ECLI:NL:RBROT:2019:2515

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 maart 2019
Publicatiedatum
2 april 2019
Zaaknummer
6683713 CV EXPL 18-7220
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding vanwege gedoogplicht en waardevermindering van grond onder Belemmeringenwet Privaatrecht

In deze zaak vorderen eisers schadevergoeding van Tennet TSO B.V. vanwege een gedoogplicht die hen is opgelegd in het kader van de aanleg van een hoogspanningsverbinding. De eisers, eigenaren van percelen in Bleiswijk, hebben geen overeenstemming kunnen bereiken met Tennet over de hoogte van de schadevergoeding. De gedoogplicht is opgelegd door de minister van Infrastructuur en Milieu, en betreft de percelen die nodig zijn voor de aanleg en instandhouding van de verbinding. Tennet heeft een voorschot van € 12.000,- betaald, maar de partijen zijn het niet eens over de totale schadevergoeding.

De kantonrechter heeft in het tussenvonnis van 29 maart 2019 vastgesteld dat de schade die eisers lijden als gevolg van de gedoogplicht moet worden vergoed, maar dat de waardevermindering van de percelen niet automatisch voor vergoeding in aanmerking komt. De rechter heeft de vordering van eisers om de schadevergoeding vast te stellen, uitvoerbaar bij voorraad, toegewezen, maar heeft ook een deskundigenbericht gelast om de hoogte van de schade te bepalen. De rechter heeft daarbij de verschillende schadeposten besproken, waaronder waardedaling van de percelen, inkomensschade, en kosten voor aanpassing van GPS-apparatuur.

De zaak is complex door de betrokkenheid van de Belemmeringenwet Privaatrecht en de vraag of de schade het gevolg is van de gedoogplicht of van het Rijksinpassingsplan. De kantonrechter heeft de verdere beslissing aangehouden totdat de Hoge Raad zich over relevante rechtsvragen heeft uitgesproken. De zaak zal opnieuw worden behandeld na het deskundigenbericht, waarbij partijen de gelegenheid krijgen om hun standpunten over de deskundige en de vragen die aan deze deskundige moeten worden voorgelegd, kenbaar te maken.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 6683713 CV EXPL 18-7220
uitspraak: 29 maart 2019
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:

1.[eiser 1] ,

2. [eiser 2] ,

3.de eenmanszaak

[eiser 3] ,

4.de maatschap
[eiser 4] ,
wonende c.q. gevestigd te Zevenhuizen,
eisers,
gemachtigde: mr. G.J.I.M. Seelen,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TENNET TSO B.V. ,
gevestigde te Arnhem,
gedaagde,
gemachtigden mrs. C.H.R.M. van der Hoeven en M.E. van Dam.
Partijen worden aangeduid als [eisers] en Tennet .

1.Verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 22 februari 2018 met producties;
- de conclusie van antwoord met producties;
- het tussenvonnis van 16 juli 2018 waarin een comparitie van partijen is bepaald;
- de akte met producties van [eisers] ;
- het proces-verbaal van de zitting van 26 oktober 2018.
Ter zitting is deze zaak gecombineerd behandeld met de zaken:
6683594 / CV EXPL 18-7193 [naam 1] tegen Tennet ;
6683652 / CV EXPL 18-7202 [naam 2] tegen Tennet .

2.De feiten

2.1.
[eisers] is eigenaar van de percelen kadastraal bekend gemeente Bleiswijk, sectie A, nummers [perceelnummer 1] , [perceelnummer 2] (akkerbouwland), [perceelnummer 3] en [perceelnummer 4] (beweiding, mestplaatsingsruimte, betalingsrechten et cetera). De percelen [perceelnummer 2] en [perceelnummer 1] vormen één geheel. De percelen worden hierna met het respectieve nummer aangeduid.
2.2.
Tennet heeft plannen ontwikkeld om een hoogspanningsverbinding (verder te noemen de Verbinding) te realiseren tussen Beverwijk en Zoetermeer. In verband daarmee is in 2012 het Rijksinpassingsplan “Randstad 380 kV-verbinding Noordring Beverwijk-Zoetermeer (Bleiswijk)” vastgesteld (verder: het Rijksinpassingsplan). Het Rijksinpassingsplan is onherroepelijk geworden.
2.3.
Om de Verbinding aan te leggen en in stand te houden, moet Tennet kunnen beschikken over (een deel van) de aan [eisers] toebehorende percelen.
2.4.
Omdat tussen [eisers] en Tennet geen overeenstemming is bereikt, heeft Tennet de minister van Infrastructuur en Milieu verzocht aan [eisers] een gedoogplicht op te leggen op grond van artikel 2 lid 5 van de Belemmeringenwet Privaatrecht (hierna: BP). Bij beschikking van 25 mei 2016 heeft de minister aan [eisers] , behoudens het recht op schadevergoeding, de plicht opgelegd tot het gedogen van de aanleg en instandhouding van de Verbinding op percelen [perceelnummer 2] en [perceelnummer 4] en tot het gedogen van de aanleg en instandhouding van (tijdelijke) werkwegen en/of werkterreinen en/of tijdelijke hoogspanningsverbindingen op perceel [perceelnummer 3] (productie 2 bij dagvaarding). Deze beschikking is onherroepelijk geworden.
2.5.
Op grond van de beschikking van 25 mei 2016 wordt van de percelen [perceelnummer 2] en [perceelnummer 4] een gedeelte van 1.22.13 ha belast met een zakelijk recht, waarbij circa 500 m² betrekking heeft op de mastvoet en de direct daarom heen gesitueerde grond.
2.6.
Partijen hebben geen overeenstemming bereikt over de hoogte van de aan [eisers] toekomende schadevergoeding.
2.7.
Tennet heeft op 26 juli 2017 een voorschotbedrag van € 12.000,- aan [eisers] betaald.

3.De vordering

3.1.
[eisers] heeft gevorderd dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, na advisering van te benoemen deskundigen, de hoogte van de aan [eisers] toekomende schadevergoeding wordt vastgesteld, met veroordeling van Tennet in de door [eisers] gemaakte en nog te maken kosten van juridische en deskundige bijstand en het door [eisers] verschuldigde griffierecht.
3.2.
[eisers] heeft zijn vorderingen gebaseerd op artikel 1 juncto artikel 14 BP. [eisers] heeft gesteld dat hij door de aanleg en de instandhouding van de Verbinding schade lijdt, die Tennet aan hem dient te vergoeden. De schade van [eisers] is (zoals uiteengezet in het taxatierapport van ing. P.E. Bakker, verbonden aan Bakker Rentmeesters & Makelaars B.V (hierna: Bakker); productie 6 bij dagvaarding) begroot op:
Waardedaling percelen € 46.406,25;
Inkomensschade (gekapitaliseerd met factor 10) € 11.723,20;
Tijdelijke inkomensschade 2018 € p.m.;
Aanpassingen GPS-apparatuur € 24.512,50;
e. Overige bijkomende schade € p.m.
3.3.
Tennet heeft zich bereid verklaard alle schade te vergoeden die [eisers] als gevolg van de aanleg en instandhouding van de Verbinding op grond van de gedoogplicht lijdt, maar heeft de hoogte van de door [naam 1] gevorderde schade betwist. Voor zover de vordering van [eisers] ziet op perceel [perceelnummer 1] , is hij niet-ontvankelijk, aangezien op dit perceel geen gedoogplicht rust.
Tennet heeft aangevoerd dat de waardedaling van de percelen van [eisers] niet wordt veroorzaakt door de aanleg en instandhouding van de Verbinding maar door het Rijksinpassingsplan. Deze schade komt niet voor vergoeding in aanmerking op grond van artikel 14 BP. Tennet heeft voorts de juistheid van de gevorderde inkomensschade in de vorm van gederfde gewas- en huuropbrengsten betwist.
De door [eisers] gevorderde overige bijkomende schade komt volgens Tennet niet voor vergoeding in aanmerking, omdat nog onzeker is of deze schade zich daadwerkelijk zal voordoen en deze schade onvoldoende is onderbouwd.

4.De beoordeling

4.1.
Uit artikel 1 BP volgt dat Tennet de schade die [eisers] lijdt als gevolg van de aanleg en instandhouding van de Verbinding, moet vergoeden. Het schadebegrip zoals dat in artikel 1 BP is opgenomen, wordt in de rechtspraak ruim uitgelegd. Voor zover [eisers] schade in de zin van de BP lijdt met betrekking tot andere percelen dan de percelen ten aanzien waarvan een gedoogplicht is opgelegd, biedt de BP geen grond voor vergoeding van deze schade. In artikel 1 BP wordt immers het recht op schadevergoeding gekoppeld aan de onroerende zaak waarvan duurzaam of tijdelijk gebruik moet worden gemaakt, met andere woorden: de grond waarvoor de gedoogplicht geldt.
Hierna zullen de verschillende schadeposten die [eisers] heeft opgevoerd, worden besproken.
Waardedaling percelen (€ 46.406,25)
4.2.
[eisers] heeft in totaal een bedrag van € 46.406,25 gevorderd wegens waardedaling van zijn percelen. Dit bedrag is als volgt opgebouwd:
[perceelnummer 1] € 11.250,00
[perceelnummer 3] € 562,50
[perceelnummer 2] € 33.750,00
[perceelnummer 4] € 843,75
4.3.
[eisers] heeft gesteld dat de waardevermindering van zijn percelen het gevolg is van de aanwezigheid van een hoogspanningsmast en de invloed van de hoogspanningsdraden. Deze schade moet op grond van de BP aan hem worden vergoed, aldus [eisers] . Tennet heeft daartegen aangevoerd dat de waardedaling niet wordt veroorzaakt door de aanleg en de instandhouding van de Verbinding op grond van de gedoogplicht, maar door het Rijksinpassingsplan.
4.4.
De Hoge Raad heeft in het verleden (HR 6 december 1963, ECLI:NL:HR:1963:AB3973, HR 22 mei 1970, ECLI:NL:HR:1970:AB5597, HR 2 februari 1979, ECLI:NL:HR:1979:AB7302) meermaals geoordeeld dat schade in de vorm van waardevermindering van grond als gevolg van een opgelegde gedoogplicht uit hoofde van de BP voor vergoeding in aanmerking komt. Het gerechtshof Den Haag heeft zijn arrest van 23 januari 2018 geoordeeld dat voor zover schade het gevolg is van het Rijksinpassingsplan, (exclusief) schadevergoeding kan worden gevorderd op basis van artikel 6.1 Wro en dat voor uitbreiding van de schade tot waardevermindering van de grond als gevolg van het Rijksinpassingsplan in het recht geen steun te vinden is. Ook heeft het gerechtshof geoordeeld dat er geen grond is de schade te begroten aan de hand van of naar analogie aan de Onteigeningswet (hierna: Ow), aangezien er van onteigening geen sprake is. Appellanten hebben cassatie ingesteld van dit arrest. Gelet op de rechtsvragen die thans aan de Hoge Raad zijn voorgelegd, wordt aanleiding gezien het oordeel over de schadevergoeding wegens waardedaling van de percelen van [eisers] aan te houden totdat de Hoge Raad hierover uitspraak heeft gedaan.
4.5.
[eisers] heeft nog aangevoerd dat bij hem het vertrouwen is gewekt dat de kantonrechter volledige schadevergoeding op grond van de BP kan toekennen. Voor zover de door [eisers] aangehaalde documenten afkomstig zijn van Tennet , kan hieruit worden afgeleid dat Tennet zich bereid heeft verklaard tot volledige schadevergoeding op basis van de BP. Hiertoe is zij ook verplicht. In discussie is of de waardevermindering het gevolg is van de gedoogplicht, en aldus valt onder het schadebegrip van de BP, of het gevolg is van het Rijksinpassingsplan. Het beroep op door Tennet gewekt vertrouwen kan op dit moment dan ook niet zonder meer leiden tot toewijzing van de schadevergoeding wegens waardedaling van de percelen.
Inkomensschade (€ 11.725,20) en tijdelijke inkomensschade 2018 (p.m.)
4.6.
Beide partijen hebben taxatierapporten overgelegd waarin de inkomensschade is getaxeerd. Aangezien partijen de juistheid van elkaars taxatierapporten betwisten, ziet de kantonrechter aanleiding om een deskundigenbericht te gelasten. Hierbij volstaat benoeming van één taxateur, aangezien niet is gebleken van omstandigheden die maken dat taxatie van de (tijdelijke) inkomensschade bijzonder ingewikkeld zal zijn voor een ter zake deskundige.
4.7.
Bij de berekening van de inkomensschade door de deskundige moeten de volgende uitgangspunten in acht worden genomen:
- uitgegaan moet worden van het concrete verlies aan gewasopbrengsten (dus niet van gemiddelden) van de percelen van [eisers] waarop de gedoogplicht rust als gevolg van de werkzaamheden, verminderd met de bespaarde kosten;
- uitgegaan moet worden van het aantal hectare dat daadwerkelijk ingezaaid kan worden, rekening houdend met sloten, erven en paden;
- rekening moet worden gehouden met de extra kosten wegens “lastiger werken” en eventuele extra kop- en wendakkers;
- rekening moet worden gehouden met de inkomensschade als gevolg van de (tijdelijke) belemmeringen op perceel [perceelnummer 3] .
4.8.
Partijen wordt voorts in overweging gegeven de te benoemen deskundige ook te vragen de waardedaling van de percelen waarvoor de gedoogplicht geldt te taxeren, voor het geval uit het door de Hoge Raad te wijzen arrest zal volgen dat Tennet deze schade aan [naam 1] moet vergoeden.
4.9.
Partijen zullen in de gelegenheid worden gesteld om zich uit te laten over het specialisme van de te benoemen deskundige en over de aan de deskundige voor te leggen vragen. Indien partijen zich wensen uit te laten over de persoon van de te benoemen deskundige, dienen zij daarbij aan te geven over welke deskundige zij het eens zijn, dan wel tegen wie zij gemotiveerd bezwaar hebben. De zaak zal hiertoe naar de rol worden verwezen.
4.10.
Vast staat dat Tennet gehouden is de schade van [eisers] als gevolg van de aanleg en instandhouding van de Verbinding aan hem te vergoeden. Onder deze omstandigheid wordt aanleiding gezien af te wijken van de hoofdregel van artikel 195 Rv en zal Tennet worden opgedragen het nader te bepalen voorschot van de deskundige te betalen.
Aanpassing GPS-apparatuur (24.512,50 )
4.11.
[eisers] heeft gesteld dat bij gebruik van de huidige GPS-apparatuur, die zorgt voor de besturing van diverse landbouwmachines, storingen optreden als gevolg van de aanwezigheid van de hoogspanningsverbinding. [eisers] heeft niet onderbouwd dat er sprake is of zal zijn van storingen en dat dit tot gevolg heeft dat hij hierdoor extra kosten moet maken. Tennet heeft een notitie van 10 februari 2017 overgelegd (productie 3 bij conclusie van antwoord) waarin haar beleid ten aanzien van (schade bij) werken met GPS-apparatuur in de nabijheid van een Verbinding is opgenomen. Uit de inhoud van deze notitie kan worden afgeleid dat niet altijd sprake zal zijn van storingen in de GPS-apparatuur bij hoogspanningslijnen. Op dit moment is onduidelijk of [eisers] daadwerkelijk schade zal lijden in de vorm van hogere kosten door storingen en of eventuele extra kosten redelijk zijn, gelet op de maatstaven waaraan up-to-date apparatuur redelijkerwijs moet voldoen. Daarom ziet de kantonrechter aanleiding om aan de te benoemen deskundige ook de vraag voor te leggen of er sprake is van concrete storingen in de GPS-apparatuur die op de percelen van [eisers] wordt gebruikt en zo ja, wat de schade is die [eisers] hierdoor lijdt. De deskundige dient daarbij rekening te houden met mogelijke belemmeringen die al bestaan vanwege het nabij gelegen vliegveld.
Overige bijkomende schade (6 x p.m.)
4.12.
[eisers] heeft tevens vergoeding gevorderd van kosten voor aanpassing van de drainage, herstel van dammen et cetera, kosten wegens bodemverontreiniging, kosten voor herstel van de structuur van de grond, deskundigenkosten en juridische kosten en belastingschade.
Kosten herstel drainage en dammen etc., eventuele bodemverontreiniging, herstel structuur grond
4.13.
Op de zitting van 26 oktober 2018 heeft Tennet zich bereid verklaard de drainage op haar kosten te laten controleren, zo nodig te herstellen, na twee jaar te laten controleren en eventueel te herstellen door het bedrijf Barth Drainage. [eisers] heeft zich hiermee akkoord verklaard. Gelet op deze afspraken en aangezien op dit moment niet vaststaat of er schade is of zal worden toegebracht, zal de vordering voor zover deze betrekking heeft op schade aan de drainage bij eindvonnis worden afgewezen.
4.14.
[eisers] heeft voorts niet gesteld dat schade is opgetreden aan dammen et cetera, zodat de p.m.-posten hiervoor, zoals opgenomen in het rapport van Bakker, evenmin voor toewijzing in aanmerking komen op dit moment.
4.15.
Voor zover er sprake is van bodemverontreiniging, veroorzaakt door Tennet bij de werkzaamheden in het kader van de aanleg en instandhouding van de Verbinding, dient Tennet de schade als gevolg hiervan aan [eisers] te voldoen. [eisers] heeft echter onvoldoende gesteld om vast te kunnen stellen dat sprake is van bodemverontreiniging. De enkele mogelijkheid van verontreiniging omdat er voertuigen over het land hebben gereden, is onvoldoende om nu al een oordeel over eventuele schade te geven.
4.16.
Bakker heeft in zijn rapport voorts een p.m.-post opgenomen voor herstel van de structuur van de grond na de werkzaamheden. Ook ten aanzien van deze post heeft [eisers] onvoldoende gesteld om op dit moment al tot toewijzing over te kunnen gaan.
Deskundigenkosten en kosten voor juridische bijstand
4.17.
Op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b BW komen redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid voor vergoeding in aanmerking. De kosten voor het laten opstellen van een deskundigenbericht komen voor vergoeding in aanmerking, voor zover deze kosten redelijk zijn te achten. [eisers] heeft bij akte een urenverantwoording van Bakker overgelegd over de periode van 17 oktober 2014 tot en met 13 juni 2018, van in totaal 256,5 uren (productie 4a bij akte). Tennet heeft nog niet kunnen reageren op dit kostenoverzicht en zal hiertoe alsnog in de gelegenheid worden gesteld.
4.18.
Op grond van artikel 6:96 lid 2 sub c BW komen redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte voor vergoeding in aanmerking. In deze zaak is van belang dat Tennet op grond van de BP in beginsel alle schade van [eisers] als gevolg van de aanleg en instandhouding van de Verbinding dient te vergoeden. [eisers] heeft bij akte declaraties van zijn gemachtigde overgelegd ten bedrage van in totaal € 23.146,08 inclusief btw (productie 4b bij akte). Tennet heeft nog niet kunnen reageren op dit kostenoverzicht en zal hiertoe nog in de gelegenheid worden gesteld.
4.19.
[eisers] heeft ten aanzien van de juridische kosten verwezen naar artikel 50 van de Ow. Zoals hiervoor is overwogen, ligt de vraag of bij de vaststelling van de schade als gevolg van de gedoogplicht aansluiting kan worden gezocht bij de Ow – welke vraag het gerechtshof Den Haag in zijn arrest van 23 januari 2018 ontkennend heeft beantwoord – nu bij de Hoge Raad. De verdere beslissing over de juridische kosten wordt dan ook aangehouden totdat de Hoge Raad hierover uitspraak heeft gedaan.
Belastingschade
4.20.
Bakker heeft in zijn taxatierapport belastingschade als p.m.-post opgenomen. [eisers] heeft op geen enkele manier gespecificeerd en onderbouwd op welke manier hij belastingschade lijdt, zodat deze post thans niet voor vergoeding in aanmerking komt. Dit laat onverlet dat als in de toekomst belastingschade optreedt als gevolg van de aanleg en instandhouding van de Verbinding, [eisers] dit op grond van de BP alsnog van Tennet kan vorderen.
4.21.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De kantonrechter:
bepaalt dat de zaak weer op de zal komen van
23 april 2019voor het nemen van een akte door beide partijen waarin zij zich uitlaten over het aangekondigde deskundigenbericht (rechtsoverwegingen 4.6 tot en met 4.9 en 4.11);
5.1.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C. Halk en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
424