ECLI:NL:RBROT:2019:1807
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om vertaling van boeterapport in het Duits door de AFM
In deze zaak heeft verzoeker, een natuurlijke persoon, een voorlopige voorziening aangevraagd bij de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam. Hij verzocht om een vertaling in het Duits van een boeterapport dat door de Autoriteit Financiële Markten (AFM) was opgesteld. De AFM had eerder zijn verzoek om vertaling afgewezen, waarop verzoeker bezwaar maakte. De voorzieningenrechter heeft op 5 februari 2019 uitspraak gedaan. Tijdens de zitting op 31 januari 2019 is verzoeker verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de AFM werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde en enkele medewerkers.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat verzoeker voldoende kennis van de Nederlandse taal heeft om het boeterapport te begrijpen en zich adequaat te verdedigen. De AFM had gesteld dat verzoeker, als voormalig bestuurder van een in Nederland gevestigde onderneming, in staat was om de Nederlandse taal te begrijpen, gezien zijn eerdere communicatie met de AFM en zijn contacten met Nederlandse cliënten. Verzoeker voerde aan dat hij de Nederlandse taal niet goed machtig was en dat dit hem belemmerde in zijn verdediging. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de AFM terecht had geconcludeerd dat verzoeker de Nederlandse taal voldoende machtig was, gezien zijn ervaring en de aard van zijn werkzaamheden.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en geoordeeld dat verzoeker, indien hij gebruik wenst te maken van een tolk tijdens vervolgzittingen, deze op eigen kosten kan meebrengen. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.