Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
eiseres in het incident in reconventie houdende de exceptie van onbevoegdheid (alleen Hurks Bouw B.V.);
verweerder in het incident in reconventie houdende de exceptie van onbevoegdheid,
eiser in het incident ex artikel 843a Rv,
advocaat mr. J.P.M. Borsboom te Rotterdam.
1.De procedure
- de dagvaarding d.d. 28 juni 2017;
- de akte houdende overlegging producties zijdens de Bouwcombinatie c.s.;
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie, met producties;
- de oproepingsbrief van deze rechtbank van 29 november 2017 voor een comparitie van partijen (waarvan de datum nader is bepaald op 25 juni 2018);
- de conclusie van repliek in conventie tevens conclusie van antwoord in reconventie, tevens incidentele conclusie houdende de exceptie van onbevoegdheid, met producties;
- de conclusie van antwoord in het incident in reconventie houdende de exceptie van onbevoegdheid;
- de conclusie van dupliek in conventie, tevens conclusie van repliek in reconventie, met producties;
- de conclusie van dupliek in reconventie tevens akte houdende vermeerdering c.q. wijziging van eis in conventie, met een productie;
- de incidentele conclusie ex artikel 843a Rv zijdens de curator, met producties;
- de conclusie van antwoord in het incident ex artikel 843a Rv;
- het proces-verbaal van een comparitie van partijen van 25 juni 2018, bij welke gelegenheid in het geding zijn gebracht:
- spreekaantekeningen zijdens de curator.
2.De feitenAls enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voor zover van belang - het volgende vast:
Inzake Shell L-Oost is Hurks krachtens een vaststellingsovereenkomst van 23 juli 2015 aan Imtech een bedrag verschuldigd van € 272.500,-.
De Bouwcombinatie was opdrachtnemer van Royal Cosun en besteedde het werk uit aan haar vennoten. Hurks was verantwoordelijk voor alle bouwkundige onderdelen van het werk (inclusief enkele specifieke installaties namelijk de laboratoriuminrichting, de liften en de glasbewassingsinstallatie). Imtech was verantwoordelijk voor alle installatietechnische werkzaamheden.
De tussen de Bouwcombinatie en Royal Cosun overeengekomen aanneemsom beliep
- € 5.155.833,- (excl. BTW) voor de realisatie van de installaties (door Imtech);
- € 1.116.766,- (excl. BTW) voor het onderhoud van de installaties (door Imtech);
- € 8.037.722,- (excl. BTW) voor de bouw (door Hurks) en
- € 837.713,- (excl. BTW) voor het onderhoud (door Hurks).
(ad € 1.200.000,-) zou in twee gelijke termijnen na oplevering in rekening gebracht worden.
“…
Artikel 1 Naam, zetel en doel1. Partijen gaan hierbij met elkaar een vennootschap onder firma aan...hierna te noemen: “de Combinatie”.
Artikel 2 Aanvang en duur van de samenwerking1. Deze overeenkomst treedt in werking op de datum van ondertekening van deze overeenkomst door de vennoten. Deze overeenkomst eindigt nadat er een liquidatieovereenkomst voor de Combinatie is gemaakt en ondertekend.
- Hurks Bouw 50%
- Imtech 50%
…
3. Partijen aanvaarden jegens… (rechtbank: Royal Cosun) hoofdelijke aansprakelijkheid.
Jegens elkaar dragen partijen alleen het risico van schade of verlies ten gevolge van tekortkomingen in hun eigen werkzaamheden en verantwoordelijkheden zoals neergelegd in de basisovereenkomst van de opdrachtgever d.d. 27 november 2014 alsmede in het hiernavolgende, en vrijwaren elkaar voor eventuele betaalde schade uit hoofde van de bepalingen in de eerste zin.
- Buiten de aansprakelijkheid van partijen jegens de opdrachtgever dragen partijen jegens elkaar alleen het risico van schade met inbegrip van … verlies tengevolge van tekortkomingen in hun eigen werkzaamheden en verantwoordelijkheden als weergegeven in de basisovereenkomst d.d. 27 november 2014 (vertical split) tot een bedrag van € 5.000.000,- per incident en € 10.000.000,- per jaar of enig hoger bedrag dat gedekt is onder een verzekering ten behoeve van het werk.
Artikel 6 Beëindiging, opzegging, liquidatie1. Bij ontbinding van de vennootschap geschiedt de vereffening door partijen. De winst of het verlies wordt door Partijen gedeeld, respectievelijk gedragen conform de verdeling zoals is omschreven in artikel 3 dan wel omschreven in dit artikel.
De afwikkelende partij zal na voldoening van alle uitstaande vorderingen en schulden een voorlopige liquidatiebalans, waarin activa en passiva volgens goed koopmansgebruik worden gewaardeerd, opmaken, welke aan de Raad van Bestuur ter goedkeuring zal dienen te worden voorgelegd, vergezeld van het advies van de accountant van de Combinatie. Op basis van deze liquidatiebalans zal door de Raad van Bestuur worden vastgesteld hetgeen aan ieder der partijen zal worden uitgekeerd in mindering op het saldo van ieders rekening in de Combinatie. Hierna zal door de Raad van Bestuur worden overgegaan tot uitkering van de winst/verlies conform het bepaalde in artikel 3.
8. De afwikkelende partij (penvoerder) houdt toezicht op het verloop van de garantieverplichtingen. Werkzaamheden onder garantie worden door en op kosten van de desbetreffende vennoot verricht.
10. Na goedkeuring van de definitieve scheidingsbalans zal de afwikkelende partij het aan ieder der partijen toekomende betalen c.q. het door partijen verschuldigde invorderen.
3. Partijen kunnen te allen tijde de administratie inzien, uitgaande betalingen worden door beide partijen geaccordeerd en programma wijzigingen die worden ingediend behoeven altijd de goedkeuring van beide vennoten.”
“Artikel A.7 Opdrachtsom en Facturatie1. Het totaalbedrag voor deze opdracht is opgebouwd volgens het schema in punt A.8.
2. Met de opdrachtgever wordt door de projectleiders een betalingsschema overeengekomen uiterlijk binnen 1 maand na ondertekening van dit document.
3. Betalingen aan de vennoten vinden plaats conform het betalingsschema met de opdrachtgever waarbij een termijn naar de vennoten betaalbaar wordt nadat er een volgende termijn is ingediend bij de opdrachtgever en door de opdrachtgever is voldaan.
4. Rekeningen van vennoten aan de combinatie, worden voldaan binnen 5 werkdagen nadat de betaling door de opdrachtgever heeft plaatsgevonden en de desbetreffende betalingen zijn goedgekeurd door de raad van bestuur.
5. Partijen zijn ermee bekend dat er sprake is van een achtergestelde betaling (met bijbehorende rente) welke wordt voldaan in de onderhoudsperiode en als zodanig is opgenomen in het overzicht van punt A.9. Deze achtergestelde betaling is door de opdrachtgever opgenomen in bijlage 1 van de basisovereenkomst en gedekt middels een concerngarantie zoals opgenomen in de basisovereenkomst van 27 november 2014.
6. Partijen hebben hun verantwoordelijkheid in deze achtergestelde betaling genomen om het werk te kunnen verwerven, waarbij partijen ermee bekend zijn dat de achtergestelde betaling vanuit de opdrachtgever is verdeeld over de eerste 10 jaar na oplevering en daarmee loopt tot Q1 van het jaar 2026.”
Imtech heeft de stand van haar werk op 25 juni 2015 neergelegd in een “puntenlijst” met het verzoek aan de Bouwcombinatie om de hierop als “gereed” aangemerkte werkzaamheden tot een bedrag van € 133.026,66 in rekening te brengen bij Royal Cosun.
De Raad van Bestuur van de Bouwcombinatie heeft dit verzoek niet goedgekeurd.
Imtech heeft voor door haar uitgevoerde werkzaamheden geen betaling ontvangen.
(€ 913.550,- incl. BTW) in juli 2015 aan de Bouwcombinatie betaald.
Hurks heeft vervolgens voor het door Imtech uit te voeren installatiewerk (exclusief het onderhoud) een ander bedrijf: ULC Installatietechniek B.V. (hierna: ULC) ingeschakeld.
De afspraken tussen Hurks en ULC zijn neergelegd in een overeenkomst van 28 juni 2016.
Deze balans is op 28 november 2016 toegezonden aan de curator.
De curator heeft tegen de balans bezwaren geuit bij e-mail van 12 december 2016.
“Op 20 januari 2016 heeft de Bouwcombinatie een factuur ontvangen van Imtech… ter grootte van € 964.000,- exclusief omzetbelasting. De factuurdatum ligt geruime tijd na het tijdstip van het faillissement van Imtech … Deze factuur wordt gemotiveerd betwist door Hurks…, vennoot in de combinatie. De belangrijkste motivatie hiervoor is dat de facturatie niet heeft plaatsgevonden in overeenstemming met de tussen de vennoten gemaakte afspraken uit de combinatieovereenkomst, dat de onderbouwing van de kosten op geen enkele wijze aansluit met de stand van het werk en de uitgevoerde werkzaamheden en dat er kosten voor arbeid, materiaal en onder aanneming worden opgevoerd die na de datum van het faillissement lagen. Reden waarom er geen verwerking in de cijfers heeft plaatsgevonden.”
3.Het geschil in het incident houdende de exceptie van onbevoegdheid
in reconventie
4.Het geschil in het incident ex artikel 843a Rv
5.Het geschil in de hoofdzaak
in conventie
Krachtens het bepaalde in artikel 130 Rv is eiser bevoegd zijn eis of de gronden daarvan te wijzigen en is gedaagde bevoegd hiertegen bezwaar te maken op grond dat de verandering in strijd is met de eisen van goede procesorde.
Nu de curator tegen het wijzigen van de eis geen bezwaar heeft gemaakt en deze eiswijziging ook ambtshalve niet als in strijd met de eisen van goede procesorde wordt aangemerkt, zal op de aldus gewijzigde eis worden beslist.
PRIMAIR:
6.De beoordeling in het incident houdende de exceptie van onbevoegdheidin reconventie
Op grond van artikel 37 van het contract tussen Hurks en Shell Global Solutions International, welk contract back-to-back van toepassing is op de onderaannemingsovereenkomst tussen Imtech en Hurks betreffende dit werk, is voorzien in geschilbeslechting door arbitrage bij het NAI.
De curator voert evenwel voor de stelling dat de vordering zodanig verknocht is met andere geschillen dat toepassing van het beding onaanvaardbaar is, niet meer of anders aan dan dat het tijd en geld zou besparen als alle geschillen tussen partijen door één instantie worden afgedaan. Deze omstandigheid maakt het mogelijk “onwenselijk en nadelig” om de behandeling van de vermeende vordering “aan het NAI over te laten”, zoals door de curator is betoogd, doch deze omstandigheid is onvoldoende om de conclusie te rechtvaardigen dat een beroep op dit beding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
Het voorgaande brengt mee dat de rechtbank zich ten aanzien van dit deel van de vordering onbevoegd zal verklaren.
7.De beoordeling in het incident ex artikel 843a Rv
Meer specifiek voert de curator aan dat de sub i tot en met xi genoemde stukken dienen ter beoordeling (en nadere weerlegging) van de door de curator betwiste stellingen van Hurks en de Bouwcombinatie, dat:
- de Bouwcombinatie en Royal Cosun een betalingsschema d.d. 16 januari 2015 zijn overeengekomen en dat dit betalingsschema het termijnenschema betreft zoals bedoeld in artikel 14 lid 1 Basisovereenkomst;
- de aan ULC verstrekte opdracht dezelfde is geweest als de aan Imtech verstrekte opdracht en dat ULC voor een aanneemsom van € 6.000.000,- (excl. BTW) dezelfde werkzaamheden heeft aangenomen als die Imtech voor een aanneemsom van € 5.155.833,- (excl. BTW) zou verrichten;
- Imtech heeft geweigerd haar tekenwerk digitaal en onversleuteld te overhandigen aan de Bouwcombinatie waardoor het noodzakelijk was het ontwerpwerk opnieuw te laten maken door ULC, terwijl ULC op het complexe project ook geen werkzaamheden had willen en/of kunnen verrichten op basis van het tekenwerk van een andere (failliete) installateur en het voortborduren op het niet door Royal Cosun goedgekeurde ontwerp van Imtech in alle gevallen duurder zou zijn geweest dan de aanneemsom die ULC in rekening heeft gebracht;
- in de aanneemsom van Imtech voor het meerjarig onderhoud veel fouten zaten waardoor de aanneemsom voor het onderhoud door een nieuwe aannemer substantieel duurder uitvalt dan de oorspronkelijke aanneemsom van Imtech;
- Hurks, gelet op de tijdsdruk en ter voorkoming van verdere schade, geen tijd en gelegenheid heeft gehad om een uitgebreide aanbesteding te houden met meer dan twee partijen en dat ULC de goedkoopste van de twee aangezochte partijen was;
- Hurks kosten heeft gemaakt in verband met allerlei bouwkundige aanpassingen van het reeds gerealiseerde gebouw, omdat achteraf is gebleken dat de installatietechnische keuzes van Imtech gebreken en fouten bevatten;
- Royal Cosun haar goedkeuring aan het installatieontwerp van Imtech weigerde waardoor een nieuw ontwerp diende te worden gemaakt en er slechts een paar partijen geschikt waren om het ingewikkelde installatiewerk te verrichten, terwijl ook rekening diende te worden gehouden met een acceptabele aanneemsom en Royal Cosun ervan overtuigd moest worden dat de opdracht niet aan een andere partij (dan Hurks) behoefde te worden uitbesteed, zodat Hurks niet kan worden verweten dat zij niet voortvarend te werk is gegaan;
- Hurks de gestelde kosten heeft gemaakt vanwege het inschakelen van adviseurs om de door Imtech veroorzaakte problemen op te lossen, althans om Hurks te assisteren het werk van Imtech te doorgronden en naar oplossingen te zoeken.
- Hurks met betrekking tot het project FCIC door FrieslandCampina aansprakelijk is gesteld voor een bedrag van € 904.380,- vanwege ondeugdelijk door Imtech verrichte werkzaamheden met betrekking tot luchtbehandelingskasten;
€ 250.000,- te trekken;
- hierover een gerechtelijke procedure aanhangig is tussen Hurks en FrieslandCampina.
De rechtbank stelt voorop dat van een partij die een dergelijke vordering in een lopende procedure als incident instelt, mag worden verwacht dat zij deze instelt zodra dit mogelijk is en de vordering niet ruimer formuleert dan redelijkerwijs noodzakelijk kan worden geacht. In een geval waarin de vordering in de visie van de rechtbank in een onnodig laat stadium is ingediend, dan wel ruimer is geformuleerd dan redelijkerwijs noodzakelijk kan worden geacht, kan de rechtbank zich vrij achten die vordering in zijn totaliteit af te wijzen, zonder alsnog ten aanzien van ieder specifiek opgevraagd document te beoordelen of ten aanzien van dat document mogelijk wel een rechtmatig belang bestaat.
Deze situatie doet zich naar het oordeel van de rechtbank hier voor.
De vordering is door de curator ingediend ter rolle van 25 april 2018, zijnde de datum waarop door de wederpartij voor dupliek in reconventie is geconcludeerd en betreft een - hiervoor weergegeven - uitgebreide hoeveelheid en verscheidenheid aan stukken waar de curator naar eigen zeggen al meer dan twee jaar naar heeft gevraagd.
Het indienen van de onderhavige vordering in dit late stadium van de - met gelegenheid voor repliek en dupliek in conventie en reconventie uitgebreide - procedure leidt naar het oordeel van de rechtbank onder deze omstandigheden tot de conclusie dat het ervoor moet worden gehouden dat met (de vordering betreffende) deze stukken in deze procedure geen althans geen rechtens te respecteren belang wordt gediend.
8.De beoordeling in de hoofdzaak
Dit onderdeel van de primaire vorderingen is voor toewijzing vatbaar.
De onder III geformuleerde vordering om mee te werken aan de wijziging van de bankrekening is in lijn met de in artikel 6 van de Combinatieovereenkomst neergelegde gedachte dat in het geval van faillissement aan de overblijvende partij de mogelijkheid wordt geboden om het werk af te maken.
De vordering zal derhalve worden toegewezen als na te melden.
Door Crowe is een scheidingsbalans van de Bouwcombinatie d.d. 2 januari 2017 opgesteld ten behoeve van een tussentijdse afrekening als bedoeld in artikel 6 lid 9 van de Combinatieovereenkomst. Deze scheidingsbalans is naar het oordeel van de rechtbank niet definitief geworden. Dat de curator hiertegen bezwaar maakte en dit bezwaar Hurks heeft bereikt, staat vast. Aan de omstandigheid dat het bezwaar van de curator niet bij aangetekend schrijven is verzonden komt gelet daarop geen doorslaggevende betekenis toe. Nu ook in een volgende versie van de scheidingbalans aan het bezwaar van de curator (dat de vordering van Imtech niet was opgenomen in de balans) niet is tegemoetgekomen valt niet in te zien - als door Hurks aangevoerd - dat deze volgende versie geacht moet worden door de curator te zijn goedgekeurd.
Waar de scheidingsbalans naar het oordeel van de rechtbank niet definitief is geworden kan zij uiteraard evenmin (zoals onder IV gevorderd door de Bouwcombinatie c.s.) als “eindafrekening” worden aangemerkt.
De onder V bedoelde betaling behoeft dan immers geen medewerking meer van de curator.
Enigszins ten overvloede overweegt de rechtbank dat zij de onder V bedoelde betaling om na te melden reden gerechtvaardigd acht.
De betalingsregeling met Royal Cosun en de interne betalingsafspraken in de Bouwcombinatie brengen met zich dat Hurks en Imtech enkel betaling verkregen voor dat deel van de tot hun scope behorende werkzaamheden, dat daadwerkelijk gerealiseerd was en betaald was door Royal Cosun.
Krachtens artikel A.7 lid 3 en 4 van de bijlage bij de Combinatieovereenkomst bezien in samenhang met artikel 14 lid 1 van de Basisovereenkomst, kan naar het oordeel van de rechtbank alleen dan vanuit de Bouwcombinatie aan Hurks of Imtech worden betaald als:
Tussen partijen staat immers vast dat de door Hurks uitgevoerde werkzaamheden wel en de door Imtech uitgevoerde werkzaamheden niet zijn gedeclareerd bij en goedgekeurd door Royal Cosun. Nu de Bouwcombinatie vervolgens van Royal Cosun in juli 2015 een eerste termijn van de opdrachtsom ontving en in juni 2017 de tweede termijn, kon doorbetaling aan Hurks door de Bouwcombinatie worden goedgekeurd. Aan Imtech komt geen (deel van de) opslag voor die werkzaamheden toe nu elk der vennoten deze in de eigen aanneemsom heeft verdisconteerd en (via de Bouwcombinatie) in rekening bracht.
De kosten gingen voor de eventuele baten uit.
Partijen zijn deze regeling naar moet worden aangenomen welbewust aangegaan.
Laatst vermeld bedrag is 50% van het door de curator geclaimde verlies ad € 651.820,13.
dagvaarding € 80,42
advocaat: 4 x € 3.856,- € 15.424,-
griffierecht: € 3.894,-
De nakosten zullen in conventie worden begroot en toegewezen mede ten aanzien van de zaak in reconventie. De gevorderde rente over de proces- en nakosten zal worden toegewezen op de wijze als in de beslissing vermeld.
Eindafrekening zou uiteraard eerder kunnen plaatsvinden in geval tussen partijen overeenstemming zou zijn bereikt over een scheidingsbalans. Dit is - zoals in conventie is overwogen - hier niet het geval.
Voor zover de curator de vordering baseert op een beroep op ongerechtvaardigde verrijking faalt dit beroep reeds om de hierna onder C. weergegeven vaststelling dat de Bouwcombinatie c.q. Hurks voor uitvoering van het door Imtech aangenomen werk meer betaalde dan waarvoor dit door Imtech was aangenomen.
Krachtens dit artikel kan hij die zowel schuldenaar als schuldeiser van de gefailleerde is, zijn schuld met zijn vordering op de gefailleerde verrekenen, indien beide zijn ontstaan vóór faillietverklaring of voortvloeien uit handelingen vóór de faillietverklaring met de gefailleerde verricht. De curator komt geen beroep toe op artikel 6:136 van het Burgerlijk Wetboek. Dat de precieze omvang van de vordering van Hurks niet op eenvoudige wijze valt vast te stellen, is derhalve niet relevant.
€ 1.199.500,- excl. BTW (deels verrekend met de bankgarantie van Imtech en deels met door Hurks uitgevoerd meerwerk) nu de vertraging is veroorzaakt doordat het definitief ontwerp (DO) installaties van Imtech niet eerder dan op 28 juli 2016 is goedgekeurd;
Friesland Campina Wageningen (FCIC) ad € 904.380,-.
Het beroep van Hurks op verrekening met dit bedrag dient naar het oordeel van de rechtbank te worden beoordeeld in het licht van het bepaalde in artikel 3 lid 3 van de Combinatieovereenkomst. Hierin is immers vastgelegd dat partijen elkaar vrijwaren voor eventuele schade uit hoofde van betalingen uit hoofde van hun hoofdelijke aansprakelijkheid jegens Royal Cosun. Bezien in dit licht kon de curator niet volstaan met het tegen de hier bedoelde meerkosten aangevoerde vermoeden dat aan ULC een uitgebreidere opdracht is verstrekt en/of dat ULC daarvoor ten onrechte teveel in rekening bracht.
Dat ULC voor de installaties meer berekende dan Imtech deed kan naar het oordeel van de rechtbank niet aan Hurks (of de Bouwcombinatie c.s.) worden tegengeworpen. Tussen partijen staat als niet (langer) weersproken vast dat de Bouwcombinatie het installatiewerk binnen enkele maanden na het faillissement van Imtech heeft aanbesteed aan ULC (in oktober 2015) als goedkoopste van twee inschrijvingen.
Nog daargelaten dat de uitvoering van het werk onder grote druk kwam nu het DO voor wat betreft de installaties niet was goedgekeurd en Imtech dit werk niet (verder) uitvoerde, staat tevens vast dat de curator voor die voortzetting niet alles in het werk heeft gesteld. Hurks heeft namens de Bouwcombinatie vergeefs verzocht om (digitale en onversleutelde) toezending van het tekenwerk van Imtech. Voor het vermoeden dat ULC ten onrechte (veel) te veel in rekening bracht is te minder aanleiding nu Hurks (met de Bouwcombinatie) onmiskenbaar belang had om kosten van dit project zo laag mogelijk te houden; van verhaal op Imtech had zij immers weinig te verwachten.
Onder deze omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank hetgeen onder a) is aangevoerd voldoende aannemelijk voor het welslagen van een beroep op verrekening als bedoeld in artikel 53 Fw.
Hurks heeft met het voorgaande voldoende aannemelijk gemaakt dat het onder a) bedoelde te verrekenen bedrag de vordering van de curator ad € 272.500,- zal overstijgen. De vordering van de curator tot betaling van dat bedrag dient om die reden te worden afgewezen.
(½ x 3 punten ad € 3.856,-) aan salaris voor de advocaat, te vermeerderen met de rente als na te melden.