringsadvies van 9 december 2018. Daaruit komt naar voren dat de verdachte in een dag- en nachtopvang verblijft, een fors alcohol- en agressieprobleem heeft, geen structurele dagbesteding heeft en moeite heeft om zich maatschappelijk gezien staande te houden. Aan de verdachte is in het verleden een behandeltraject opgelegd, maar door de houding van de verdachte is dit niet succesvol afgerond. Het recidiverisico wordt dan ook hoog ingeschat. De reclassering adviseert aan de verdachte een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. Deze ISD-maatregel kan ingevuld worden met een klinische behandeling binnen de forensische GGZ of een forensische verslavingskliniek.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op het voortgangsverslag van 6 september 2018 van Emergis in de zaak met parketnummer 10/227138-15, waaruit blijkt dat de verdachte onder toezicht stond ten tijde van de ten laste gelegde feiten. Gebleken is dat de ambulante behandeling niet toereikend is gebleken en dat een klinische behandeling gericht op middelenproblematiek in combinatie met een behandeling voor psychische problemen passend is. De verdachte heeft echter aangegeven dat hij niet gemotiveerd is voor een klinische opname, omdat de eerdere behandelingen zijn mislukt.
Tot slot heeft de rechtbank acht geslagen op het NIFP-rapport van psychiater Boedhoe van 18 september 2018. In een eerder rapport is gesteld dat bij de verdachte sprake is van een stoornis in alcoholgebruik en persoonlijkheidsstoornis met cluster S- en cluster C-kenmerken. De psychiater acht geen contra-indicaties aanwezig voor een ISD-maatregel.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De rechtbank stelt vast dat aan de formele vereisten voor het opleggen van de ISD-maatregel is voldaan. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. De verdachte is blijkens zijn strafblad in de vijf jaren voorafgaande aan de door hem begane feiten ten minste driemaal tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel of een taakstraf veroordeeld. De desbetreffende vonnissen zijn onherroepelijk. De onderhavige feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze (voorwaardelijk) straffen en taakstraffen.
Daarnaast moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Hij lijkt niet gemotiveerd voor een klinische behandeling voor zijn alcoholprobleem en hij heeft blijk gegeven weinig inzicht te hebben in zijn problematiek en in het recidiverende karakter van zijn gedrag. De rechtbank stelt vast dat de tot op heden aan de verdachte opgelegde straffen er niet toe hebben geleid dat het criminele gedrag van de verdachte is beëindigd. Voorts onderschrijft de rechtbank de conclusies van de reclassering dat oplegging van de ISD-maatregel is aangewezen.
Gelet op de door hem steeds weer veroorzaakte overlast en schade staat nu het belang van de samenleving voorop. De veiligheid van personen of goederen vereist dat aan de verdachte wordt opgelegd de maatregel plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren, zonder aftrek van het voorarrest. Daarbij is mede gelet op ernst van de begane feiten en de veelvuldigheid van de voorafgaande veroordelingen. De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat de maatregel er mede toe strekt de maatschappij te beveiligen en de recidive van verdachte te beëindigen.

8.Vordering benadeelde partij [naam benadeelde] / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft [naam benadeelde] zich in het geding gevoegd ter zake van het in de zaak met parketnummer 10/176832-18 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 210,- aan materiële schade en een vergoeding van € 1.000,- aan immateriële schade.
8.1
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen tot een bedrag van € 200,- aan immateriële schade en voor het overige de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
8.2
Standpunt verdediging
De verdediging heeft de schadeposten betwist en bepleit de niet-ontvankelijkheid daarvan.
8.3
Beoordeling
De vordering zal worden afgewezen, omdat deze door de verdediging is weersproken en niet is onderbouwd.

9.Vordering tenuitvoerlegging

Bij vonnis van 23 mei 2018 van de politierechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant is de verdachte ter zake van bedreiging veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 160 dagen, waarvan een gedeelte groot 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 7 juni 2018.
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. De rechtbank is van oordeel dat in de op te leggen ISD-maatregel reden wordt gezien die last niet te geven en de gevorderde tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf af te wijzen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 38m, 38n, 184, 300 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de in de zaak met parketnummer 10/176832-18, de onder 1 en 2 in de zaak met parketnummer 02/138043-18 en de in de zaak met parketnummer 02/135077-18 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
gelast dat de verdachte wordt geplaatst in een
inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren;
wijst af de vordering van de benadeelde partij;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten die de verdachte met het oog op deze vordering heeft gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 23 mei 2018 met parketnummer 02/700036-18 van de rechtbank Zeeland-West-Brabant aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V.F. Milders, voorzitter,
en mrs. G.P. van Beek en J.C.A.M. Los, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Salah-Hashim, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 januari 2019.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Zaak met parketnummer 10/176832-18
hij op of omstreeks 5 september 2018 te Dordrecht [naam slachtoffer] heeft mishandeld door voornoemde [naam slachtoffer]
- meermalen, althans éénmaal, in/op/tegen het gezicht te slaan/stompen en/of
- op/tegen het (linker)been te schoppen/trappen;
Zaak met parketnummer 02/138043-18
1.
hij in of omstreeks de periode van 4 juli 2018 tot en met 5 juli 2018 te Vlissingen twee, althans een fles drank, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan Cinecity B.V., heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming;
2.
hij op of omstreeks 14 juli 2018 te Vlissingen opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod krachtens een wettelijk voorschrift, te weten artikel 172/172a van de gemeentewet, gedaan door of namens de burgemeester van Vlissingen, in elk geval een ambtenaar als bedoeld in artikel 184 Wetboek van Strafrecht, eerste en/of tweede lid, inhoudende dat hij, verdachte, zich op 14 juli 2018 vanaf 15:00 niet mocht bevinden in/op Scheldestraat, door, zich op voornoemde datum om 17:12 uur in/op, althans op een openbare weg of plaats gelegen in voornoemd gebied te bevinden;
Zaak met parketnummer 02/135077-18
hij op of omstreeks 10 juli 2018 te Vlissingen blikken bier, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan Albert Heijn aan de [adres delict] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.