ECLI:NL:RBROT:2019:1505

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 februari 2019
Publicatiedatum
26 februari 2019
Zaaknummer
10/681121-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van het per post verzenden van MDMA naar het buitenland en het opzettelijk aanwezig hebben van MDMA

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 februari 2019 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het medeplegen van het per post verzenden van MDMA naar het buitenland en het opzettelijk aanwezig hebben van een grote hoeveelheid MDMA. De verdachte werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, R. van den Hemel. De officier van justitie, mr. R.H. I. van Dongen, eiste een gevangenisstraf van 15 maanden, maar de rechtbank oordeelde anders. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk een hoeveelheid MDMA buiten Nederland heeft gebracht en dat hij een grote hoeveelheid MDMA voorhanden heeft gehad. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden. De zaak kwam aan het licht na meldingen van bedrijven over onbekende postpakketten die vermoedelijk drugs bevatten. De politie heeft deze pakketten onderzocht en verschillende middelen aangetroffen, waaronder MDMA. De verdachte ontkende betrokkenheid, maar de rechtbank oordeelde dat zijn verklaring niet geloofwaardig was en dat er voldoende bewijs was voor zijn betrokkenheid bij de drugshandel. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten, maar de bewezen feiten zijn ernstig en de rechtbank heeft de strafmaat bepaald op basis van de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/681121-17
Datum uitspraak: 15 februari 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] te [woonplaats verdachte] , raadsvrouw R. van den Hemel, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 1 februari 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.H. I. van Dongen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf van 15 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft betoogd dat de verdachte moet worden vrijgesproken. Er zijn geen NFI-testrapporten van de door de politie onderzochte pakketten waardoor niet met zekerheid kan worden vastgesteld of er drugs in die pakketten zat. Met betrekking tot zaaksdossier [naam dossier] (het postpakket dat door de medeverdachte bij een Albert Heijn ter verzending is aangeboden) kan de betrokkenheid van de verdachte niet worden bewezen. Uit de verklaring van de medeverdachte volgt die betrokkenheid niet. Met betrekking tot de in het huis van de verdachte aangetroffen zaken heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat deze spullen aan de huurder van de verdachte toebehoorden.
4.1.2.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de drie ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. De medeverdachte heeft bij de politie verklaard dat hij van de verdachte spullen kreeg om kaarten te bewerken en in opdracht van de verdachte pakketten verstuurde. Deze verklaring klopt met de in het huis van de verdachte aangetroffen spullen, waaronder de zak met XTC-pillen. Het verhaal van de verdachte ter zitting dat deze spullen van een ander zijn, is niet geloofwaardig.
4.1.3.
Beoordeling
Vanaf juli 2016 kreeg de politie verschillende meldingen van bedrijven dat daar onbekende postpakketten werden bezorgd waarin vermoedelijk drugs zaten. De politie heeft deze pakketten onderzocht. Uit de adresetiketten en de postzegels op deze pakketten bleek dat de postpakketten vanuit Nederland naar het buitenland waren verzonden en vervolgens retour waren gestuurd naar het adres dat op de achterkant van het pakket stond. Dat retouradres was dan van het bedrijf waar de pakketten uiteindelijk werden bezorgd. In de pakketten trof de politie verschillende middelen aan. Uit indicatieve testen bleek dat het waarschijnlijk vooral om MDMA, LSD, 2C-B, en amfetamine ging. De wijze waarop deze middelen in de pakketten waren verpakt, kwam in een aantal zaken overeen. Daarbij werd telkens gebruik gemaakt van carbonpapier van het merk Kores. In een aantal van de pakketten was dat carbonpapier op een ansichtkaart geplakt.
Op 12 mei 2017 is de medeverdachte aanhouden nadat hij op camerabeelden was herkend toen hij een postpakket afleverde bij een postagentschap. Van dit postpakket was bekend geworden dat daarin drugs zat. Tijdens zijn verhoor heeft de medeverdachte verklaard dat hij soms voor zijn broer, zijnde de verdachte, postpakketten wegbracht. Naar aanleiding hiervan heeft een huiszoeking bij de verdachte plaatsgevonden en is de verdachte aangehouden.
Bij de huiszoeking zijn op verschillende plaatsen in de woning en in de schuur van de verdachte goederen in beslaggenomen, waaronder drie laptops, ansichtkaarten, carbonpapier, een weegschaal, zwarte enveloppen, witte enveloppen en postzegels. In de schuur van de verdachte is een zak met 3.025 rode pillen aangetroffen met een gewicht van 1.110,5 gram. Deze pillen zijn door het NFI getest en uit die testen is gebleken dat ze MDMA bevatten.
Bij deze huiszoeking zijn ook adreslabels aangetroffen, waaronder één met daarop de tekst: [naam tekst] , [adres 1] , [woonpaats] , Nederland. Naar aanleiding hiervan is contact opgenomen met [naam 1] van [naam bedrijf] . Hij verklaarde dat er op 13 mei 2017 een enveloppe was bezorgd die retour was gekomen uit Amerika en dat er 5 pillen in de enveloppe zaten. De politie heeft hierover gerelateerd in zaaksdossier 17. Het betrof een witte enveloppe, met daarin een gescheurde zwarte enveloppe. Ook zaten in de enveloppe een kapot geknipte ansichtkaart en carbonpapier. Na onderzoek door het NFI is gebleken dat de pillen uit deze enveloppe MDMA bevatten. De enveloppe was gericht aan [naam 2] , [adres 2] , [plaats] , United States . Ditzelfde adres is aangetroffen in een adresbestand op de Dell laptop die in het huis van de verdachte in beslag is genomen.
De rechtbank vindt de verklaring van de verdachte, dat de in zijn woning aangetroffen zaken van zijn huurder zijn, niet aannemelijk. Deze verklaring, die hij eerst ter zitting naar voren heeft gebracht, wordt niet door enig objectief bewijs in het dossier ondersteund. Ook heeft de verdachte zijn verklaring niet op andere wijze ondersteund met feiten. Zo heeft de verdachte desgevraagd geen naam van een huurder genoemd, heeft hij geen huurovereenkomst overgelegd en heeft hij niet aannemelijk gemaakt dat hij van de huurder geld ontving. Daar komt bij dat de verdachte ter terechtzitting niet eenduidig heeft verklaard. Eerst zou de huurder een kamer huren, terwijl hij later verklaarde dat de huurder de beschikking had over de gehele woning inclusief de schuur. De verklaring van de verdachte staat bovendien haaks op de verklaring van zijn broer, de medeverdachte. Die heeft immers verklaard dat de verdachte ansichtkaarten en carbonpapier leverde. Deze verklaring komt overeen met de in de woning van de verdachte aangetroffen ansichtkaarten en het aangetroffen carbonpapier. Dat de medeverdachte zijn verklaring onder druk heeft afgelegd is de rechtbank niet gebleken. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat de in het huis van de verdachte aangetroffen zaken van hem waren.
Uit de voorgaande feiten en omstandigheden concludeert de rechtbank dat de verdachte betrokken is bij de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten. De verdachte had in zijn schuur een grote hoeveelheid XTC-pillen. Uit de in zijn woning aangetroffen zaken, waaronder de adresgegevens op zijn computer, de adresetiketten met het adres van het bedrijf [naam bedrijf] erop, de postzegels, het carbonpapier en de ansichtkaarten blijkt het opzet van de verdachte om het pakket met MDMA, dat uiteindelijk bij het bedrijf [naam bedrijf] terechtkwam, buiten Nederland te brengen (zaaksdossier 17).
Uit de verklaring van de medeverdachte inhoudende dat hij voor zijn broer pakketten naar een postagentschap bracht en ansichtkaarten prepareerde met carbonpapier, blijkt dat de verdachte daarbij met minstens één ander heeft samengewerkt.
Gelet op de grote hoeveelheid XTC-pillen die bij de verdachte zijn aangetroffen en de overige bij de verdachte aangetroffen zaken, heeft het er de schijn van dat de verdachte op grote schaal postpakketten verstuurde. Anders dan de officier van justitie meent, is de rechtbank echter van oordeel dat niet kan worden bewezen dat de verdachte betrokken is geweest bij andere pakketten dan het hiervoor genoemde pakket. Bij andere door de politie onderzochte postpakketten is weliswaar een soortgelijke werkwijze gehanteerd, waarbij de drugs verpakt zat in (bubbel)enveloppen waarin een met carbonpapier beplakte ansichtkaart zat, maar deze werkwijze is niet zodanig specifiek dat daaruit de conclusie kan worden getrokken dat de verdachte bij al deze pakketten betrokken moet zijn geweest. Deze werkwijze laat immers de mogelijkheid open dat anderen dan de verdachte betrokken waren bij het vervaardigen en verzenden van de bewuste pakketten. De inhoud van deze pakketten is bovendien alleen indicatief getest op veelvoorkomende soorten drugs, waardoor niet is komen vast te staan dat daadwerkelijk sprake is geweest van drugs zoals bedoeld in lijst 1 van de Opiumwet. Ook met betrekking tot het door de medeverdachte afgeleverde pakket bij de Albert Heijn (zaaksdossier [naam dossier] ) kan, naar oordeel van de rechtbank de betrokkenheid van de verdachte niet worden vastgesteld. Dat de verdachte drugs zou hebben vervoerd, zoals onder 2 ten laste gelegd, is evenmin gebleken. Van dat feit zal de verdachte dan ook worden vrijgesproken.
4.1.4.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte opzettelijk een hoeveelheid MDMA buiten Nederland heeft gebracht. Ook is bewezen dat de verdachte een grote hoeveelheid pillen bevattende MDMA voorhanden heeft gehad.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij omstreeks de periode van
1 januari 2017tot en met 11 mei 2017 in Nederland,
eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander ,opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij op 12 mei 2017 te Dordrecht opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 1110,5 gram (3025 tabletten), van een
materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
3.
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de uitvoer van 1,4 gram MDMA. Hij heeft een postpakket met daarin vijf XTC-pillen verstuurd naar een adres in Amerika. Als retouradres voor het pakket heeft hij een schijnbaar willekeurig adres van een bedrijf in Nederland opgegeven. De verdachte heeft het postpakket bewerkt met carbonpapier, kennelijk om de inhoud van het pakket te verhullen en zo vervoer naar het buitenland te vereenvoudigen.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een grote hoeveelheid XTC-pillen. In zijn schuur is een zak met 3.025 pillen (1.110,5 gram) bevattende MDMA aangetroffen. Gelet op de grote hoeveelheid pillen en de verder in zijn woning aangetroffen zaken, zoals enveloppen, postzegels en een grote hoeveelheid carbonpapier, heeft het er naar het oordeel van de rechtbank de schijn van dat de verdachte op grote schaal en in georganiseerd verband pakketten met daarin drugs per post verstuurde. Daarbij heeft de verdachte zijn broer betrokken, door hem te vragen postpakketten bij een postagentschap af te leveren en door hem ansichtkaarten te laten prepareren met carbonpapier.
Dit zijn ernstige feiten. MDMA is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De verspreiding van en handel in MDMA gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit. Handelingen die tot doel hebben die stof op de markt te brengen dienen te worden bestraft. Het is ernstig dat verdachte zich geen rekenschap heeft gegeven van de gevolgen van zijn handelen. De rechtbank rekent het de verdachte bovendien aan dat hij familie heeft betrokken bij het plegen van strafbare feiten.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 21 januari 2019. Hieruit blijkt dat de verdachte reeds eerder, in 2002, is veroordeeld voor een soortgelijk feit.
7.3.2.
Reclasseringsrapportage
Tevens heeft de rechtbank kennis genomen van het reclasseringsrapport van 19 juli 2017.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I.W.M. Laurijssens, voorzitter,
mr. A.A.T. Werner en mr. D.Y.A. van Meersbergen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.Y. de Lange, griffier,
en uitgesproken op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van
01 oktober 2016 tot en met 11 mei 2017 te Dordrecht en/of Zwijndrecht en/of
Hendrik Ido Ambacht, in elk geval in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens)
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht
- ( een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende XTC en/of MDMA en/of
- ( een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende LSD en/of
- ( een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende 2C-B(/D0B) en/of
- ( een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine,
zijnde XTC en/of MDMA en/of LSD en/of 2C-B(/D0B) en/of amfetamine (telkens)
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van
01 oktober 2016 tot en met 11 mei 2017 te Dordrecht en/of Zwijndrecht en/of
Hendrik Ido Ambacht, in elk geval in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens)
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- ( een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende XTC en/of MDMA en/of
- ( een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende LSD en/of
- ( een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende 2C-B (/D0B) en/of
- ( een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine,
zijnde XTC en/of MDMA en/of LSD en/of 2C-B(/D0B) en/of amfetamine (telkens)
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij op of omstreeks 12 mei 2017 te Dordrecht
opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 1110,5 gram (3025 tabletten), in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende MDMA,
zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.