ECLI:NL:RBROT:2019:2128
Rechtbank Rotterdam
- Bodemzaak
- H. Bedee
- M.G.L. de Vette
- A.C. Hendriks
- Rechtspraak.nl
Toekenning van vervoersvoorziening op basis van Wmo 2015 en de beoordeling van de vervoersbehoefte van een alleenstaande moeder met zorgbehoevende kinderen
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 maart 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een alleenstaande moeder uit Barendrecht, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Barendrecht. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 12 juni 2018, waarin haar vervoersvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) werd afgewezen. Eiseres stelde dat het door verweerder vastgestelde kilometerbudget van 8.000 kilometer per jaar niet voldeed aan haar werkelijke vervoersbehoefte, die voortkwam uit de noodzaak om haar kinderen, die in instellingen verblijven, te bezoeken en haar medische afspraken bij te wonen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres inderdaad beperkingen ondervindt in haar mobiliteit en dat zij in aanmerking komt voor een vervoersvoorziening. De rechtbank heeft echter ook geoordeeld dat het toegekende kilometerbudget van 8.000 kilometer per jaar, in combinatie met de driewielfiets die eiseres tot haar beschikking heeft, voldoende is om haar in staat te stellen deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar de relevante artikelen van de Wmo 2015 en de verordening van de gemeente Barendrecht, die de criteria voor de toekenning van maatwerkvoorzieningen vaststelt.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de gemeente op goede gronden heeft vastgesteld dat de vervoersbehoefte van eiseres adequaat is beoordeeld en dat de toekenning van de taxipas een passende bijdrage levert aan haar zelfredzaamheid en participatie. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.