In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 maart 2019 uitspraak gedaan in een herzieningsverzoek van eiseres, die een bijstandsuitkering ontving op grond van de Participatiewet (Pw). Eiseres had eerder een aanvraag voor woonkostentoeslag voor het jaar 2016 ingediend, welke was afgewezen bij besluit van 9 juni 2015. De rechtbank behandelt de afwijzing van deze aanvraag en de daaropvolgende besluiten van verweerder, het college van burgemeester en wethouders van Hellevoetsluis. Eiseres stelde dat er nieuwe feiten waren die aanleiding gaven tot herziening van het eerdere besluit, maar de rechtbank oordeelde dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden waren die de afwijzing konden rechtvaardigen.
De rechtbank concludeert dat de verplichtingen die aan eiseres waren opgelegd, waaronder de verhuisplicht, niet waren nageleefd. Eiseres had geen voldoende informatie verstrekt om aan te tonen dat zij aan deze verplichtingen had voldaan. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de woonkostentoeslag voor het jaar 2016 terecht was, omdat verweerder niet kon beoordelen of eiseres aan de verplichtingen had voldaan. De rechtbank wijst ook op de procedurele aspecten van het dwangsombesluit en concludeert dat de beslistermijn niet was overschreden, waardoor er geen recht op een dwangsom bestond.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond en bevestigt de eerdere besluiten van verweerder. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.